Het soloconcerto, verscheen net als de sonate en de symfonie, voor het eerst aan het begin van de 18de eeuw in Italië en verspreidde zich over vijf generaties violisten/componisten over heel Europa. Deze 10 cd box bevat een onmisbare bloemlezing van Italiaanse vioolconcerti, gecomponeerd door de derde generatie, Vivaldi, Bonporti, Locatelli, Tartini, Lolli en Nardini, een lid van de vijfde generatie, Giovanni Battista Viotti, en Rolla en Paganini.
De benaming ‘concerto’ werd voor het eerst gebruikt in 1602 door de franciscaan, Lodovico Grossi da Viadana (foto), in zijn “Concerti Ecclesiastici”, motetten voor vocale partijen en orgel, de eerste publicatie van kerkmuziek met basso continuo. Deze muziekvorm, ontstaan uit de canzone van Frescobaldi en Giovanni Gabrieli, groeide o.a. bij Salomone Rossi, Biagio Marini en Tarquinio Merula, rond 1637, uit tot de ‘sonata da chiesa’ of triosonate met basso continuo. Giovanni Battista Bassani in zijn “Affetti musicali”, en Giuseppe Torelli waren de scheppers van het instrumentaal ‘concerto da camera’.
De door hen gebruikte bezetting, twee violen en een baslijn, tussen 1692 en 1709, werd later door Corelli, Geminiani, Vivaldi en anderen ontwikkeld, en werd ook toegepast door Bach en Händel. Het soloconcerto ontwikkelde zich in de barokperiode vanuit het concerto grosso, waarbij een solistengroep of concertino concerteerde t.o.v. het instrumentaal ensemble of ripieno, en bood de solist de mogelijkheid om zijn virtuoze techniek te etaleren.
Het Soloconcerto is omstreeks 1700 in Italië ontstaan en werd door leerlingen van Corelli (foto) en door Vivaldi ontwikkeld. Hun nieuwe concertostijl werd door componisten in heel Europa nagevolgd en na jaren van weerstand tegen al wat Italiaans was, volgden in de jaren 1720 zelfs de Fransen. Met name Vivaldi’s concerti werden regelmatig uitgevoerd op de Concerts Spirituels, toen de belangrijkste publieke/openbare concerten in Parijs. Daar speelde de violist Jean-Marie Leclair vaak zijn Sonaten en zijn composities begonnen een toename van Italiaanse invloed te vertonen.
De eerste cd is gewijd aan Antonio Vivaldi (foto), wiens soloconcerti het best zijn levendige creativiteit tot uitdrukking brachten en het genre van viool, strijkers en basso continuo-concerti, in heel Europa bekendheid gaven. De volgende cd’s bevatten muziek gecomponeerd door Vivaldi’s volgers die hun eigen persoonlijke stem wilden vinden. Sommige componisten zoals Locatelli, Tartini en Paganini waren voorbestemd om over de hele wereld beroemd te worden, terwijl anderen minder bekend werden, maar wel duidelijk hun stempel drukten in het muzikale veld, dankzij hun unieke stijl, bestaande uit expressieve vrijheid, instrumentale levendigheid en formele duidelijkheid die later de iconische Italiaanse stijl definieerde. De laatste twee cd’s bevatten muziek gecomponeerd door Niccolò Paganini (foto), wiens gedurfde en onbereikbare virtuositeit het genre naar zijn absoluut hoogtepunt bracht.
Gedurende de 18de eeuw was het lot van veel Italiaanse componisten om te emigreren. Deze componisten kwamen dan in dienst van prestigieuze, buitenlandse hoven. Ze ontwikkelden elk de ‘Italiaanse stijl’, gebaseerd op hun eigen smaak of die van het land waar ze hun toevlucht hadden gezocht. In het bijzonder exporteerden de Italianen hun melodische elegantie en een bepaald soort van individualisme, geërfd van de Italiaanse opera en van de Italiaanse, instrumentale virtuozen. Elke componist creëerde zijn eigen stijl of klankidioom.
De Italianen verhuisden naar verschillende Europese landen op zoek naar een beter bestaan. Soms was dit definitief, zoals in het geval van Michele Mascitti, die in Parijs bleef tot zijn overlijden in 1760, of tijdelijk, zoals in het geval van Baldassarre Galuppi, die Venetië twee keer verliet, om Londen en het hof van Catherine de Grote in Petersburg te bezoeken. Ook was de verhuizing niet altijd synoniem voor succes. Dit was bv. het geval met Antonio Vivaldi. Hij trok naar Wenen om er zijn fortuin te zoeken, maar overleed er in armoede. Daarentegen was Pietro Locatelli (foto) in Amsterdam, heel succesvol als componist en als vioolvirtuoos.
Men koos voor vioolconcerti van Antonio Vivaldi (1678-1741), Francesco Antonio Bonporti (1672-1749) (de andere priester/violist) (foto), Pietro Antonio Locatelli (1695-1764), Giuseppe Tartini (1692-1770), Pietro Nardini (1722-1793) (foto) (leerling van Tartini), Antonio Lolli (1725-1802) (foto) (solo-violist van het Stuttgarter hoforkest), Niccolò Paganini (1782-1840), Alessandro Rolla (1757-1841) (foto) (leraar van Paganini), en Giovanni Battista Viotti (1755-1824) (werkzaam in Londen).
De temperamentvolle, Italiaanse orkesten en topviolisten zijn Modo Antiquo o.l.v. Federico Maria Sardelli met Anton Martynov, Accademia I Filarmonici & Alberto Martini (bespeelt een Gagliano uit Napels, 1766), Reale Concerto met Luca Fanfoni, L’Arte dell’Arco met Federico Guglielmo en Carlo Lazari, Orchestra da Camera Milano Classica o.l.v. Mauro Rossi, Orchestra da Camera del Conservatorio di Mantova met Paolo Ghidoni, Symphonia Perusina o.l.v. Franco Mezzena en Teatro Carlo Felice o.l.v. Massimo Quarta. Heel, heel bijzonder. Een sublieme uitgave!
Italian Violin Concertos Vivaldi Bonporti Locatelli Tartini Lolli Nardini Rolla Viotti Paganini diverse uitvoerders 10 cd Dynamic CDS7861