“Jauchzet, frohlocket!”. Voor veel mensen maken de inleidende trompet en pauken van het kerstoratorium net zo goed deel uit van Kerstmis als de feestelijke maaltijd op eerste kerstdag. De beroemde zes cantates van Johann Sebastian Bach, hier gezongen door een jongenskoor, behoren ongetwijfeld tot de populairste en bekendste muziekwerken aller tijden.
Voor velen zou de kerstvakantie niet compleet zijn zonder het klinkend tromgeroffel en trompetfanfare die Bachs “Oratorium auf die Heilige Weynacht” opent. Sinds het voor het eerst werd uitgevoerd door de Thomaskantor tussen Kerstdag in 1734 en Epifanie 1735, in de twee belangrijkste kerken van St. Thomas en St. Nikolai in Leipzig, is het zesdelig, muzikaal meesterwerk, een hoeksteen van de identiteit en het muzikaal erfgoed van de stad geworden. De hier gepresenteerde uitvoering, geleid door Bachs 17de opvolger, Gotthold Schwarz, samen met het Thomanerchor en het Gewandhausorchester Leipzig, bevat gerenommeerde solisten, waardoor men de feestelijke grandeur kan ervaren van wat velen beschouwen als de belichaming van kerstmuziek in zijn meest oorspronkelijke gedaante. De uitvoerders/solisten zijn nl. Patrick Grahl (tenor), Elvira Bill (alt), Klaus Häger (bas), Markus Schäfer (tenor) en Dorothee Mields (sopraan).
Bach componeerde zijn “Oratorium Tempore Nativitatis” voor de periode van Kerst 1734 tot en met Driekoningen 1735. De teksten ontleend aan het Lucas Evangelie en het Evangelie volgens Mattheüs, werden waarschijnlijk samengesteld door librettist Picander, pseudoniem van Christian Friedrich Henrici. Bach componeerde zijn oratorium naar het voorbeeld van de “Weihnachtshistorien” van Sebastian Knüpfer (“Von Himmel hoch da komm ich her”) en Johann Schelle (“Actus musicus auf Weyh-Nachten”). Een aanzienlijk aantal delen van het Kerstoratorium maakte gebruik van de tekst van eerder gecomponeerde wereldlijke cantaten, Tönet, ihr Pauken! Erschallet, Trompeten! (BWV 214), Felicitatiecantate voor de Verjaardag van Keurvorstin-Koningin Maria Josepha in december 1733, Laßt uns sorgen, laßt uns wachen. Herkules auf dem Scheidewege (BWV 213), cantate voor de verjaardag van de Keurprins Friedrich Christian in september 1733, een verloren geestelijke cantate (BWV 248a) voor een niet bekende bestemming (daaruit de oratoriumdelen 54, 56, 57, 61-64), Preise dein Glücke, gesegnetes Sachsen (BWV 215) (hieruit het oratoriumdeel 47), een verloren cantate (hieruit het oratoriumdeel 51) en Lasset uns nun gehen gen Bethlehem en Wo ist der neugeborne König zijn mogelijk bewerkingen van Ja nicht auf das Fest en Pfui dich uit de (verloren gegane) Markus-Passion uit 1731.
De eerste vier delen van het oratorium zijn dus vooral gebaseerd op de drie wereldlijke cantaten, het vijfde deel is vrijwel helemaal origineel en het zesde deel is op een enkele, verloren gegane kerkcantate gebaseerd. Door het gebruik van Bijbelse passages en van een Evangelist-verteller, sloot Bachs Kerstoratorium aan bij de traditionele Lutherse historia en de passie-oratoria. De zes delen waaruit het oratorium bestaat, bestemd voor de zes feestdagen tussen Kerst en Driekoningen, vervingen de cantaten die anders uitgevoerd werden.
De muziekstijl volgde drie verschillende soorten teksten, het Bijbelse woord, koraalverzen en vrije teksten. Het Bijbelse woord wordt door de Evangelist (een tenorpartij) secco gezongen, als een recitatief, begeleid door alleen continuo akkoorden. Ander gesproken woord is niet in seccovorm. Zo begint de engel (sopraan) zijn verkondigende woorden in deel twee (Fürchte euch nicht) met een door violen begeleid recitatief, wat het belang van de mededeling beklemtoont, maar het vervolg van de verkondiging door de Evangelist is dan weer een secco-recitatief. In deel vijf begint de Evangelist in secco-stijl, maar de oudtestamentische woorden van de profeten: “Und du Bethlehem”, worden arioso uitgevoerd.
De vrije teksten zijn getoonzet als recitatieven, aria’s en koren. Bach benadrukt het meditatieve, beschouwelijk karakter van de recitatieven door de accompagnato-stijl. De aria’s hebben elk hun eigen karakter, virtuoos in Schließe, mein Herze, krachtig in Großer Herr, o starker König, dansant in Bereite dich Zion en Nur ein Wink von seinen Hände en met fugawerking in Ich will nur dir zu Ehren leben. De koren op vrije teksten zijn eveneens ofwel levendig en concertant (Jauchzet, frohlocket; Fallt mit Danken; Ehre sei dir, Gott, gesungen), dansant (Herrscher des Himmels) of met fuga-elementen (Herr, wenn die stolzen Feinde schnauben).
Het St. Thomas Koor Leipzig of Thomanerchor Leipzig, opgericht in 1212, is één van de beroemdste en meest prestigieuze jongenskoren ter wereld. Het Jongenskoor (“Die Thomaner”) is het oudste cultureel etablissement in de stad Leipzig. De markgraaf van Meißen, Dietrich, (der Bedrängte) von Meißen, stichtte in 1212 de abdij van St. Thomas volgens de regel van Augustinus, het “Augustiner-Chorherrenstift zu St. Thomas”. Aan het klooster was een school verbonden met het doel, priesters op te leiden.
De musica sacra heeft 800 jaar lang alle politieke, gemeentelijke, religieuze en onderwijskundige controverses overleefd en heeft het verleden van het koor vorm gegeven. Door de invloed van de vele St. Thomas Cantors, onder wie de beroemdste, Johann Sebastian Bach (Thomas Cantor 1723-1750), werden de stad Leipzig en de St. Thomas kerk, hét centrum van protestantse kerkmuziek. Bach was daarenboven als Thomascantor verantwoordelijk voor de muziek in de beide hoofdkerken van Leipzig, zowel de Thomaskerk als de Nikolaikerk.
In de Thomaskerk treden het Thomanerchor en het Gewandhausorkest geregeld op. Vrijdags om 18.00 uur en zaterdags om 15.00 uur in een motet en zondags in de eredienst om 9.30 uur. Bij bijzondere gelegenheden en op feestdagen worden in de Thomasconcerten overwegend werken van Johann Sebastian Bach en Felix Mendelssohn Bartholdy uitgevoerd. In deze kerk beleefden veel werken van Johann Sebastian Bach hun première. Van 1723 tot 1750 dirigeerde Johann Sebastian Bach nl. dit koor. Toen naderhand Bachs werken in Leipzig in vergetelheid geraakt waren, nam Mendelssohn het initiatief ze opnieuw uit te voeren. Daarmee ontstond de beroemde Bach traditie in Leipzig.
Tegenwoordig bestaat het koor uit 92 jongens, die 9 tot 18 jaar oud zijn. Toen Johann Sebastian Bach het koor dirigeerde, bestond het uit slechts 16 jongens. De leden, die “Thomaner”, genoemd worden, wonen in een kostschool, het Thomasalumnat, en zitten op de Thomasschule, een gymnasium waar ze een talenpakket aangeboden krijgen met de nadruk op muzikale vorming. De jongste leden bezoeken een basisschool. De St. Thomas kerk is de thuisbasis van het jongenskoor, een koor rijk aan traditie, dat zich inzet om het rijk muzikaal erfgoed voort te zetten. Sinds 2016 is Gotthold Schwarz (foto) uit de Schumann stad Zwickau, hun cantor.
De Duitse bas-bariton zanger en dirigent, Gotthold Schwarz (°1952) (foto), de zoon van de cantor van de St. Paul-kerk in Zwickau, begon zijn loopbaan als lid van het Thomanerchor. Hij is nu de 17de Thomaskantor, na Johann Sebastian Bach. Schwarz heeft met het koor samengewerkt in verschillende functies. Na het afronden van een kerkmuziekopleiding in Dresden studeerde hij aan de Hochschule für Musik “Felix Mendelssohn Bartholdy” in Leipzig, stem, bij Gerda Schriever, orgel, bij Wolfgang Schetelich en Hannes Kästner, en directie bij Max Pommer en Hans-Joachim Rotzsch. Later studeerde hij privé bij Peter Schreier, Hermann Christian Polster en Helmuth Rilling.
Na zijn afstuderen werkte hij als cantate- en oratoriumzanger. In 1979 werd hij door Hans-Joachim Rotzsch aangesteld als vocale coach en plaatsvervangend en interim-cantor van het Thomanerchor. In 2011 diende hij als interim-dirigent voor Georg Christoph Biller. Schwarz zong met dirigenten zoals John Eliot Gardiner, Philippe Herreweghe, Peter Schreier, Martin Haselböck, en met ensembles waaronder het Gewandhausorchester en de Dresdner Kreuzchor. Hij trad op tijdens de Salzburger Festspiele, de Musikverein in Wenen en in de VS, Finland en Japan. Hij nam verschillende Bach-cantates op met Gardiner als onderdeel van de “Bach Cantata Pelgrimage”. Met het Thomanerchor onder leiding van Biller nam hij Bachs cantates “Es erhub sich ein Streit”, BWV 19, “Gott der Herr ist Sonn und Schild”, BWV 79 en “Ein feste Burg ist unser Gott”, BWV 80, de h-moll Messe, en de Vox Christi in de Johannes Passion op. Ook nam hij de solocantates voor bas BWV 56, 82 en 158 van Bach op met het Thomanerchor, o.l.v. Michael Schneider en zijn orkest “La Stagione”.
Schwarz richtte zijn eigen ensembles “Concerto Vocale Leipzig” op in 1984 en het “Sächsisches Barockorchester” in 1990. Als gastdirigent werkte hij met het koor en orkest van het Gewandhaus. In 1993 richtte hij met de gambist Siegfried Pank en organist Hans Christoph Becker-Foss, een baroktrio op, om voornamelijk muziek van de Bach-familie uit te voeren. Schwarz is sinds 1986 docent aan de Hochschule für Musik “Felix Mendelssohn Bartholdy” en woont in Leipzig. Hij was in 2004 jurylid van de internationale Johann Sebastian Bach-wedstrijd en in 2016 werd hij geselecteerd als Thomaskantor voor de periode tot 2021.
J.S. Bach Christmas Oratorio Thomanerchor Gewandhausorchester Leipzig Gotthold Schwarz 2 cd Accentus Music ACC30469