Yannick Nézet-Séguin leidde het Philadelphia Orchestra bij de opname van Mahlers Symfonie nr. 8 voor Deutsche Grammophon. Dirigent en orkest, vergezeld door uitstekende solo- en koorpartners, voerden de symfonie uit ter ere van het honderdjarig bestaan van de Amerikaanse première, in de Verizon Hall van het Kimmel Center for the Performing Arts aan Broad Street in Center City, Philadelphia. Het geheel werd opgenomen door Deutsche Grammophon. In zijn negen symfonieën creëerde Gustav Mahler (1860-1911) een heel eigen, sonore wereld voor zichzelf, en een nieuwe voor zijn luisteraars. Meer dan welke andere componist wilde hij in zijn symfonisch oeuvre tot in de diepste diepten van de levenscirkel, de eeuwige cyclus van groei en verval, binnendringen en deze verklanken. Ten tijde van de 8ste symfonie (1906-1907) had zijn 20 jaar jongere vrouw, Alma, echter een stiekeme verhouding met een andere man, de jonge architect, Walter Gropius. Die kon haar, zo meende ze, de liefde en aandacht geven die ze wou, liefde en aandacht die Mahler haar door zijn complexe, eigenzinnige en starre houding en levenswandel, niet kon geven. Door een ongelukkig toeval belandde een brief van de geheime minnaar aan Alma echter in handen van de componist. Mahler was met stomheid geslagen en wilde er alles aan doen om hen uit elkaar te drijven. Zijn enig middel om de situatie te verwerken en er over heen te komen, was echter het componeren van een gigantisch, hemelbestormend werk. Het resultaat was de achtste symfonie, bedoeld als dé ultieme liefdesverklaring aan zijn vrouw, zijn “Höchste Herrscherin der Welt, Ohnegleichen”, in een vergeefse poging haar hart opnieuw te winnen.
Gustav Mahler componeerde zijn gigantische achtste symfonie in de zomer van 1906, in een periode van nauwelijks acht weken. “Ik zag het hele stuk direct voor mijn ogen, en hoefde het alleen maar op te schrijven alsof het aan mij werd gedicteerd,” rapporteerde Mahler later aan zijn biograaf. Bij de eerste uitvoering in 1910 werd het nieuw werk aangekondigd als de “Sinfonie der Tausend”, een symfonie rond de thema’s van verlossing door de kracht van liefde.
Bij de première op 12 september 1910 in München (foto) waren in totaal meer dan 400! solisten, orkestmusici en koorzangers aanwezig, en die uitvoering, die Mahler overigens zelf dirigeerde, werd bijgewoond door vele (beroemde) collega-dirigenten en -componisten zoals Bartók, Berg, Saint-Saëns en vele anderen, en was het allergrootste, artistiek succes dat Mahler bij leven gekend heeft. Uitvoerders waren toen het toenmalig Orchester des Konzertvereins München, de huidige Münchner Philharmoniker, het koor Riedel-Verein uit Leipzig, de Wiener Singverein, en wel 350! leerlingen van de „Zentral-Singschule“ in München, vormden het kinderkoor.
In het Erster Teil – Hymnus “Veni Creator Spiritus” op de 9de eeuwse hymne, “Veni Creator Spiritus”, horen we de volledige en enorme bezetting, bestaande uit een reusachtig groot orkest met extra koperblazers en slagwerk, orgel, drie gemengde koren, twee jongenskoren, en drie sopranen, twee alten, tenor, bariton en bas als vocale solisten. In tegenstelling tot zijn andere vocale symfonieën, waar vocalen slechts in één of twee delen voorkwamen en als extra aanvulling dienden, vormden ze in dit werk de essentie en de basis. Alle solisten zingen in dit eerste deel mee. Het begint en eindigt volumineus en vooral het slot “Gloria sit patri”, is indrukwekkend.
Het Zweiter Teil – Schlußzene aus “Faust”, is gebaseerd op de slotscène uit “Faust” van Goethe. Het begint instrumentaal en mysterieus en na de zachte, voorzichtige inzet van het koor, beginnen de solostemmen om beurten het verhaal te vertellen, in afwisseling met de koren. De kinder- dan wel jongenskoren komen daarna stilaan nadrukkelijker op de voorgrond. Het deel, dat ongeveer 45 tot 55 minuten duurt, ontvouwt zich bijna als een opera-achtig geheel. Het slot van dit deel, het magistraal “Chorus Mysticus – Alles Vergängliche ist nu rein Gleichnis”, is de verklanking en het sonoor bewijs van die ene onzichtbare, onvoorstelbare en alomtegenwoordige scheppingskracht, die de altijd maar weer deelbare, maar tegelijk nimmer ophoudende vergroting is van die ene oerkracht, die ooit de aanzet was om het scheppingsproces in dimensies en proporties op gang te brengen, die het menselijk bevattingsvermogen te boven gaan, maar die in het brein van het scheppend genie, aanschouwelijk worden.
“Een eeuw na de Amerikaanse première (foto) is het nog steeds een evenement wanneer een orkest de achtste symfonie van Mahler uitvoert,” vertelt Nézet-Séguin, sinds mei 2018, exclusieve Deutsche Grammophon-artiest. “We hadden de kans om na te denken over wat er in die honderd jaar gebeurd was, en gingen terug naar het tijdperk, rond het begin van de twintigste eeuw, toen het Philadelphia Orchestra de top bereikte door zulke iconische stukken te verdedigen. Mahler Eight is imposant, indrukwekkend, het is een ongelooflijk werk. Wat we natuurlijk in de eerste plaats willen horen is ons geweldig orkest, zoals bij elke Mahler-symfonie, maar het was even belangrijk om voor de vocale casting de juiste partners te hebben die bij hen pasten. We hadden het geluk te kunnen beschikken over de crème de la crème”.
De uitvoerders/vocale solisten zijn nl. Angela Meade (Magna Peccatrix, sopraan I), Erin Wall (Una Poenitentium, sopraan II), Lisette Oropesa (Mater Gloriosa, sopraan III), Elizabeth Bishop (Mulier Samaritana, alt I), Mihoko Fujimura (Maria Aegyptiaca, alt II), Markus Werba (Pater Ecstaticus, bas-bariton), John Relyea (Pater Profundus, bas), en Anthony Dean Griffey (Doctor Marianus, tenor), met het American Boychoir, de Choral Arts Society of Washington, het Westminster Symphonic Choir, en het Philadelphia Orchestra, het geheel o.l.v. Yannick Nézet-Séguin. Koorleiders zijn Joe Miller, Scott Tucker en Fernando Malvar-Ruiz, en Michael Stairs speelt orgel.
Toen Leopold Stokowski in maart 1916 in de Academy of Music in Philadelphia, de Amerikaanse première dirigeerde met het Philadelphia Orchestra, deed hij dat samen met meer dan duizend collega-artiesten. Honderd jaar later, bijna op de dag, pakte Yannick Nézet-Séguin het podium van het huidige huis van het Philadelphia Orchestra in, met meer dan vierhonderd zangers en instrumentalisten, “die zoveel geluid maakten als de Verizon Hall van het Kimmel Center (foto) kon verdragen”, schreef criticus David Patrick Stearns in zijn recensie voor The Philadelphia Inquirer. “Certainly,” zo ging hij verder, “the experience was sublime, transcendent, all the ultra-superlative things one saves for a piece like this”.
De voor Mahler zo typische, uitgesproken Wagneriaanse, zachte en intiem-lyrische momenten, bv. vanaf “Jene Rosen aus den Händen” door de engelen t.e.m. “Dir der Unberührbaren” door het koor in het tweede deel, (Tracks 15-22), worden door Yannick Nézet-Séguin op de meest intense wijze uitgevoerd. De lieflijke, mysterieuze en plechtige momenten interpreteert hij met even veel diepte en inlevingsvermogen. In combinatie met de kracht waarmee hij de massale, overweldigende passages dirigeert, is deze uitvoering een onvergetelijk, transcendent moment om nooit nog te vergeten. Angela Meade (Magna Peccatrix, sopraan I) en Erin Wall (Una Poenitentium, sopraan II) brengen de handelingen van zonde en boete met hun hemelse stemmen naar paradijselijke hoogten. Letterlijk. En dit alles…live! Met duizend- duizendmaal dank. Bovenmenselijk mooi, magistraal! Voor geen geld ter wereld te missen!
De première was op 12 september 1910. Mahler overleed op 18 mei 1911. Hij was 51 jaar oud. Alma Maria Schindler overleed in 1964. Ze was 85 jaar oud. Walter Gropius overleed in 1969. Hij was 86 jaar oud.
Mahler Symphony No. 8 Philadelphia Orchestra . Yannick Nézet-Séguin cd Deutsche Grammophon 483 7871