Het boek geeft een ongekend, intiem beeld van het levensgevaarlijk werk van de illegaliteit in Amsterdam tijdens WO II, onder anderen over degenen die vanuit verzetshuis Michelangelostraat 36-I opereerden. Het bevat niet eerder vertelde belevenissen en verhalen van hen die tijdens de oorlog in het verzet zaten, gebaseerd op unieke gesprekken met de laatst levenden.
Decennialang ging oud-journalist Harry van Wijnen dagelijks om met collega’s en vrienden die in de oorlog in het verzet hadden gezeten, iets waarover ze vrijwel nooit spraken. Nu ontrukt hij, op basis van unieke gesprekken met de laatst levenden en andere bronnen, hun indrukwekkende belevenissen aan de vergetelheid. In ‘De geldjas’ van Max Nord (foto) laat Van Wijnen zien hoe jonge schrijvers, drukkers, schilders, grafici, journalisten en anderen – mannen en vrouwen – de beslissing namen om in het diepste geheim en met gevaar voor hun leven weerstand te bieden tegen de bezetter van hun land. Hij vertelt over het verzetshuis op de Michelangelostraat 36-I in Amsterdam, waar mensen als Bob Uriot voor een netwerk van onderduikers zorgden en Fritz Kahlenberg (foto) en Tonny van Renterghem op zolder het initiatief namen voor het beroemd fotografenproject “De ondergedoken camera”.
Hij beschrijft welk levensgevaarlijk en cruciaal werk koeriersters als Carla Gosschalk, Toussie Salomonson en Heleen Kuyper verrichtten. Hij doet uit de doeken hoe de Persoons Bewijzen Centrale van Gerrit van der Veen en drukker Frans Duwaer honderden mensen het leven redde, wie de mysterieuze ‘Albert’ was die uit handen van de nazi’s wist te blijven, hoe Parool-journalist Max Nord met zijn ‘geldjas’ dagelijks loonzakjes voor de illegaliteit vervoerde, wat het tragische lot was van de anti-Duitse rechercheur Piet Elias en nog veel meer. Zo ontstaat een ongekend intiem beeld van de illegaliteit, een klein monument voor degenen die in opstand kwamen tegen de Duitsers.
Vrijwel alle illegalen die in dit boek figureren, gebruikten een schuilnaam; sommigen gebruikten er meer dan één. Wim van Norden, een van de leiders van het illegale Parool, had er vijf. Dat betekende in zijn geval: vijf persoonsbewijzen, voor elke schuilnaam één. Herman Sandberg, die zowel voor Het Parool werkte als voor de Persoonsbewijzencentrale (PBC), voerde in de eerste kring de schuilnaam ‘Karel’ en in de tweede kring ‘Jeroen’. Om veiligheidsredenen werden de eigennamen zo weinig mogelijk gebruikt. Veel illegalen kenden elkaar alleen bij hun schuilnaam. Gerrit van der Veen heette afwisselend ‘Dick’ en ‘Bolhoed’. De laatste hield verband met de vermomming die hij soms gebruikte. Zelfs binnen de groep wisten maar enkelen dat hij beeldhouwer Van der Veen was. Walraven van Hall was in zijn verzetscontacten uitsluitend bekend onder de schuilnaam ‘Van Tuyl’. Bij zijn arrestatie wist de Sicherheitsdienst niet wie achter die naam schuilging. Pas door de praatzucht van een medegedetineerde in het Huis van Bewaring, die Walraven van Hall kende, kwamen de Duitsers erachter dat ze een van de topfiguren van het verzet in handen hadden.
Velen hadden directe dan wel indirecte banden met de organisatie van de charismatische verzetsleider, de beeldhouwer, Gerrit van der Veen (foto), die zich al sinds het begin van de bezetting toelegde op het vervaardigen van valse persoonsbewijzen voor ondergedoken joden, en zijn collega-kunstenaars opriep de verplichte aansluiting bij de nationaalsocialistische Kultuurkamer te boycotten.
Dit boek bevat geen integrale geschiedenis van Van der Veens Persoonsbewijzencentrale, maar gaat in het bijzonder over de verrichtingen van de verzetskernen in de Michelangelostraat 35 en 36 in Amsterdam-Zuid in het najaar van 1944 tot aan de bevrijding. In die cruciale laatste acht maanden van de bezetting richtten de toenemende militaire terreur, de hongersnood in Amsterdam en de Duitse plundering van Nederlandse kapitaalgoederen, de Randstad geleidelijk te gronde.
“In heb de geschiedenis van deze verzetskernen”, schrijft van Wijnen, “op vier hoofdmomenten geconcentreerd: op de reorganisatie van de gewapende tak van de PBC in het najaar van 1944 in de door de regering in het leven geroepen Binnenlandse Strijdkrachten (BS); op de lastenverzwaring voor de PBC als gevolg van de Spoorwegstaking van 17 september 1944; en ten slotte op de band tussen Michelangelostraat 36 en de Duitse immigrant Fritz Kahlenberg, de visionair en drijvende kracht achter het illegale fotografencollectief van het Centraal Beeldarchief, dat later bekend zou worden onder de naam ‘De Ondergedoken Camera’”.
“Dit boek”, zo vervolgt hij, “is voortgekomen uit een gefnuikte ambitie om de geschiedenis van de verzetsgroep van mijn in 1972 overleden vader te schrijven. Een vergeefse speurtocht in zijn persoonlijke omgeving en vruchteloze research in diverse archieven hadden mij lang geleden al tot het inzicht gebracht dat de geschiedenis van zijn in Rotterdam opererende achtkoppige verzetsgroep voergoed verdwenen is in the fog of history: geen getuigen meer, vrijwel geen nagelaten persoonlijke papieren, weinig meer dan fragmentarische herinneringen”.
“Dit boek”, schrijft hij verder, “is in de eerste plaats een ode aan mijn voormalige collega’s van Het Parool en aan mijn oud-collega Max Nord, die de titel geleverd heeft. Ook aan de latere toneelregisseur en dramaturg Theun Lammertse, wiens geschiedenis ik in een jarenlang contact intensief heb bevraagd in zijn stamcafé in de Utrechtsestraat in het centrum van Amsterdam en in zijn door twee Bechstein-vleugels beheerste woning aan de Sarphatikade. En in Theun Lammertse eer ik ten slotte zijn schoolgenoten van het Vossius Gymnasium, hemzelf inbegrepen, die in 1940 de moed hadden een ‘scholierenprotest’ te organiseren tegen het door de Duitse bezetter bevolen ontslag van de joodse leraren van die school”.
U ontmoet in het boek o.a. Emmy Eugenie Andriesse en Eva Besnyo, portretfotografen, Wim Brusse, Dick Elffres en Otto Treumann, grafisch ontwerpers, Ellen Falck, courierster, Leendert van Geest, kapitein bij de afdeling recuperatie van het militair gezag, de verschillende verzetsfotografen van de groep “De Ondergedoken Camera”, Friso Kramer, binnenhuisarchitect en meubelontwerper, de violiste Heleen Kuyper en de dramaturg en toneelregisseur Theun Lammerse, de huisartsen, Henk E. Pelser en Frank Wibaut, Jeanne Roos, redacteur van Het Parool, de vliegtuigpiloot Gerben Sonderman, de tandarts Dick van Stokkum en de advocaat Henk Warners.
Harry van Wijnen (°1937) was parlementair redacteur van Het Parool en redacteur van NRC Handelsblad. Tevens was hij bijzonder hoogleraar perswetenschappen aan de Erasmus Universiteit. Hij was van 1970-1980 politiek commentator van de actualiteitenrubriek Achter het Nieuws (VARA-tv) en werkte 22 jaar mee aan het radioprogramma Welingelichte Kringen van de VPRO. Hij publiceerde eerder onder andere De prinsgemaal, De macht van de kroon, D.G. van Beuningen (1877-1955): Grootvorst aan de Maas en Blood, sweat and tears.
Harry van Wijnen, De geldjas van Max Nord, Verzwegen verhalen uit het verzet 208 bladz. geïllustreerd uitg. Balans ISBN 978 94 638 2060 8