Op deze cd werden zelden gehoorde en recent ontdekte werken opgenomen van componisten die invloed hadden op Pierre Boulez, evenals de première-opname van Boulez’ “Prélude, Toccata et Scherzo”. Dit grootschalig vroeg werk blikte terug op virtuoze romantische muziek en verkende tegelijkertijd de nieuwe compositorische stijlen die Boulez later zou omarmen. Eén van de zeldzaamheden is een postuum ontdekte pianostudie van Debussy, een gereconstrueerd vogelzangwerk van Messiaen, en een klein meesterwerk van Ravel uit een notitieboek. Op de cd staan “Étude retrouvée” en “Les Soirs illuminés par l’ardeur du charbon” van Debussy, Morceau de lecture à vue”, “Des Canyons aux Étoiles”(fragmenten) en “La Fauvette passerinette” van Olivier Messiaen, “Prélude, Toccata et Scherzo”, “12 Notations” en “Une page d’éphéméride” van Pierre Boulez, en Menuet in cis klein van Maurice Ravel.
Dankzij de tekst in het bijbehorend boekje van de pianist, Ralph van Raat (foto), is er veel informatie over de inhoud en de achtergrond van deze onbekende pianomuziek. “Ter nagedachtenis van Frédéric Chopin” was de toewijding die Claude Debussy uiteindelijk in 1915 aan zijn 12 Études gaf. Het was een moeilijke beslissing in oorlogstijd. De eerste gedachte van de componist was nl. om ze, om zijn Franse afkomst te benadrukken, op te dragen aan Couperin (foto).
Na zorgvuldige afweging besloot hij weliswaar een eerbetoon te brengen aan Chopin, die Debussy zozeer had geïnspireerd. Debussy speelde nl. vanaf zijn tiende al pianostukken van Chopin. Een van Debussy’s pianowerken die misschien het dichtst bij de schriftuur van Chopin lag, werd pas in 1977 ontdekt, nl. de eerste versie van de Étude, “Pour les arpèges composés”, nu gepubliceerd als “Étude retrouvée”. Het is een heel ander stuk dan het gelijknamig werk dat uiteindelijk in de complete set werd opgenomen, met als enige overeenkomsten de focus op arpeggio-akkoorden en de hoofd toonaard.
Van het manuscript van zes pagina’s zijn de eerste drie pagina’s nauwkeurig genoteerd, behalve dynamische markeringen en tempo-indicaties, maar de laatste drie pagina’s zien er uit als een ruwe schets, waarbij muzikale informatie werd weggelaten, zelfs hele notenbalken, bewerkt en toegevoegd door de Schotse pianist en musicoloog, Roy Howat (°1951). Het lijkt duidelijk dat Debussy zijn vertrouwen in het werk verloor en weer helemaal opnieuw begon voor zijn verzameling studies. Het werk onderscheidt zich effectief van zijn andere studies, doordat de schriftuur meer traditioneel op de klavierstijl van Chopin lijkt, met een rijke en dichte textuur. Desalniettemin heeft Debussy het werk tot de laatste noot afgerond. Hij koos er ook voor om het zorgvuldig te bewaren in plaats van het te vernietigen, zoals hij had gedaan met andere werken die hem niet bevielen. Dit geeft aan dat hij misschien later op het stuk wilde terugkomen.
Helaas zou dat later stadium er niet komen, aangezien Debussy de eerste tekenen van dodelijke kanker begon te vertonen. Nadat hij zijn Études had voltooid, keerde hij nog nauwelijks terug naar de piano Het allerlaatste pianostuk dat hij componeerde was zijn kort “Les Soirs illuminés par l’ardeur du charbon”, gecomponeerd in 1917, maar pas ontdekt in 2001. Verwijzend naar verschillende van zijn eerdere werken, zoals de Prélude nr. 4 voor piano, “Les son et les parfums tournent dans l’air du soir”, citeert de partituur het gedicht “Balcon” van Baudelaire. Debussy componeerde het stuk als een geschenk voor zijn kolenhandelaar, die hem ondanks schaarse voorraden in de extreem koude winter van dat jaar, toch wat kolen kon leveren.
Ongeveer twee decennia later was de jonge componist Olivier Messiaen dank verschuldigd aan Debussy. Messiaen werkte nl. het idee van kleuren in muziek verder uit en ontwikkelde zijn systeem van de 7 “modes à transposition limitée”, die voor hem specifieke kleuren opriepen. Als docent aan de École Normale de Musique componeerde hij in 1934, drie proefstukken voor de studenten, waaronder het “Morceau de lecture à vue”. Hoewel schijnbaar van weinig belang, zou het thema precies tien jaar later terugkomen als het ‘Liefdesthema’ in Messiaens wellicht belangrijkste pianowerk, “Vingt Regards sur l’Enfant-Jésus”.
De volgende 40 jaar kwamen de ideeën van het christendom, (Indiase) ritmes, vogelgezang en kleur volledig tot uiting in de muziek van Messiaen. “Des canyons aux étoiles” uit 1974 was dienaangaande een hoogtepunt. Dit groots werk voor piano en orkest is een monumentale cyclus van meditaties over de majesteit van God in al zijn schepping. Het vierde en het negende deel van de twaalf delen zijn volledig geschreven voor piano solo. Het zijn “Le Cossyphe de Heuglin” of witbrauwlawaaimaker (foto) (een vogel die vooral voorkomt in Afrika) en “Le Moqueur polyglotte” (Spotlijster) (foto). Beide bewegingen bestaan volledig uit vogelgezang. De eerste bevat uitsluitend nauwkeurige oproepen van de witkeellawaaimaker (Cossypha humeralis) of white-throated Robin-Chat (foto), en de tweede bestaat uit denkbeeldige interacties tussen het hoofdthema en vogels uit andere delen van de wereld, zoals de Australische Menura, Lyrebird of liervogel (foto), en de grijze lijster (foto). Beide delen bevatten een zeer energieke en virtuoze piano schriftuur.
Heel uitzonderlijk in het oeuvre van Messiaen is het resonantie-effect dat wordt gecreëerd door in stilte clusters met de onderarm te spelen terwijl korte noten in de rechterhand worden gespeeld, en door volledig klinkende clusters met de palm van de hand te spelen, beide in “Le Moqueur polyglotte” of spotlijster (foto). Opvallend is ook het dicht gekleurd, weelderig vogelgezang, waarbij gebruik wordt gemaakt van een combinatie van modaliteit en chromatiek.
Dit is enigszins anders in het solo-pianowerk “La Fauvette Passerinette” of baardgrasmus (foto), gecomponeerd in 1961 en ontdekt en bewerkt in 2012, door de Engelse pianist, Peter Hill (°1948), die in 1994 “The Messiaen Companion” schreef. In het voorjaar begint het stuk met een dialoog tussen twee Baardgrasmussen, die nauwelijks geharmoniseerd zijn. Naarmate meer vogelsoorten op het toneel verschijnen, zoals de Nachtegaal, Bijeneter, Wielewaal en Grote bonte koekoek of Kuifkoekoek (foto), worden de texturen voller en dissonanter, naarmate de vogels zich hun territorium proberen toe te eigenen. De laatste cadens bevat weer de Grasmussen, met dissonante harmonieën en assimilerende motieven van andere vogels.
Vanaf 1944 begon de jonge Pierre Boulez, harmonie lessen te volgen bij Olivier Messiaen en contrapunt bij Andrée Vaurabourg-Honegger, de echtgenote van Arthur Honegger, voor hij zich officieel in 1945 inschreef als student aan het Conservatorium van Parijs. Het was in die tijd dat hij zijn drieluik, “Prélude, Toccata et Scherzo” componeerde. Het werk getuigde van de inventieve gaven van de jonge componist, met extremen in dynamiek, register en pianistische eisen. Terwijl de Prélude de piano schriftuur weergeeft van zijn belangrijkste voorbeelden, Messiaen, Honegger en Jolivet, met zijn irrationele ritmes, gamelanachtige harmonieën en somber, expressief karakter, is de Toccata een voorbode van de latere Boulez.
Het drijft een fugatisch thema aan (met secties van alle twaalf tonen van de chromatische toonladder) tot explosieve uitbarstingen tussen nogal rapsodische interpolaties, die de intervalstructuren ontlenen aan het thema. Het afsluitend Scherzo bestaat ook uit twee contrasterende elementen, een vluchtig, percussief thema, bestaande uit geaccentueerde noten, afgewisseld met een statisch, melodisch thema, begeleid door klokachtige akkoorden. Deze beweging is zeer gestructureerd, met zowel melodisch als harmonisch materiaal, afgeleid van een stijgend motief van zeven noten, dat gedurende de hele beweging herhaaldelijk hoorbaar is in de rechterhand, met ritmische tussenkomsten in de linkerhand.
De lyrische klokkenpassage van het Scherzo zijn een voorbode van de sfeer van enkele van de anders radicaal verschillende “12 Notaties”, die Boulez (foto) maanden na het voltooien van het bovengenoemd drieluik, componeerde. Van uitgestrekte, virtuoze en uitgestrekte werken, wendde Boulez zich tot kortere, sterk geconcentreerde composities, waarin elke noot precies was geplaatst, elke beweging bepaald werd door een aparte sfeer, en alle muzikale elementen of parameters, gedistilleerd en geïntensiveerd waren.
De oorzaak van deze radicale verandering was omdat Boulez door René Leibowitz (foto), zojuist was geïntroduceerd in het werk van Anton Webern. Boulez was nl. eind 1945 bij Leibowitz gaan studeren. Genoteerd op de achterkant van verschillende bladen, gevuld met 16de -eeuws contrapunt, speelde het nummer twaalf een belangrijke rol in de verzameling stukken, elk bestaande uit twaalf maten. Daarenboven maakten ze alle gebruik van dezelfde twaalftoonreeks. Het is opvallend hoe verschillend elk miniatuur klinkt ondanks het gebruik van hetzelfde toonhoogtemateriaal. Niet alleen zijn echo’s van Debussy’s impressionisme hoorbaar, maar ook de onregelmatige ritmes die zo typisch zijn voor Messiaen, en het tam-tam-achtig gerommel van bastonen, gerelateerd aan Boulez’ interesse in etnische muziek op dat moment.
Zelfs in Boulez’ laatste, voltooid pianowerk uit 2005, “Une page d’éphéméride”, zijn veel facetten van zijn eerdere werken bewaard gebleven. Dit juweeltje, geschreven op uitnodiging van Universal Edition om een stuk voor pianostudenten te componeren, bevat sterk contrasterende secties, langzame, vrij getimede secties aan het begin en het einde, vol resonantiegeluiden en donderende bassen, met een snelle ritmische midden sectie, die versnelt tot de noten met hoge snelheid in het bijna gewichtloos laatste deel botsen. Als Boulez hier zijn meesterschap uitdrukte in intensiteit van expressie in zijn meest beknopte vorm, dan vond hij minstens een gelijkwaardige tegenhanger in Maurice Ravel (foto), wiens Menuet in do klein, in 1904, gekrabbeld op de rug van een van de oefeningen van zijn student, toch ook een klein, fijn meesterwerkje bleek te zijn.Niet te missen!
De Nederlandse pianist en musicoloog, Ralph van Raat (°1978) (foto) uit Naarden, studeerde aan het Sweelinck Conservatorium bij Ton Hartsuiker en Willem Brons. Daarnaast studeerde hij muziekwetenschap aan de Universiteit van Amsterdam en vervolgde zijn pianostudie bij o.a. Claude Helffer (1922-2004) in Parijs en bij Ursula Oppens (°1944) aan de Northwestern University in Evanston, Illinois, in de Verenigde Staten. Hij won verschillende prijzen en wedstrijden voor moderne muziek en publiceerde muziekwetenschappelijke artikelen. Samen met de pianist en Stravinsky specialist, Maarten van Veen (°1971), de broer van de pianist, Jeroen (°1961), bekend van Simeon ten Holt en Satie opnames, nam hij werken voor twee piano’s op, zoals “Hallelujah Junction” uit 1996 van John Adams en het subliem Concerto voor twee piano’s en orkest in re klein van Francis Poulenc. Van Raat doceert hedendaagse pianomuziek aan het Utrechts Conservatorium en aan het Conservatorium van Amsterdam, en is sinds 2003, “Steinway Artist”.
French Piano Rarities Ralph van Raat cd Naxos 8.573894
https://www.stretto.be/2017/05/13/compleet-oeuvre-van-olivier-messiaen-1908-1992-magistraal/