Na de veelgeprezen debuut cd voor Linn, “Copland & Chávez, Pan-American Reflections”, brengt The Orchestra of the Americas zijn tweede cd uit o.l.v. Carlos Miguel Prieto. Prieto wordt vergezeld door de gevierde, Mexicaanse pianist, Jorge Federico Osorio, die zijn muzikaliteit, techniek, verbeeldingskracht en passie toevoegt aan dit hoogstaand, Spaans programma.
Op de cd staan nl. “El sombrero de tres picos”, Interlude & Dance uit “La vida breve” en “Noches en los jardines de España” van Manuel de Falla, en het Intermezzo uit de opera “Goyescas” van Enrique Granados.
Het ballet “El sombrero de tres picos” (“The Three-Cornered Hat” of “Le tricorne”), hier opgenomen met de mezzo, Alejandra Gómez Ordaz, werd in opdracht van Sergei Diaghilev gechoreografeerd door Léonide Massine. De première was in 1919. Het was een door de technieken van de Spaanse dans aangepast en enigszins vereenvoudigd ballet in plaats van een klassiek ballet. In 1916-1917 componeerde Falla de muziek voor Gregorio Martínez Sierra’s pantomime “El corregidor y la molinera” naar Pedro Antonio de Alarcón’s gelijknamige roman uit 1874. Het werk ging in première in het Teatro Eslava in Madrid in 1917. Sergei Diaghilev van de Ballets Russes was in 1916 door Igor Stravinsky voorgesteld aan Falla tijdens het eerste bezoek van de Ballets Russes aan Spanje.
Ter voorbereiding van de Spaanse choreografie deden Diaghilev en Leonid Massine beroep op de flamenco danser, Félix Fernández García, die de twee mannen met Falla vergezelde tijdens een tournee door Spanje in juli 1917, en hen voorstelde aan dansers en optredens in verschillende, Spaanse steden. Massine, Picasso en Falla werkten de volgende maanden aan de choreografie, decors, kostuums en muziek voor het ballet. Na enige vertraging ging het ballet uiteindelijk in juli 1919 in Londen in première in het Alhambra Theater. Falla kon echter niet dirigeren omdat hij op het laatste moment naar Granada geroepen werd om zijn stervende moeder te bezoeken. De première werd daarom in zijn plaats gedirigeerd door Ernest Ansermet.
“La vida breve” is een opera in twee bedrijven en vier scènes op een origineel Spaans libretto van Carlos Fernández-Shaw (1865-1911) waarin lokaal Andalusisch dialect wordt gebruikt. Het werd gecomponeerd tussen augustus 1904 en maart 1905, maar werd pas geproduceerd in 1913. De eerste uitvoering werd gegeven in een Franse vertaling door Paul Millet (1855-1924), in het Casino Municipal in Nice op 1 april 1913. Parijs en Madrid volgden. Paul Millet was de librettist van “Hérodiade” en van “Werther” van Jules Massenet. Debussy speelde een belangrijke rol bij de beïnvloeding van Falla om het werk te transformeren van een nummeropera zoals het was tijdens de première in Nice, tot een opera met een meer continue, muzikale textuur en een meer doordachte en uitgewerkte orkestratie. Deze herziening werd voor het eerst opgevoerd in Parijs in de Opéra-Comique in december 1913 en is sindsdien de standaardversie geworden.
Hoewel slechts een uur lang, wordt de volledige opera tegenwoordig zelden uitgevoerd. De orkestrale secties, met name uit de 2de akte, gepubliceerd als “Interlude and Dance”, zijn daarentegen populair geworden. Fritz Kreisler arrangeerde in 1926 de dans zelfs voor viool en piano onder de titel, “Danse espagnole”. De opera is ongebruikelijk omdat hij bijna evenveel instrumentale muziek bevat als zang. De scène 2 uit de 1ste akte bestaat nl. volledig uit een kort symfonisch gedicht, genaamd “Intermedio”, voorstellende de zonsondergang in Granada, en de Scène 1 uit de 2de akte omvat de genoemde “Danza” en “Interludio”.
“Noches en los jardines de España”, G. 49 verwijst naar het Spaans-Arabisch verleden van de regio Al-Andalus. Falla begon dit werk in 1909 als een reeks nocturnes voor piano solo , maar op voorstel van de pianist Ricardo Viñes veranderde hij de nocturnes in een compositie voor piano en orkest. Falla voltooide het in 1915 en droeg het op aan Viñes. De pianist op de eerste uitvoering was echter niet Viñes noch Falla, die nochtans een ervaren pianist was, maar wel José Cubiles. De eerste uitvoering was in april 1916 in het Teatro Real in Madrid, met het Orquesta Sinfónica de Madrid onder leiding van Enrique Fernández Arbós. Viñes speelde het werk wel in première van San Sebastian, kort na de wereldpremière, met hetzelfde orkest. Arthur Rubinstein was die avond in het publiek en hij introduceerde het werk in Buenos Aires. De première in Parijs vond plaats in januari 1920, door de pianist Joaquín Nin onder leiding van Fernández Arbós. De componist was zelf de solist bij de première in Londen in 1921, tijdens een Queen’s Hall-concert onder leiding van Edward Clark.
Het werk verklankt drie tuinen: “En el Generalife”, de naar jasmijn geurende tuinen rondom het Alhambra, “Danza lejana”, een niet-geïdentificeerde tuin waarin een exotische dans plaatsvindt en “En los jardines de la Sierra de Córdoba” in de Sierra de Córdoba. De bekendste inwoner van de tuinen van de Sierra de Córdoba was de soefi-filosoof Ibn Masarra, en de dansen zijn vermoedelijk evocaties van soefi dansen.
“Goyescas” is een opera in één bedrijf en drie scènes uit 1915 op een Spaans libretto van Fernando Periquet y Zuaznabar (1873-1940), met melodieën uit “Goyescas”, Granado’s sublieme, gelijknamige pianosuite uit 1911, De opera werd voor het eerst opgevoerd in de Metropolitan Opera in New York in januari 1916. Het was de eerste opera die daar in het Spaans werd opgevoerd. Gecombineerd met Leoncavallo’s eenakter, “Pagliacci”, omvatte de cast de toonaangevende artiesten, Giovanni Martinelli en Giuseppe De Luca, en de toneelproductie werd geregisseerd door Jules Speck. Het bevatte decors van de Milanese ontwerper Antonio Rovescalli en kostuums van G.B. Santoni die de schilderijen van Goya volgden. De opera werd goed ontvangen maar ondanks dit succes heeft deze korte opera nooit een vaste plaats in het operarepertoire gevonden. Het is nog niet herhaald in de Met na de oorspronkelijke vijf uitvoeringen. In 2003 werd “Goyescas” daarentegen gepresenteerd in een goed ontvangen productie in Central City Opera (Colorado).
Granados werd geïnspireerd door de schilderijen van Francisco Goya. Na de enthousiaste reactie op het pianowerk, werd hij door Ernest Schelling (1878-1939) aangemoedigd om de opera te componeren. Schelling was een Amerikaanse pianist die de suite in de VS in première speelde. Vanaf 1924 dirigeerde Schelling de “Young People’s Concerts”, een kinderorkest van het New York Philharmonic. Als voorlopers van deze van Leonard Bernstein, waren de concerten van dit orkest een combinatie van lezingen en muziek, die kinderen dichter bij de muziek moesten brengen. Schelling reisde hiervoor o.a. van Philadelphia naar Los Angeles, Londen en Rotterdam. De opera was gebaseerd op thema’s uit de beroemde pianosuite uit 1911, die Granados orkestreerde. Het libretto moest worden aangepast aan bestaande melodieën, het omgekeerde van de gebruikelijke manier van schrijven van een opera.
Hoewel de opera zelden wordt uitgevoerd, maakt de pianosuite ondertussen deel uit van het standaard romantisch pianorepertoire. Het succes van de Met-première van “Goyescas” leidde echter indirect tot de dood van Granados. Hij werd nl. door president Woodrow Wilson uitgenodigd om een pianorecital te geven in het Witte Huis, waardoor hij zijn terugkeer naar Spanje uitstelde. Granados en zijn vrouw Amparo (foto) kwamen op 24 maart 1916 door verdrinking om het leven toen hun schip, de Ferry, “Sussex”, door een Duitse U-boot, tussen Folkestone en Dieppe, in het Kanaal werd getorpedeerd. Het paar had zes kinderen…
Jorge Federico Osorio is de solist in Falla’s sfeervolle “Nights in the Gardens of Spain”, een reeks symfonische indrukken die de verleidelijke klanken en geuren van een zomeravond oproepen. Hét meesterwerk van Falla, “The Three-Cornered Hat”, is zowel bezield, levendig als kleurrijk en laat de sublieme precisie van het Orchestra of the Americas horen.Niet te missen!
Manuel de Falla The Three-Cornered Hat Nights in the Gardens of Spain Alejandra Gómez Ordaz (mezzo), Jorge Federico Osorio (piano) Orchestra of the Americas Carlos Miguel Prieto cd Linn CKD625