“Coming Home” is een boek over hoe kunstenaars als Emile Claus, Valerius De Saedeleer, George Minne en Gustave Van de Woestyne al bij het begin van de 20ste eeuw, heimwee koesterden naar het Vlaanderen van hun dromen. Ook de werken van James Ensor, Rik Wouters en Léon Spilliaert konden nergens anders ter wereld tot stand komen dan wel hier, in Brels ‘le plat pays’. Tegen het einde van de 19de eeuw was België één van de meest geïndustrialiseerde landen ter wereld. Vooral het noorden van het land, Vlaanderen, waar bossen met fabrieksschoorstenen, stinkende rook uitstootten en arbeiders samengepropt zaten in smerige sloppenwijken. Geen wonder dat kunstenaars als Emile Claus in zijn Villa Zonneschijn in Astene, Valerius De Saedeleer, George Minne en Gustave Van de Woestyne, na de periode van het realisme, de Scholen van Tervuren, Dendermonde en Kalmthout, Les XX en La Libre Esthétique, in hun zeegezichten, alledaagse taferelen en portretten, veelal van familieleden en vrienden, droomden van een andere wereld, van Vlaanderen zoals het vroeger was, ongecompliceerd en ongerept. De echo’s van dat verloren Elysium vonden ze in vergeten boerendorpen en in hun verbeelding. Het gevoel van iets dat verloren en verdwenen was, drong ook door in de werken van James Ensor, Rik Wouters en Léon Spilliaert. Slechts één plek ter wereld had hun burleske humor, kleurrijke romantiek en gedempte melancholie kunnen produceren, ‘le plat pays’, aan de grijze Noordzee.
Het was daar ook dat Constant Permeke, Gust. De Smet, Frits Van den Berghe en Edgard Tytgat hun eigenzinnige kijk hadden op de breekbare realiteit van na de Eerste Wereldoorlog. “Coming home” brengt de brede culturele context van de Vlaamse belle époque en de jaren tussen de twee wereldoorlogen van de 20ste eeuw tot leven. Het is een boek over symbolisme, impressionisme, het luminisme van de Leiestreek tussen Deinze en Gent van de groep “Vie et Lumière”, en expressionisme, de mystieke Latemse School en het Brabants fauvisme, maar bovenal is “Coming home” een boeiend verhaal over wortels en de zoektocht naar een gevoel van verbondenheid in een snel veranderende wereld. Aan de hand van essays, gedichten en mijmeringen wekt “Coming Home” de brede culturele context van de Vlaamse belle époque en het interbellum weer tot leven. Daarbij gingen kunstenaars, academici, verzamelaars en opiniemakers van vandaag, op zoek naar hun ‘origins of roots’.
Na de hoofdstukken, “Flemisch expressionism” (Paul Huvenne), “Flemisch write in French” (Patrick Bernauw) en “Flemisch music between 1890 and 1930” (Klaas Coulembier), “Flemisch bohème” (Leen Huet) en “The Belgian luminists in the circle of Emile Claus” (Johan De Smet), volgen portretten van Gustave van de Woestyne (Sven Van Dorst), Valerius de Saedeleer. The soul of the landscape (Piet Boyens), George Minne (Cathérine Verleysen), James Ensor (Herwig Todts), Wouters’ writings (Herwig Todts), Edgard Tytgat (Luc van Cauteren), Constant Permeke (Paul Huvenne), Gust de Smet (Niels Schalley) en Frits van den Berghe (Peter Pauwels). De laatste hoofdstukken zijn gewijd aan “Primitivism in Belgium? African art and Flemisch expressionism” (Constantijn Petridis), Léon Spilliaert (Anne Adriaens-Pannier) en “The expressionist impulse in modern art” (David Gariff). Niet te missen!
Professor Dr. Katharina Van Cauteren (°1981) studeerde kunstgeschiedenis aan de Universiteit van Leuven, waar ze in 2010 een proefschrift verdedigde over de Brusselse schilder Hendrick De Clerck (1560-1630) en zijn relatie met het Brussels hof. Dat onderzoek leidde vervolgens tot een tentoonstelling en een schitterend boek, “Politics as Painting, Hendrick de Clerck (1560-1630) and the Archducal Enterprise of Empire” (Lannoo – foto).
Katharina Van Cauteren verzorgde tal van tentoonstellingen in binnen- en buitenland, ze nam Rubens voor het eerst mee naar India, bracht Jan Van Eyck naar Nederland, en met modeontwerper Walter Van Beirendonck, vierde ze het 350-jarig bestaan van de Antwerpse Academie. In de jaren 2000 publiceerde Katharina Van Cauteren ook een tiental jeugdromans en kinderboeken. Ze doceert aan de Universiteit Antwerpen en is ‘stafchef’ van de kanselarij van de kunststichting ,“The Phoebus Foundation”, gesteund door de bedrijven van de groep “Katoen Natie” van de Antwerpse miljardair, ondernemer en kunstverzamelaar, Fernand Huts (foto), waar ze curator is van de deelcollectie, Oude Meesters.
Katharina Van Cauteren Coming Home, Flemish Art 1880-1930 416 bladz., Engels geïllustreerd uitg. Lannoo ISBN 9789401451772