De Italiaanse componist, organist, luitist en klavecinist uit het begin van de barok, Giovanni Picchi (1571 of 1572-1643) was een late volgeling van de Venetiaanse School en had in zijn 19 “Canzoni da sonar con ogni sorte d’istromenti” (Venetië 1625), invloed op de ontwikkeling en differentiatie van instrumentale vormen, zoals de sonate en de canzona.
Er is weinig bekend over het vroeg leven van Picchi, maar zijn geboortedatum (1571 of 1572) kan worden afgeleid uit zijn overlijdensakte, staat dat hij 71 was toen hij overleed op 17 mei 1643. Het vroegste documentaire bewijs dat hem betreft is ongebruikelijk genoeg, een beeltenis van hem (foto) als luitist op de titelpagina van een danshandboek, Nobiltà di Dame (foto), van Fabritio Caroso. Fabritio Caroso da Sermoneta (1526/1535-1605/1620) (foto) was een Italiaanse dansmeester uit de Renaissance en een componist van dansmuziek. Zijn danshandboek Il Ballarino werd gepubliceerd in 1581, met een daaropvolgende, gewijzigde editie, aanzienlijk anders, Nobiltà di Dame, gedrukt in 1600.
Beide handleidingen werden gedrukt in facsimile-editie. Veel van de dansen uit de handleidingen van Fabritio Caroso waren bedoeld voor twee dansers, een paar voor vier of meer dansers. Deze handleidingen bieden veel informatie voor danshistorici en musicologen, aangezien elke beschrijving van een dans vergezeld gaat van muziekvoorbeelden met luittabulatuur en aanwijzingen over hoe elk muziekvoorbeeld moest worden gespeeld. Veel van de dansen bevatten ook toewijding aan adellijke vrouwen uit de 16de en vroege 17de eeuw.
Enige tijd voor februari 1607 werd Picchi aangenomen als organist van de Basilica di Santa Maria Gloriosa dei Frari in Venetië, de kerk waar boven het hoogaltaar, het schilderij Maria Hemelvaart (foto’s) van Titiaan te zien is. El soto dei Frari, de kreupele man van de Frari, de bijnaam van Giovanni Picchi, misschien een leerling van Giovanni Croce, werd gegeven bij de beschuldigingen die in 1610 tegen hem werden aangespannen wegens het onderwijzen van muziek aan de nonnen in de Spirito Santo zonder licentie. Van 1623 tot aan zijn overlijden was hij ook organist bij de broederschap Scuola di San Rocco, de meest prestigieuze en rijkste van alle Venetiaanse broederschappen. De Sala Grande (kapittelzaal) (foto) op de bovenverdieping van hun gebouw naast de kerk San Rocco, werd gedecoreerd door Tintoretto.
In 1624 solliciteerde Picchi naar de functie van tweede organist bij San Marco, maar voor die plaats werd Giovanni Pietro Berti gekozen. Berti was tenor in de muziekkapel van de kerk van San Marco in Venetië, toen hij meedeed aan de wedstrijd om de vacante plek van de tweede organist te vullen, die vacant was vanwege de dood van P. Giusti. Hij wist te winnen door Francesco Usper, Picchi en Locatelli te verslaan. Zijn werken omvatten Cantate et arie (2 delen, Venetië, 1624, 1627).
Van Picchi’s muziek overleefde meest instrumentale muziek. Eén klavecimbel-toccata is opgenomen in het Fitzwilliam Virginal Book, drie passamezzo’s overleefden in een manuscript uit Turijn, en in 1619 publiceerde hij een verzameling klavecimbeldansen, “Intavolatura di balli d’arpicordo”. Picchi was trouwens de enige Venetiaan van zijn tijd die dansmuziek voor klavecimbel componeerde. Daarnaast publiceerde hij in 1625 een verzameling van 19 canzonas, Canzoni da sonar, voor ensemble. Eén enkel motet overleefde in “Ghirlanda sacra” (1625), een compilatie van 44 eenstemmige motetten in de nieuwe stijl van Monteverdi en andere componisten uit de regio Venetië en Veneto, samengesteld door Leonardo Simonetti, een koorzanger in de Cappella Marciana van San Marco. Picchi’s dansen voor klavecimbel waren dansen gecombineerd met saltarello’s, en stukken op een doorlopende grondbas. De meeste werken met grondbas gebruikten een soort romanesca-patroon. De Canon van Pachelbel (Kanon und Gigue in D-Dur für drei Violinen und Basso Continuo) uit ca. 1680, is het bekendste voorbeeld van variaties op een romanesca bas.
In zijn canzona’s werkte Picchi aan de ontwikkeling van verschillende soorten instrumentale muziek die van cruciaal belang waren voor latere vormen zoals het concerto. Uit de canzona da sonar is trouwens ook de sonate ontstaan. In het bijzonder gebruikte hij de concertino, ritornello en cadensen in zijn ensemblemuziek, een praktijk die begonnen was met Giovanni Gabrieli en de andere componisten van zijn generatie. Picchi’s schriftuur voor concertinogroepen was het meest innovatieve aspect van zijn stijl en was een voorafschaduwing van het werk van componisten in de midden barok zoals Corelli. Picchi gebruikte zowel sequentiële variatie- als echo-effecten en componeerde vaak in eenzelfde stuk voor een verscheidenheid aan instrumenten, waaronder violen, fagotten, blokfluiten en trombones. Picchi lijkt de termen canzona en sonate door elkaar te hebben gebruikt, waarbij hij soms een stuk “canzona” noemde in de partituur en “sonate” in het deelboek. De echte differentiatie van deze vormen begon trouwens pas in het begin van de 17de eeuw.
Deze cd waarop de gedetailleerde instrumentatie met een verscheidenheid aan levendige kleuren en pulserende effecten van de typisch Venetiaanse auditieve pracht, door glorieuze sackbuts (baroktrombones), virtuoze violen, blokfluiten, cornetten en fagotten, te horen is, is de allereerste volledige opname van het werk. Het ensemble Concerto Scirocco, opgericht in juni 2009, is toegewijd aan historisch geïnformeerde uitvoeringen van renaissance- en barokmuziek. De groepsleden zijn jonge, getalenteerde kunstenaars die elkaar hebben ontmoet tijdens hun studie aan de Schola Cantorum Basiliensis, in Bazel. De leden zijn Amélie Chemin, Catherine Motuz, Claire McIntyre, Francesco Saverio Pedrini, Giulia Genini, Johannes Frisch, Luca Bandini, Michele Vannelli, Nathaniel Wood, Pietro Modesti, Sonoko Asabuki, Stefano Rossi en Susanna Defendi. Warm aanbevolen.
Giovanni Picchi Canzoni da sonar con ogni sorte d’istromenti Giulia Genini Concerto Scirocco cd Arcana A476