Eduard Lassen werd in 1830 in Kopenhagen geboren, in een joods gezin. Hij bracht een groot deel van zijn 40-jarige carrière door in Weimar, waar hij in 1858, Liszt opvolgde als muziekdirecteur en als hofmuziekdirecteur.Lassens opera’s waren van beperkt succes, maar zijn toneelmuziek, met name voor Hebbels “Das Nibelungenlied” en Goethe’s “Faust”, genoot populariteit. Van deze twee maakte Liszt pianotranscripties. Friedrich Hebbel, tot op zekere hoogte autodidact, vestigde zich in Wenen, waar hij tot zijn overlijden in 1863 woonde. De eerste twee delen van zijn ‘Die Nibelungen’, een Duitse tragedie in drie delen, werden opgevoerd in 1861 in Weimar. en twee jaar later in Wenen. Lassens partituur voor Die Nibelungen bevat een inleiding en tien nummers, waarvan de vijfde en de achtste zijn getranscribeerd door Liszt. Deze werden in 1879 gepubliceerd en opgedragen aan Liszts leerling, de componiste Barones Ingeborg von Bronsart.
Lassen zorgde voor meer uitgebreide muziek voor Goethe’s Faust. Hieruit koos Liszt ervoor om de Paashymne te transcriberen die Faust wegtrekt van zelfmoord in deel I. Het tweede element in Liszts transcriptie is het hoffestival, met een mars en de polonaise uit deel II van Goethe’s werk. De Spaanse dichter Pedro Calderón de la Barca (foto) had, net als Shakespeare, een bijzondere aantrekkingskracht op Duitse romantici en representeerde een filosofisch dilemma in La vida es sueño. Calderóns toneelstuk El mayor encanto, amor werd voor het eerst opgevoerd in 1635. Gebaseerd op de legende van Circe, gepresenteerd met een ietwat vrouwelijke Ulysses als haar gevangene, was het stuk opgevat als een mogelijke satire op het Spaanse hof van koning Filips IV. Lassens muziek, uitgevoerd in Weimar, omvatte een symfonisch intermezzo, getranscribeerd door Liszt en gepubliceerd in 1883.
De Aria, S701h/1 was waarschijnlijk een vroeg werk. De aria wordt hier gevolgd door een fragment van de Valse-infernale uit Meyerbeers opera “Robert le diable”, voor het eerst opgevoerd in 1831 in Parijs en de bron voor Liszts “Réminiscences de Robert le diable” uit 1841, met een vollediger versie van het Valse-infernale en zijn transcriptie van een Cavatina uit de opera. Liszts “Réminiscences de Lucrezia Borgia – Grande fantaisie sur des motifs de l’opéra de Gaetano Donizetti” werd gepubliceerd in 1849. Het was een herziening en uitbreiding van het eerdere werk dat in de vroege winter van 1840 in Hamburg werd gecomponeerd.
De opera van Donizetti (foto) werd voor het eerst opgevoerd in 1833 en was gebaseerd op het toneelstuk “Lucrèce Borgia” (foto), van Victor Hugo uit hetzelfde jaar. Het “Chanson à Boire” komt uit de tweede akte. Maffio Orsini, (een alt-rol), zingt zijn ballata, “Il segreto per esser felici” terwijl hij en zijn vrienden, hun door Lucrezia vergiftigde wijn drinken, zich niet bewust van de aanwezigheid onder de drinkers van haar zoon Gennaro. Liszts transcriptie van de scène wordt afgewisseld met elementen uit de festiviteiten van de proloog, waarin de gemaskerde Lucrezia, haar lang verloren zoon observeert en wordt onthuld aan zijn vrienden, die haar beschuldigen van het vermoorden van leden van hun families.
De “Valse de concert sur deux motifs de Lucia et Parisina” werd in 1852 gepubliceerd als de derde van een reeks Caprices-valses, en is een herziening van een eerder werk, de “Valse à capriccio sur deux motifs de Lucia et Parisina de Gaetano Donizetti”, S401/R155. Donizetti’s opera “Lucia di Lammermoor”, gebaseerd op Sir Walter Scotts roman “The Bride of Lammermoor”, werd voor het eerst opgevoerd in 1835. Het wals thema dat door Liszt (foto) is bewerkt, is dat van Lucia’s aria “Verranno a te sull’aure”, uit de eerste akte wanneer Lucia afscheid neemt van haar minnaar, Edgardo. De veel minder bekende Parisina, gebaseerd op een gedicht van Byron, werd voor het eerst opgevoerd in Florence in 1833. Het gaat over de liefde van de heldin van de titel voor Ugo, die wordt vermoord door Parisina’s jaloerse echtgenoot, Azzo d’Este, die pas dan verneemt dat Ugo zijn eigen zoon was. Het door Liszt gebruikt thema is ontleend aan het tweede bedrijf.
De belangstelling voor Spaanse literatuur wordt weerspiegeld in Preziosa van de acteur-toneelschrijver, Alexander Wolff, afgeleid van een werk van Cervantes. De heldin is een zigeunermeisje, geliefd bij een jonge edelman en uiteindelijk onthuld als van meer respectabele afkomst, omdat ze als kind door zigeuners werd meegenomen. Webers toneelmuziek werd gecomponeerd in 1821 en bevat Preziosa’s liefdeslied, “Einsam bin ich, nicht alleine”, getranscribeerd door Liszt in 1848.
Liszts concert parafrase van de Huwelijksmars en de Dans van de elfen uit Mendelssohns muziek voor Shakespeare’s “A Midsummer Night’s Dream”, gecomponeerd in 1849-1850, voegt een virtuoos element toe aan de Mars en aan de bekende sprookjesfiguren uit de Ouverture en andere delen van Mendelssohns toneelmuziek.
Andrey Ivanov, geboren in 1990 in Wit-Rusland, begon op achtjarige leeftijd met pianospelen en gaf zijn eerste publieke optreden met orkest toen hij negen jaar oud was. Van 2006 tot 2011 studeerde hij aan de Central School of Music aan de Wit-Russische Staatsacademie voor Muziek. In 2011 werd hij toegelaten tot het Moscow State Tchaikovsky Conservatory, waar hij in 2016 afstudeerde met de hoogste onderscheiding. Van 2016 tot 2019 studeerde hij vervolgens aan het Royal Birmingham Conservatoire. Tijdens zijn studie won Ivanov talrijke internationale prijzen, waaronder de eerste prijs op de International Jeunesses Musicales Competition in Belgrado, de vierde prijs op de Iturbi València International Piano Competition en de derde prijs op de Birmingham International Piano Competition (voorheen de Brant International Piano Competition).
Franz LISZT Transcriptions – Nibelungen / Lucrezia Borgia / Preciosa / A Midsummer Night’s Dream Andrey Ivanov Liszt Complete Piano Music, Vol. 55 cd Naxos 8.574149