Ontdek een eenakter vol Bergromantiek naar Goethe’s Singspiel uit 1790 met een happy end. Een opera uit 1871-1872.
De Fins-Duitse componiste, Ingeborg Bronsart von Schellendorf (1840-1913) was de dochter van de Fins-Zweedse Margareta Åkerman en Otto Starck. Ze woonden in Sint-Petersburg, waar haar vader handel dreef. Omdat ze blijk gaf van muzikaal talent, studeerde ze piano bij Nicolas von Martinoff en Adolf Henselt, en compositie bij Constantin Decker. Ze voltooide haar studie in Weimar bij Franz Liszt. Tijdens een verblijf in 1861 in Parijs waren haar vrienden de componisten Auber, Berlioz, Rossini en Richard Wagner. Ze speelde in Leipzig, Dresden en Parijs en huwde in september 1861 met de pianist en componist, Hans Bronsart von Schellendorff (1830-1913) (foto), een lid van de kring van Liszt, die ze in Weimar had ontmoet.
Hans Bronsart von Schellendorf of Hans von Bronsart (foto), werd geboren in een Pruisische militaire familie. Hij studeerde aan de Universiteit van Berlijn en studeerde piano bij Adolph Jullack en Siegfried Dehn. Hij ging in 1853 naar Weimar waar hij Franz Liszt ontmoette en leerde alle musici in Liszts kring kennen, o.a. Berlioz en Brahms. Ook ontmoette hij er zijn tweede vrouw, Ingeborg. Zijn nauwe band met Liszt uitte zich in het feit dat hij het was die de solopartij speelde in de eerste Weimar-uitvoering van Liszts 2de Pianoconcerto, met de componist als dirigent. Bij het verschijnen van het Concerto droeg Liszt het op aan Bronsart. Na een aantal jaren door Liszt opgeleid te zijn, werkte hij als dirigent in Leipzig en Berlijn, en was vervolgens van 1867 tot 1887, algemeen directeur van het Koninklijk Theater in Hannover. Van 1887 tot zijn pensionering bekleedde hij een soortgelijke functie in Weimar. Bronsart en Ingeborg overleden beiden in hetzelfde jaar 1913, in München. Ingeborg Bronsart von Schellendorf, ook wel “‘Ingeborg die Schöne”, zoals ze vanaf haar huwelijk bekend stond, toerde nog vijf jaar door Europa als concertpianiste, tot de aanstelling van haar man in 1867 als algemeen directeur van het Koninklijk Theater in Hannover. Joseph Joachim, Hans von Bülow, Friedrich Kaulbach, en Friedrich Martin von Bodenstedt (foto) kwamen bij hen op bezoek. Muzikaal bleef ze actief als componiste van opera’s, kamermuziek en een groot aantal liederen op teksten van Heine, August von Platen, Mirza-Schaffy Wazeh (1796-1852) (foto), (uit het Azerbeidzjaans vertaald door von Bodenstedt), en Michail Lermontow.
Eerder had ze al een Pianoconcerto in fa-klein gecomponeerd (1863) dat ze o.l.v. Joachim, in Hannover uitvoerde. Tijdens haar leven werden haar opera’s met succes opgevoerd in veel theaters in Duitsland. Door haar gecomponeerde stukken die toen populair waren, waren onder meer haar Kaiser Wilhelm Mars (1871), het hier opgenomen Singspiel, “Jery und Bätely” (1873), en haar opera, “König Hiarne” (1891).
Het verhaal van de eenakter “Jery und Bätely”, speelt zich af in de bergen van het Zwitsers kanton Uri. Op de achtergrond ziet u een hut bij een klif met een waterval, aan de zijkant een steil glooiend weiland, met op de voorgrond, een stenen tafel met banken. De personages zijn Jery tenor, Bätely, sopraan, Vater, bas, Thomas, bariton en Ein Knabe, sopraan.
Bätely, een Zwitsers melkmeisje, woont met haar bejaarde vader in deze afgelegen berghut. Ze brengt haar dagen door met koken, schoonmaken, spinnen, emmers met melk dragen en het afweren van de amoureuze avances van Jery, de meest begeerde vrijgezel van de buurt. Jery is een succesvolle boer en kaasmaker, relatief rijk, knap, sterk en dapper. Maar, ondanks zijn herhaalde voorstellen, weigert Bätely met hem te trouwen. Ze heeft de reputatie een beetje een amazone te zijn, die potentiële vrijers verjaagt. Gefrustreerd omdat Bätely niet wil ingaan op zijn avances, roept Jery de hulp in van zijn vriend Thomas, een soldaat die onlangs uit het leger is ontslagen. Thomas stemt ermee in de rol van koppelaar te spelen, maar zijn methoden laten veel te wensen over. Thomas doet zich voor als een passerende vreemdeling en verschijnt buiten Bätely’s huis in de bergen, waar hij haar gaat ondervragen over de mogelijke gevaren van een solitair leven in een dergelijk isolement.
Zijn woorden dat een huwelijk in haar belang zou zijn, overtuigen Bätely niet, dus dringt Thomas zich zelf aan haar op. Zijn knuffels en kussen zijn weliswaar niet effectiever dan zijn woorden. Bätely, die fysiek sterk is na jarenlang melkemmers dragen, houdt hem gemakkelijk van zich af en sluit zichzelf op in de hut. Als laatste redmiddel jaagt Thomas zijn kudde vee door Bätely’s weide en slaat de ramen van haar huis stuk. Zowel Bätely als haar vader roepen om hulp, maar de buren weigeren te komen omdat Bätely al hun zoons heeft afgewezen. Jery komt eindelijk aan en confronteert Thomas, die hem neer slaat. Bätely ziet Jery gewond en vernederd, verzorgt hem, en ziet hem in een nieuw licht, toch als een potentiële partner. Bätely overtuigt hem er eindelijk van dat ze toch wel van hem houdt en vader geeft zijn zegen. Thomas stemt ermee in om de schade te betalen, en de buren verheugen zich over het vooruitzicht van de bruiloft.
Ontdek o.a. Bätely’s Lied, “Singe, Vogel, singe!”, Jery’s aria, “Gehe! Verschmähe die Treu!”, “Es rauschet das Wasser” (Bätely en Jery), “Ein Mädchen und ein Gläschen Wein” (Thomas), het duet, “Liebe, Liebe, hast Du uns Verbunden”, “Endlich, endlich darf ich hoffen” (Jery), en het Kwartet, “O fröhlicher Tag!”. De uitvoerders zijn Harry Van der Plas (Jery, tenor), Caroline Bruker (Bäthely, sopraan), Laurence Kalaidjian (Thomas, bariton), Sönke Tams Freier (de vader, bas), en Thosten Edén (Der Knabe, jongenssopraan). Warm aanbevolen.
Ingeborg von Bronsart Jery und Bätely Van der Plas Bruker Kalaidjian S.T. Freier Edén Malmö Opera Orchestra Dario Salvi cd Naxos 8.660476