De nieuwe box van BR-KLASSIK bevat opnames van Bruckners 3de -, 4de – , 6de -, 7de -, 8ste – en 9de symfonie op 6 cd’s, alle o.l.v. Mariss Jansons. Ze werden tussen 2005 en 2017, live opgenomen. De opname van Bruckners 6de Symfonie is de eerste cd-release ooit van Mariss Jansons, van deze Symfonie, opgenomen in januari 2015. De opname van de 3de symfonie was tot dusver alleen beschikbaar als onderdeel van de BR Klassik Bruckner Box 900716. De symfonieën van Anton Bruckner bezetten een unieke plaats in de muziekgeschiedenis. Bruckner bracht het classicisme van Beethoven en Brahms samen met de narratieve kracht van Wagner en schonk de symfonie als dusdanig, een nieuwe structurele, persoonlijke en emotionele reikwijdte van een uitzonderlijke intensiteit. Zijn krachtige harmonische taal en zijn indrukwekkende, koperrijke orkestratie, beïnvloed door Richard Wagner, waren vernieuwend en uniek. Bruckners massieve, orkestrale landschappen voelen aan als onstuitbare natuurkrachten, stralend, prachtig en opwindend. Het is muziek met schoonheid en kracht. Gevoelens van eerbied en ontzag worden geaccentueerd door orgelachtige sonoriteiten en stoutmoedige harmonieën. Niet verwonderlijk dat zijn eerste symfonie het publiek op de première in 1968 Linz, verbijsterde en verwarde.Bruckners symfonieën vormden de ruggengraat van de laatromantische, symfonische muziek. Tot op zekere hoogte vond Bruckner de symfonie opnieuw uit, iets dat zelfs Liszt of Wagner niet hadden aangedurfd in de nasleep van de baanbrekende meesterwerken van Beethoven, die tot dan toe werden beschouwd als het hoogtepunt en de afsluiting van het genre. Het waren Bruckner en, iets later, Johannes Brahms, die nieuwe methoden zochten en vonden om het symfonisch genre nieuw leven in te blazen en verder te ontwikkelen. In dit opzicht was de aanpak van Bruckner geheel nieuw. Vanaf het begin vertrouwde hij op de klank van het groot orkest. In plaats van de afzonderlijke instrumentengroepen te combineren, had hij als organist, de neiging ze van elkaar te scheiden of als orgelregisters aan elkaar te koppelen. Terrasvormige dynamiek, de indrukwekkende en vaak verrassende nevenschikking van piano en forte zonder overgang, was iets dat Bruckner nl. ontleende aan orgelmuziek. Als kerkmusicus had hij nauw contact met deze en andere elementen van de barokmuziek, die hij overnam in zijn symfonieën. Wat de dramaturgische ontwikkeling betreft, raadpleegde hij de deels massieve en deels charmante Grosse C-Dur Symfonie van Franz Schubert. Het was de organische voortzetting en afwisselende, cyclische, verbintenis van thema’s, die Bruckner van Schubert had geleerd, die de ongekende lengtes van zijn symfonieën verklaart.Wanneer midden jaren ’80 van de 19de eeuw, Bruckners magistrale 7de symfonie (van deze is er, net als van zijn 6de, maar één versie), een groot succes werd, raakten dirigenten en onderzoekers ook geïnteresseerd in zijn zes andere symfonieën. Maar, door de kritieken die die symfonieën helaas te verduren kregen van o.a. Eduard Hanslick en de dirigent, Hermann Levi (1839-1900) (foto), besloot Bruckner tussen 1887 en 1891, vier van zijn tot dan toe, tussen 1863 en 1881, gecomponeerde zes symfonieën, te herwerken. De kritiek op Bruckner van zowel Brahms als van vele Weense muziekrecensenten, moet worden begrepen vanuit het Brahms-Wagnerconflict, dat muzikaal Duitsland en Oostenrijk in de tweede helft van de 19de eeuw, in de ban hield. Brahms werd in de pers de hemel in geprezen als hét icoon van de traditie gebonden “absolute”, klassieke muziek, Wagner en Liszt stonden met hun “Neudeutsche Schule” voor muzikale vernieuwing, voor het nieuw “Gesamtkunstwerk” als “Kunstwerk der Zukunft” van het “Bildungsbürgertum”. De term “Neudeutsche Schule” werd bedacht door Franz Brendel, uitgever van het tijdschrift, “Neue Zeitschrift für Musik”.Door de vele kritieken die hem diep kwetsten en waaronder hij heel erg leed, begon de complexe “Wirkungsgeschichte” van zijn symfonieën. Hij begon nl. aan “Änderungen” en “Überarbeitungen” van zijn vroegere symfonieën. Eerst zijn 4de, dan zijn 3de, vervolgens zijn 8ste, die hij op 10 maart 1890 definitief voltooide (de 2de versie dus), en twee dagen later begon hij aan de herziening van zijn lieveling, zijn “keckes Beserl” (jawel, naar eigen zeggen), zijn 1ste symfonie.Het prestigieus Symfonieorkest van de Beierse omroep (Bayerischer Rundfunk) in München, heeft als thuishavens de Philharmonie am Gasteig en de Herkulessaal van de Münchner Residenz. Het prestigieus orkest werd opgericht in 1949, met leden van een eerder bestaand radio-orkest. Eugen Jochum (1902-1987) (foto) uit de Fugger stad, Babenhausen, was van 1949 tot 1960, de eerste dirigent.Jochum maakte als 25-jarige, in 1927, zijn debuut als dirigent met de Münchner Philharmoniker, met de Zevende symfonie van Anton Bruckner. In datzelfde jaar werd hij aangesteld als Musikdirektor in Kiel. Hierna verhuisde hij via Mannheim en Duisburg naar het Berliner Rundfunkorchester, eveneens als Musikdirektor en als dirigent van de Berliner Oper. Daarna volgde hij Karl Böhm (foto) uit Graz op als Musikdirektor in Hamburg (1934-1949). Böhm vertrok nl. in 1934 naar de Semperoper in Dresden, ter vervanging van Fritz Busch (1890-1951). Deze was door de nazi’s uit zijn ambt gezet en vertrok naar het Teatro Colón in Buenos Aires.
Op 30 maart 1938, kort na de Anschluß van Oostenrijk, dirigeerde Böhm (1894-1981) in het Wiener Konzerthaus, begroette hij het publiek met de Hitlergroet en speelde het Horst-Wessel-Lied. Ook later zou hij, in tegenstelling tot Wilhelm Furtwängler die dit weigerde, altijd de nazigroet brengen aan het begin van zijn concerten en bleef zowel publiekelijk als privé, een fervent aanhanger van het nazi-regime. In 1943 werd Karl Böhm na bemiddeling van Hitler, directeur van de Wiener Staatsoper en kreeg hij met steun van Reichsleiter Baldur von Schirach, de door de nazi’s in beslag genomen Villa Regenstreif (foto) in Wenen. De villa was nl. eigendom van de Joodse industrieel, Fritz Regenstreif en was daarmee “arisiert”. De dochter van de Regenstreifs, Ellen Rose, huwde met Petar Illich, een Kroatische bouwingenieur. Hun zoon werd de wereldberoemde publicist, denker en priester, Ivan Illich (1926-2002) (foto). De zoon van Karl Böhm en zijn vrouw, de sopraan Thea Linhard, Karlheinz Böhm, werd aan de zijde van Romy Schneider, wereldberoemd in de rol van de jonge Franz Joseph, in de films “Sissi”. Karlheinz was twee jaar jonger dan Ivan. Eén van de dochters van Karlheinz, Sissy Böhm, beschreef in haar autobiografie “In de schaduw van het licht” (2015), dat ze jaren lang door haar vader werd misbruikt. Karl Böhm overleed vredig in Salzburg, waar Ernst Marischka, in de prachtige villa Fondachhof (foto), het scenario schreef voor zijn Sissi-trilogie…Na Jochum waren de chef-dirigenten achtereenvolgens Rafael Kubelík (1961-1979), Kirill Kondrasjin (vroegtijdig overleden), Sir Colin Davis (1983-1992), Lorin Maazel (1993-2003) en van 2003 tot zijn overlijden, Mariss Jansons (1943-2019). Jansons leidde twee vooraanstaande symfonieorkesten tegelijk. Naast chef-dirigent van het Symphonieorchester des Bayerischen Rundfunks in München, als opvolger van Lorin Maazel, volgde hij nl. in 2004, ook Riccardo Chailly op als chef-dirigent van het Koninklijk Concertgebouworkest in Amsterdam.De symfonieën van Anton Bruckner waren een vast onderdeel van het repertoire voor Mariss Jansons en het Symphonieorchester des Bayerischen Rundfunks. De bestaande opnames, bijna alle grote Bruckner-symfonieën, met uizondering van de nrs. 1, 2 en 5, zijn belangrijke documenten van Jansons’ diepgaand begrip van de werken, en de hoge, muzikale kwaliteit van de opnames, getuigt ook van de lange Bruckner-traditie van het BRSO. Jansons volgde Bruckners aantekeningen en markeringen met uiterste precisie, en het luisteren naar een opname met de partituur, onthulde keer op keer hoe nauwgezet de dirigent met de musici van zijn orkest, deze majestueuze werken bestudeerde.
Inhoud van de box :
Symphony No. 3 in D Minor (1889, 3. Fassung)
Symphony No. 4 in E-Flat Major (2. Fassung, 1878 met 3. Finale uit 1880)
Symphony No. 6 in A major (1879-1881)
Symphony No. 7 in E Major (1881-1883)
Symphony No. 8 in C Minor (1890 2. Fassung)
Symphony No. 9 in D Minor (Originalfassung)Mariss Jansons dirigiert Anton Bruckner Symphonieorchester des Bayerischen Rundfunks 6 cd BR Klassik BR900718