Tegen het einde van zijn leven componeerde Händel speciaal voor de Franse sopraan, Élisabeth Duparc, bekend als “La Francesina”, maar liefst twaalf hoofdrollen in zijn grote opera’s en oratoria. Ze zong o.a. de titelrol in “Semele” en de rollen van Michal in zijn “Saul” en Nitocris in “Belshazzar”. Sophie Junker en het Concert de l’Hostel Dieu brengen op deze cd door middel van enkele van haar meest succesvolle rollen, een schitterende ode aan de laatste muze van de componistEr is weinig of niets bekend over de afkomst, jeugd of opleiding van Élisabeth Duparc (foto). Bepaalde bronnen beweren dat ze de kleindochter was van een actrice in het theater van Molière, genaamd Duparc. Ze ontving haar zangopleiding in Italië en in 1731 zong ze in Florence in het Teatro del Cocomero in enkele buffa-opera’s van Giovanni Chinzer (1698- na 1749). Tijdens het carnaval van 1734-1735, zong ze opnieuw in hetzelfde theater, maar dit keer in de meer veeleisende Opera seria. Ze zong nu in “Adelaide” van Nicola Porpora en in Lucca zong ze in de herfst van hetzelfde jaar, Giovanni Porta’s “L’Issipile”. In 1736 werd ze aangesteld door Händels Opera of the Nobility in Londen en maakte ze haar debuut in King’s Theatre in Johann Adolph Hasse’s “Siroe”, in een ensemble met de beroemde Farinelli (Carlo Broschi) (foto) in de hoofdrol. Ze was er uitgenodigd samen met twee andere zangers van het gezelschap, Antonia Merighi en Margherita Chimenti. Na haar opleiding in Italië zong Élisabeth Duparc in Florence (1731, 1734-1735) en vervolgens in Londen. In Londen zong ze aanvankelijk in opera’s van Riccardo Broschi, Egidio Duni, Giovanni Battista Pescetti en Francesco Maria Veracini.De Opera of the Nobility of Nobility Opera was een operagezelschap dat in 1733 werd opgericht en gefinancierd door een groep edellieden, onder wie Frederick, Prince of Wales (foto) die zich verzette tegen George II van Groot-Brittannië, om te wedijveren met de (tweede) Royal Academy of Music company onder Händel, gesteund door George II en koningin, Caroline van Brandenburg-Ansbach (foto). Nicola Porpora werd uitgenodigd als muzikaal leider en Owen Swiny engageerde de zangers. Het bedrijf had o.a. Senesino (die ruzie had met Händel) als zanger in dienst. De eerste opera van het gezelschap was Arianna in Nasso van Porpora, een directe uitdaging voor Händels Arianna in Creta. Het bedrijf had echter geen succes in het eerste seizoen van 1733-1734. Hoewel Farinelli er laat in het seizoen bij kwam en het financieel solvabel maakte, kon hij het uiteindelijk faillissement niet voorkomen. Aan het einde van het eerste seizoen nam het King’s Theatre over van Händel. Het bedrijf ging failliet en werd ontbonden in 1737 (kort na de benoeming van Giovanni Battista Pescetti tot muzikaal leider), maar niet voordat het enkele van Händels beste zangers zoals Francesca Cuzzoni en Antonio Montagnana had geïntroduceerd. De overblijfselen van de twee gezelschappen verenigden zich in het King’s Theatre voor het seizoen 1737-1738. Een tweede Opera of the Nobility werd in 1741 opgericht door de graaf van Middlesex, maar deze bleef echter niet lang bestaan.In 1737-1738 zong La Francesina in verschillende opera’s van Francesco Veracini, Giuseppe Maria Orlandini, Riccardo Broschi, Giovanni Battista Pescetti en Egidio Duni. Tot de zomer van 1737, zong ze altijd samen met Farinelli, daarna met Caffarelli. Ze verscheen eind 1737, ook als Sallustia in Handels pasticcio, “Alessandro Severo” en zong het volgend jaar, Faramondo (Clotilda) en Serse (Romilda) in zijn nieuwe opera’s. Sinds Händels vorige favoriete zangeres, Anna Maria Strada, Engeland verliet, nam Francesina haar plaats in en werd ze Händels favoriete prima donna. Tot 1746 componeerde hij in totaal 12 hoofdrollen voor haar in zijn laatste Italiaanse opera’s en in een hele reeks Engelse oratoria. In “Israël in Egypt” voegde hij zelfs speciaal voor Francesina, vier extra Italiaanse aria’s toe als publiekstrekkers. Ze zong waarschijnlijk ook in zijn Pasticcio, “Giove in Argo”, en in zijn “Ode voor St. Cecilia’s Day”.In 1740 creëerde Händel de rollen van Il Penseroso in “L’Allegro, il Penseroso ed il Moderato” en Rosmene in “Imeneo” voor haar. In januari zong ze de titelrol in de première van Händels laatste opera, “Deidamia”. Daarnaast nam ze deel aan de heropvoeringen van oudere werken van Händel, zoals “Esther” en “Acis en Galatea”, en zong ze ook in opera’s van Veracini’s. Het laatste dat Händel voor haar componeerde was de sopraansolo in het “Occasional Oratorio” (première: 14 februari 1746). Ze zong ook in uitvoeringen van zijn “Samson”, “Deborah” en “Messiah”.
De aria’s die Händel voor haar componeerde, vallen op door hun behendige virtuositeit, trillers als hun melodieus getjilp, maar ook door hun terughoudendheid en diepgang. De keuze van negen van deze aria’s levert de mooiste bloemlezing van de vocale kunst van Händel op. Reeds vanaf de eerste aria, “Prophetic raptures”, uit “Joseph and his Brethren”, is alles aanwezig. De stuwing, de kleuren, de dynamiek, ondersteund door een voortreffelijk orkest. Haar stem bevestigt alle mogelijke kwaliteiten. Deidamia, die Odysseus vervloekt, heeft de ideale en expressieve kracht. We vinden dit terug in “Nasconde l’usignol”, de mooiste versie ooit gehoord. De natuurlijkheid, delicatesse en frisheid lijken moeilijk te overtreffen. Semele die zichzelf bewondert in de spiegel die hem wordt voorgehouden door Juno “Myself I will adore”, ongeduldig om haar minnaar te vinden, komt tot leven met de nodige opwinding, “My father !” uit “Hercules” is met alle terughoudendheid, die past bij de dochter van de overwonnen koning, een van de ontroerendste die we kennen. Van Faramondo straalt “Mi parto lieta”, gezongen door Clotilda, geluk uit en de laatste klaagzang over Sauls dood, draagt de nodige ernst uit. Ten slotte vindt Romilda’s reactie op Serse hier vastberaden de meest geschikte accenten.De Belgische sopraan, Sophie Junker (°1985) uit Verviers, genoot haar opleiding aan het Institut Supérieur de Musique et de Pédagogie in de Belgische plaats Namen/Namur en de Guildhall School of Music and Drama in Londen. Enkele jaren terug wist ze de internationale aandacht op zich te vestigen met het winnen van de Handel Singing Competition in Londen en de Cesti-Wettbewerb in Innsbruck waarna. prestigieuze engagementen volgden. Hoogtepunten waren o.a. optredens met The English Concert, het Russisch Nationaal Orkest en het Bach Collegium Japan. Als operazangeres werkte ze o.a. bij de Opera de Dijon en de Opera Lafayette in New York.Begeleid door een overtuigend orkest, in staat om alle emoties weer te geven, van klacht tot tederheid en serene vreugde, van kwelling tot wraakzuchtige woede, heeft haar stem een jeugdige frisheid van toon, sprankelende virtuositeit, maar ook diepte en emotie. Drie instrumentale passages (Tracks 4, 6 & 8) versterken nog het plezier bij het beluisteren van deze uitzonderlijke aria’s, bedoeld om een prominente figuur in de barokzang te illustreren. Het bijbehorend, goed gedocumenteerd boekje bevat de gezongen teksten en de vertalingen, en specificeert ook de instrumenten die door elk van de musici van het Concert de l’Hostel Dieu worden bespeeld. De cd werd opgenomen door Little Tribeca in de Temple Lanterne in Lyon. Niet te missen!
Tracklist :
- “Prophetic raptures swell my breast”, Joseph and his Brethren, HWV 59
- “What passion cannot music raise and quell!”, Ode to St. Cecilia’s Day, HWV 76
- “Và, perfido! quel cor mi tradirà”, Deidamia, HWV 42
- “Sinfonia: Allegro Postillons”, Belshazzar, HWV 61
- “Myself I shall adore”, Semele, HWV 58
- Overture, Semele, HWV 58
- “My father! Ah!”, Hercules, HWV 60
- Musette from “Sinfonia”, The Occasional Oratorio, HWV 62
- “Mi parto lieta sulla tua fede!”, Faramondo, HWV 39
- “In sweetest harmony they lived”, Saul, HWV 53
- “Nasconde l’usignol in alti rami il nido”, Deidamia, HWV 42
- “Nè men con l’ombre d’infedeltà”, Serse, HWV 40
La Francesina Handel’s Nightingale Sophie Junker Le Concert de l’Hostel Dieu Franck-Emmanuel Comte cd Aparté AP 233