“Sind es die Worte, die mein Herz bewegen, oder sind es die Töne, die stärker sprechen ?” (uit ‘Capriccio’)
Op 11 juni zou onze geniale Richard Strauss 150 jaar geworden zijn. Een gekke gedachte, ware het niet dat de muziekwereld de goede gewoonte heeft om verjaardagen en overlijdens van grote componisten te vieren en te herdenken. Zo ook de prestigieuze, eerbiedwaardige, Duitse uitgeverij Metzler, die dat doet met de uitgave van alweer een nieuw “Handbuch”. En welk ! Over wie ? Over Richard Strauss natuurlijk. Fantastisch !
Zelden zijn componistenmonografieën zo aantrekkelijk en zo volledig als de reeks ‘Handbücher’ van uitgeverij Metzler in Stuttgart. Na Mozart, Schubert, Wagner e.a. verscheen nu het Handbuch over Richard Strauss waarin alle mogelijke belangrijke facetten van de componist en dirigent beknopt maar toch gedetailleerd en diepgaand worden voorgesteld. Dat komt onder meer omdat het boek niet door één auteur is geschreven maar door wel 27 eminente specialisten die elk een onderwerp voor hun rekening namen. En, tien onder hen zijn hooggeleerde dames!
Richard Strauss werd door tal van muzikale grootheden de hemel in geprezen. Hij werd “The Emperor of music” genoemd, ‘Der ewig Moderne”, “Magier der Töne” en sedert Hans von Bülow muziek van de jonge Richard Strauss had gehoord, sprak hij voorstaan, omwille van beide gelijke voornamen wanneer hij Wagner bedoelde, over Richard der dritte…! (“Richard I ist Wagner, einen Richard II gibt es nicht, also ist Strauss Richard III.”). Goed, hé ? En nochtans was deze misschien wel muzikale oppergod, ondanks zijn ontegensprekelijk ‘Meisterschaft’ als dirigent en componist, een eerder ‘gewone’ mens met een bescheiden privé levenswandel. Als ‘Einleitung’ schetst samensteller Walter Werbeck, professor musicologie (Philosophische Fakultät/Kirchenmusik und Musikwissenschaft) aan de voorname Ernst-Moritz-Arndt-Universität van de mooie, oude Hanzestad Greifswald in Mecklenburg-Vorpommern (tegenover het Brahms-eiland Rügen), dan ook enkele treffende ‘Strauss-Bilder’. Hij schetst “Strauss als Konservativer Modernist”, “Der Familienmensch”, zijn “Freunde und gesellschaftliches Leben”, “Strauss der Musiker”, Geschäftsmann und Funktionär” en “Strauss als Politiker”. Een mooie inleiding tot het biografisch gedeelte van het boek dat er op volgt.
“Dirigent, Standesvertreter en Geschäftsmann”
Want het eerste grote deel van het boek gaat vervolgens over Strauss als “Dirigent, Standesvertreter en Geschäftsmann”. Verdeeld over zes hoofdstukken schrijven de betreurde Roswitha Schlötterer-Traimer, Michael Karbaum, Irina Lucke-Kaminiarz, Petra Garberding, Albrecht Riethmüller en Dominik Rahmer in dit deel over de “Kapellmeister und Dirigent”, “Strauss und die Genossenschaft Deutscher Tonsetzer”, “Strauss und der Allgemeine Deutsche Musikverein”, “Strauss und der Ständige Rat für die internationale Zusammenarbeit der Komponisten”, “Strauss als Präsident der Reichsmusikkammer” en over “Strauss und seine Verleger” (uitgevers). Ze vertellen over zijn grandioze tijd in Meiningen 1885–1886, zijn nog grandiozer tijd in München 1886–1889, Weimar 1889–1894 en opnieuw in München 1894–1898, in Berlijn 1898–1918, in Wenen 1919–1924, over zijn “Konzerte und Konzertreisen” , ”Die großen Amerika-Tourneen”, zijn opvallende en typische “Dirigierstil” (cfr. Thielemann vandaag) en over Strauss “Im Spiegel der Kritik”.
Michael Karbaum schrijft dan over het belang van Richard Strauss voor de organisatie van de auteursrechten. “Strauss und die Tantiemenbewegung” (i.v.m. winst van vennootschappen), “Die Tantiemenanstalt als Solidargemeinschaft”, zijn contacten met Hans Sommer en Friedrich Rösch, “Der Vorsitzende”, “Einigungsverhandlungen (bemiddelen en onderhandelen) met GDT-GEMA” (Genossenscheft Deutscher Tonsetzer en Gesellschaft für musikalische Aufführungs- und mechanische Vervielfältigungsrechte) en als epiloog: “Strauss, Die graue Eminenz”. Irina Lucke-Kaminiarz vervolgt dan over “Strauss und der Allgemeine Deutsche Musikverein”. Ze bespreekt zijn “Mitarbeit in der Musikalischen Sektion und im Gesamtvorstand des ADMV”, “Strauss als Vorsit-zender des ADMV” (1901–1909) en de “Aufführungen der Werke von Richard Strauss bei Tonkünstler-versammlungen bzw. Tonkünstlerfesten des ADMV”.
“Strauss und der Ständige Rat für die internationale Zusammenarbeit der Komponisten” wordt toegelicht door Petra Garberding. Zij heeft het over “Gründung und Aufgaben des Ständigen Rats”, “Der Ständige Rat zwischen Demokratie und Führerprinzip”, “Antisemitismus”, “Der Ständige Rat im neuen Europa” en over “Strauss’ Position im Ständigen Rat”.
Albrecht Riethmüller en Dominik Rahmer hebben het dan als laatsten over “Strauss als Präsident der Reichsmusikkammer” (omstreden maar uitermate belangrijk), over Strauss en zijn uitgevers “Die Hauptakteure: Spitzweg, Fürstner, Roth”, over zijn “Weitere Verlagsbeziehungen met Leuckart, Forberg, Peters, Bote & Bock” en over Strauss, de zakenman, “Der Geschäftsmann”.
“Ästhetische Positionen”
Het tweede grote deel “Ästhetische Positionen” gaat over de twee componisten tussen wie Richard Strauss zich historisch in de ontwikkeling van de opera bevond, Mozart en Richard Wagner. Bernd Edelmann schrijft over “Strauss und Wagner”, zijn “Frühe Wagner-Eindrücke”, zijn “Tristan –Studium” en “Wende zu Wagner”, “Bayreuth und Cosima Wagner”, “Strauss als Wagner-Dirigent”, “Guntram, Till Eulenspiegel en Feuersnot” en na enkele “Wagner-Zitate”, ten slotte over “Wagner-Schriften” en “Wagner als Leitbild im Hofmannsthal-Briefwechsel”. Na een intermezo over “Strauss-Berlioz’ Instrumentationslehre” heeft Thomas Seedorf het over “Strauss und Mozart”, “Zwischen Mozart und Wagner”, “Prägungen und Erfahrungen”, “Kontexte” en “Das Mozart- Paradigma”. Om dit deel te besluiten heeft Katharina Hottmann het over “Kulturgeschichte und Oper”, “Lektüre-Horizonte Umrisse der »kulturgeschichtlichen Idee”, “Universalistisches und analogisches Denken”, “Das Organismusmodell Kulturgeschichte und die Leerstelle Musik”, “Oper als Ziel der Musikgeschichte” en “Konsequenzen für die Opernkomposition”.
“Kompositorische Arbeit”
In het korte maar heel interessante derde deel “Kompositorische Arbeit”, hebben Jürgen May en Reinhold Schlötterer het over “Der Kompositionsprozess”, “Arbeitsstadien”, “Inhaltliche und musikalische Einzelaspekte”, “Strauss und seine Librettisten Von Guntram bis Capriccio”, “Stoff, Gattung, Dramaturgie”, ”Das Wort-element” en “Übersetzung”.
“Opern und Ballette”
Het vierde deel “Opern und Ballette” bevat de buitengewoon interessante bespreking van Strauss’ opera’s en balletten. U leest bij elke opera de achtergrondgeschiedenis, telkens gevolgd door de inhoud en het verhaal (“Entstehung”, “Handlung”, “Kommentar”, “Wirkung” en zelfs aanbevolen discografie). Vijf verschillende auteurs beschrijven elk twee, drie tot vier opera’s, chronologisch geordend. “Guntram”, “Feuersnot”, “Salome” en “Elektra” worden beschreven door Susanne Rode-Breymann (Präsidentin der Hochschule für Musik, Theater und Medien in Hannover), “Der Rosenkavalier”, “Ariadne auf Naxos” en “Die Frau ohne Schatten” door Bryan Gilliam van de Duke university in het Amerikaanse Durham in North Carolina (die reeds vijf boeken schreef over Richard Strauss en trouwens nog maar net “Rounding Wagner’s Mountain: Richard Strauss and Modern German Opera” (Cambridge University Press) er aan toegevoegd heeft!), “Intermezzo”, “Die Ägyptische Helena” en “Arabella” door Mozart specialist Ulrich Konrad (lid van de “Akademie für Mozart-Forschung der Stiftung Mozarteum” in Salzburg), en “Die schweigsame Frau”, “Friedenstag” en “Daphne” door Rebecca Grotjahn, professor aan de Hochschule für Musik in Detmold/Paderborn. Dörte Schmidt, professor aan de Universität der Künste/Fakultät Musik in Berlijn, bespreekt ten slotte Strauss’ laatste opera’s, “Die Liebe der Danae” en “Capriccio”. Monika Woitas, Wissenschaftliche Mitarbeiterin aan het Institut für Theaterwissenschaft in Bochum, schrijft als laatste in dit deel over zijn balletten, “Josephs Legende”, “Ballettsoirée”, “Schlagobers” en “Verklungene Feste”.
“Vokalmusik”
In het vijfde deel “Vokalmusik” geeft Elisabeth Schmierer van de Folkwang Universität der Künste in Essen, een treffend “Übersicht und Chronologie” en bespreekt ze zijn “Liedtexte”, “Frühe Lieder”, “Liedopera der Jahre 1885–1891: Zyklische Einheit”, “Lieder der Jahre 1894–1906 I: Kontrast von sublimer Fin-de-siècle-Lyrik und volkstümlicher Einfachheit”, “Lieder der Jahre 1894–1906 II: Die Dehmel-Vertonungen”, “Neubeginn nach der Liedpause: Die vier Liedopera des Jahres 1918”, “Lieder nach 1918: Gesänge des Orients op. 77 und späte Einzellieder”. Christian Thomas Leitmeir van de prestigieuze School of Music (ze hebben daar verschillende orkesten, een opera gezelschap, koren en ensembles!) van de Bangor University in Bangor in Wales en die nota bene zijn doctoraat aan de Karl-Eberhards-Universität van Tübingen behaalde met een monografie over ‘onze’ Jacobus de Kerle, heeft het dan weer over Strauss’ Orkestliederen. Hij bespreekt “Das Orchesterlied zur Zeit von Strauss”, “Orchestrierung von Liedern anderer Komponisten”, “Strauss’ Orchestrierung eigener Lieder”, “Vom Klavierlied zum Orchesterlied: Strauss’ Bearbeitungspraxis”, “Orchestrierung von Strauss’ Liedern durch andere” en “Originäre Orchesterlieder”. Barbara Eichner, Senior Lecturer in Music aan de School of Arts van de Oxford Brookes University, ten slotte, bespreekt de “Chorwerke mit Orchester”, “Männerchöre a cappella” en de “Werke für gemischten Chor a cappella”.
“Instrumentalmusik”
In het deel “Instrumentalmusik”, bespreekt Charles Youmans, auteur van het indrukwekkend boek “Richard Strauss’s Orchestral Music and the German Intellectual Tradition, the philosophical Roots of Musical Modernism”, na een handige lijst met symfonische gedichten van diverse componisten, gecomponeerd tussen 1913 en 1939, de indrukwekkende “Tondichtungen”. Zijn teksten over de chronologisch geordende, symfonische gedichten (Strauss noemde ze “Tondichtungen” i.t.t. Liszt die ze “Symphonische Dichtungen” noemde), “Macbeth”, “Don Juan”, “Tod und Verklärung”, “Till Eulenspiegels lustige Streiche”, “Also sprach Zarathustra”, “Don Quixote”, “Ein Heldenleben”, “Symphonia domestica” en “Eine Alpensinfonie”, hebben telkens een uiteenzetting over de “Entstehung”, de muzikale structuur, het programma en de “Wirkung” (receptie). Arnfried Edler bespreekt vervolgens de opvallende, deels neo-klassieke “Symphonische und konzertante Werke”, Jens-Peter Schütte bespreekt “Das instrumentale Spätwerk” en Walter Werbeck bespreekt zijn “Klavier- und Kammermusik”, onderverdeeld in teksten over” frühe Bläserwerke”, “Frühe Klaviermusik”, “Erste Fortschritte”, “Klaviermusik der frühen 1880er Jahre”, “Kammermusik” en “Werke für Bläser”.
“Wirkung”
In het zevende en laatste deel “Wirkung”, schrijft Jürgen Schaarwächter, wissenschaftlicher Mitarbeiter des Max-Reger-Instituts/Elsa-Reger-Stiftung in Karlsruhe, over “Strauss und die Komponisten seiner Zeit” (met een interessante lijst van teksten die getoonzet zijn door zowel Strauss als Max Reger) en over de “Strauss gewidmete Werke”. Om het boek te besluiten schrijft Wolfgang Rathert, professor aan het Institut für Musikwissenschaft van de Ludwig-Maximilians-Universität in München, over de relatie van Richard Strauss tot “die Musikwissenschaft”.
Een monument
Als “Anhang” de Werkverzeichnis, de Verzeichnis der Autorinnen und Autoren, het Namenregister en het Werkregister . Alstublieft, Bitte sehr. En weet dat elke hoofdstuk voorzien is van de bibliografie. Naast “The Richard Strauss Companion” (466 bladz.) van Mark-Daniel Schmid, is ook dit Strauss handboek een monument. Dit is een boek dat als gids, als naslagwerk, handboek, vademecum, kortom als levensgezel, geenszins mag ontbreken in uw muziekbibliotheek. Dit boek is essentieel, onontbeerlijk, levensnoodzakelijk. Een must !!!
Tags Richard Strauss Handbuch – Walter Werbeck (Hg.)- diverse auteurs – Metzler/Bärenreiter – Duits – 583 bladz. – gebonden – ISBN 978-3-476-02344-5