Dit magistraal boek met gedichten, briefcitaten, filosofie en een meditatieoefening uit 1905, schetst Rilke’s ontwikkeling als leraar en vertelt hoe hij als jonge kunstenaar twee leraren vond, Lou Salomé en Auguste Rodin. Niet te missen.Rainer (eigenl. René) Maria Rilke (foto) werd geboren in 1875 in Praag en overleed in 1926 in het Valmont Sanatorium in Montreux in Zwitserland. Van Alma Mahler en de Tweede Weense School over Schreker, Hindemith en Frank Martin tot Rautavaara, Harrison Birtwistle en Piet Swerts, was Rilke is één van de meest getoonzette componisten van zijn tijd. Rilke was een reiziger. Hij doorkruiste Europa, bezocht Rusland en zeilde zelfs op de Nijl. En ondertussen ging hij een paar keer over en weer naar Venetië. Daar werden het San Marco plein en het Lido (foto), het Dogenpaleis en het Canal Grande zijn intieme vrienden. Hij bezocht de stad wel tien keer. De eerste keer in maart 1897, de laatste keer op 13 juli 1920. In 1907 was hij bv. een aantal dagen in Venetië waar hij logeerde bij kunsthandelaar Piero Romanelli. Hij werd er verliefd op diens zus Mimi.Rilke als leerling én leraar: dat is een interessante invalshoek, ook omdat hij in beide rollen zo veel gezichten laat zien. Hij is een zeldzaam type Meister, iemand die moet dulden dat hij blijft veranderen en hooguit geschikt is als richtingwijzer. Zijn thema’s zijn natuur, liefde en rouw. Zijn grondbegrip is innerlijkheid. Zijn grootste mantra de eenheid van leven en dood. Maar wat die mantra betekent? Het wordt tijd opnieuw na te denken over de kunstenaar als leraar. En over bewondering en aanhankelijkheid, want zoals Nietzsche zegt “er zijn mensen die je meer kunt vertrouwen dan jezelf”.Rilke was een kunstenaar met talent voor leraarschap. Met even originele als bedachtzame formuleringen, dwong hij zijn lezers na te denken over het leven, hún leven. In dat opzicht deed hij niet onder voor bijvoorbeeld Socrates of Meister Eckhart. Dit is een boek met gedichten, briefcitaten, filosofie en ergens halverwege een meditatie. Het onderwerp is Rilke, maar de rode draad is spiritueel leraarschap en het doel ervan is tweeledig. Het wil het gesprek openen over transmissie in de hedendaagse kunst en het wil daarbij Rilke presenteren als een bijna ideaal voorbeeld. “Transmissie”, zo schrijft Oegema, “is in dit boek, overdracht van wijsheid plús het ongrijpbaar element in die overdracht, datgene wat zich aan objectieve beschrijving onttrekt.”“Rilke”, schrijft Oegema, “behoort tot een groep wijsheidsleraren die levensinzicht combineert met groot agogisch talent, hij heeft weinig woorden nodig om je wakker te schudden en je te verleiden tot grondig zelfonderzoek. Bij Rilke ben je je leven niet zeker, zo min als bij Socrates of Meister Eckhart. Precies dat is de reden waarom hij tijdens zijn leven zo vaak om raad wordt gevraagd en waarom mensen met zeer uiteenlopende achtergronden hem aanklampen. Dit boek houdt het midden tussen een studie en een essay en gaat over spiritueel leraarschap en moderne kunst. Voor mij is Rilke én een groot kunstenaar én een groot spiritueel leraar, dat laatste vanaf de zomer van 1903. Ik beschouw de jaren zo tussen zijn 28ste en 33ste, 1903-1908, als zijn bijzonderste jaren, ook spiritueel bezien”, vervolgt hij.Deze periode, o.a. de periode van zijn kort huwelijk met Clara Westhoff, wordt effectief doorgaans beschouwd als Rilke’s eerste scheppingsperiode, de periode van de Neue Gedichte (1907), Der neuen Gedichte anderer Teil (1908), de beide Requiem-gedichten (1909), en de roman “Die Aufzeichnungen des Malte Laurids Brigge” (1904-1910). Na de voltooiing van deze roman, ontbrak het Rilke lang aan scheppingsvermogen, tot hij in februari 1922, de “Duineser Elegien” voltooide, waaraan hij al in 1912 begonnen was.Oegema heeft het onder meer uiteraard over Clara Westhoff, Lou Andreas-Salomé en Paula Becker. Eind april 1901 trouwde Rilke nl. met de Duitse beeldhouwster en schilderes, Clara Westhoff (1878-1954) (foto’s) uit Bremen. Ze woonden in een huis in Westerwede, enkele kilometers ten zuidwesten van de kunstenaarskolonie, Worpswede, waar Clara haar atelier had. In december 1901, kregen ze een dochtertje, Ruth. In de zomer van 1902 vertrok Rilke, naar Parijs, om daar een monografie over Rodin te schrijven. Clara bracht de kleine Ruth bij de grootouders onder en reisde hem achterna. In de winter van 1903 bewoonden zij twee naast elkaar liggende studio’s van de Villa Strohl Fern (foto) in het park van de Villa Borghese in de wijk Pinciano in Rome. Korte tijd later ging Clara terug naar haar kind in Duitsland, wat het einde van haar huwelijk met Rilke betekende.Rilke raakte in Worpswede ook bevriend met een van de oprichters van de kunstenaarskolonie, de Duitse landschapsschilder, Otto Modersohn (1865-1943) en zijn (tweede) vrouw, de kunstschilderes, Paula Modersohn-Becker (1876-1907) (foto). Paula Modersohn-Becker overleed op 31-jarige leeftijd aan een embolie, enkele weken na de geboorte van haar dochter, Mathilde (Tillie). In 1908 verhuisde Otto Modersohn als weduwnaar naar de nieuwe kunstenaarskolonie in het dorp Fischerhude, waar hij een jaar later trouwde met de operazangeres, Louise Breling. Rilke’s relatie met de bijna vijftien jaar oudere Russisch-Duitse filosofe en schrijfster, Lou Salomé (foto), duurde van 1897 tot omstreeks 1900. Ze bleef wel tot het einde van zijn leven, Rilkes beste vriendin en adviseur.
De gedichtencyclus, “Duineser eEegien”, dankte zijn naam aan zijn verblijf van oktober 1911 tot mei 1912, op het slot Duino (foto), het slot van Marie prinses von Thurn und Taxis (foto), nabij Triëst. Ook in de zomer van 1920 bezocht Rilke, “Dottor Serafico” zoals ze hem noemde, Marie von Thurn und Taxis in Venetië. Hij bleef er één maand. Het Italië van Rilke was Friuli Venezia Giulia in het noordoosten, en het prachtige Duino nabij Trieste, aan de Adriatische Zee. Prinses Marie zu Hohenlohe-Waldenburg-Schillingsfürst die gehuwd was met Prins Alexander von Thurn und Taxis, was trouwens ook goed bevriend met Louis Couperus.“Idee is Rilke’s leven en werk te beschrijven vanuit het perspectief van een leraar-leerling relatie zoals die zich laat afleiden uit de spirituele tradities”, schrijft Oegema. “De dynamiek en verloop van zo’n relatie”, zo vervolgt hij, “vallen globaal te typeren aan de hand van drie fases. De fase waarin de leerling de meester vindt, doorgaans gekenmerkt door grote blijdschap en de sensatie van spiritueel thuiskomen, de imitatie- en transformatiefase, wanneer de leerling zich onderwerpt aan diens leer en zich door hem van harte laat her programmeren en omvormen, en de emancipatiefase, wanneer de leerling zich ofwel in een sfeer van begrip en harmonie, ofwel na een periode van conflicten en toenemende vervreemding, los maakt van de meester en zijn eigen wereldbeeld articuleert.” Deze meer dan schitterende studie, die biografie en grondige werkanalyse situeert binnen de ontwikkeling van het artistiek gedachtegoed van Rilke’s tijd, mag u geenszins missen. Oegema schreef één van dé referentiewerken over Rilke. Subliem!Jan Oegema (°1963) (foto) is uitgever, publicist, letterkundige en hovenier Hij studeerde literatuurwetenschap en schreef o.a. “De stille stem. Niet-weten als levenshouding” (2011) en “Hans Faverey en de liefde”.Jan Oegema Rilke en de wijsheid, De kunstenaar als leraar 272 bladz. uitg. Prometheus ISBN 9789044646504