Deze cd met een selectie van grotendeels ongepubliceerde aria’s, gecomponeerd tussen 1708 en 1728, is een schitterend eerbetoon aan de beroemde 18de eeuwse bariton, Giuseppe Maria Boschi. Een immense (her)ontdekking.Giuseppe Maria Boschi (1698-1744), geboren in Napels of Viterbo, was een Italiaanse baszanger, hoewel hij in moderne termen, een bariton was. Hij wordt het best herinnerd vanwege zijn samenwerking met Händel. Boschi was ongetwijfeld één van de meest virtuoze baritons van de 18de eeuw. Hij werkte met de grootste componisten en zangers van zijn tijd. De roem van Giuseppe Maria Boschi was vergelijkbaar met die van zijn tijdgenoten, de castraten en sopranen, Farinelli, Senesino, Faustina Bordoni, Margherita Durastanti, Francesca Cuzzoni en Nicolini. Van 1703 tot 1729 zong hij in vele opera’s in theaters in heel Europa. Met zijn indrukwekkende stem waarmee hij het publiek veroverde, was hij o.a. één van de toonaangevende baritons in Londen.Boschi trad op in Casale Monferrato, Vicenza, Ferrara, Wenen, Bologna en Venetië, waar hij tijdens het Carnaval-seizoen van 1709-1710, de rol van Pallas creëerde in Händels “Agrippina”. Hij debuteerde in 1710 in Londen en keerde na 1711 terug naar Noord-Italië, waar hij optrad in Venetië, Verona, Bologna en Genua. Van 1717 tot 1720 was hij voornamelijk actief in Dresden. Daarna was hij tot 1728, in dienst van Händels Royal Academy of Music in Londen, waar hij in alle 32 opera’s zong die de organisatie in die tijd produceerde. Deze omvatten 7 opera’s van Bononcini en 7 opera’s van Ariosti, en 13 van Händel. De meeste rollen die hij zong waren die van heersers of schurken. Boschi’s tessituur was, in moderne termen, die van een hoge bariton. Hij blonk uit in zogenaamde “woede-aria’s”, waarvan Händel de meeste voorzag van een energetisch contrapunt.Boschi had een groot vermogen om drama in muziek uit te drukken. De 83 rollen die speciaal voor hem werden gecomponeerd laten deze rijke dramatische variatie zien. Hij portretteerde koningen, krijgers, rouwende vaders en treurende minnaars. De muziek varieert van furieuze coloraturen tot treurnis met alle schakeringen daartussen. In de rol van strijder, vader, minnaar en tiran kon hij de nuances van zijn stem laten horen, die, te oordelen naar de speciaal voor hem gecomponeerde muziek, een uitzonderlijk bereik had en zeer geschikt was voor dramatische rollen. Hij creëerde de rollen van Oronte in Händels “Floridante” (1721), Lotario in “Flavio” (1723), Leone in “Tamerlano” (1724) Achilla in “Giulio Cesare”(1724), Garibaldo in “Rodelinda” (1725) Ernando in “Publio Cornelio Scipione” (1726), Araspe in “Tolomeo”(1728), Clito in “Alessandro” (1726), Isacio in “Riccardo Primo” (1727) en Cosroe in “Siroe” (1728).Op de cd staan adembenemend mooie aria’s van twee bekende, Duitse componisten, Georg Friedrich Händel (1685-1759) en Johann David Heinichen (1683-1729), en van bekende en nog te (her)ontdekken, Italiaanse componisten, Antonio Caldara (1671-1736) en Nicola Porpora (1686-1768), de broers Giovanni (1670-1747) en Antonio Maria (1677-1726) Bononcini, Antonio Lotti (1666-1740), Attilio Ariosti (1666-1729), Giuseppe Maria Orlandini (1676-1760) en Andrea Stefano Fiorè (1686-1732),Fiorè was in Turijn, de hofkapelmeester van Victor Amadeus II van Sardinië, die van 1675 tot 1720 hertog van Savoye was, van 1713 tot 1720, koning van Sicilië, en van 1720 tot 1730, koning van Sardinië. Antonio Maria Bononcini (foto) studeerde net als zijn broer, bij Giovanni Paolo Colonna, en speelde tussen 1690 en 1693, in het orkest van kardinaal Pamphili. Hij was enige jaren samen met zijn broer, cellist van het hoforkest in Wenen, waar hij in 1705, kapelmeester werd van de aanstaande keizer Karel VI. In 1713 keerde hij terug naar Italië en werkte in Milaan en Napels. In 1721 werd hij kapelmeester in Modena.De Serviet en componist, Attilio Malachia Ariosti (Frate Ottavio) (foto), geboren in Bologna, produceerde meer dan 30 opera’s en oratoria, talrijke cantates en instrumentale werken. Hij werd in 1688 op 22-jarige leeftijd, monnik van de bedelorde Servieten van Maria, maar kreeg al snel toestemming om componist te worden. In Londen deelde hij met Händel en Giovanni Bononcini, het directeurschap van de Royal Academy of Music. Hij componeerde er de opera’s “La Placidia” (1709), “Coriolano” (1723), “Lucio Vero” (1726),”Vespasiano e Artaserse” (1724) en “Dario” (1725).Giovanni Bononcini (foto) was van 1720 tot 1732 in Londen. Daar was hij in navolging van Porpora, de rivaal van Händel. De Tories namen het op voor Händel, terwijl de voorkeur van de Whigs naar Bononcini uitging. Bononcini kwam in loondienst bij Sarah Churchill, hertogin van Marlborough en Mistress of the Robes van Queen Anne (foto). Na Londen verbleef hij nog enkele jaren in Frankrijk en ging in 1748 naar Wenen. Vervolgens trok hij naar Venetië als operacomponist, waar hij in armoede overleed, een vrouw en vier kinderen achterlatend … Attilio Ariosti en Giovanni Battista Bononcini, beiden instrumentalisten, brachten een nieuwe instrumentale cultuur in Händels Royal Academy of Music. Op de Koninklijke Academie werden in negen jaar tijd, 34 opera’s en meer dan 460 uitvoeringen gegeven. Händel creëerde daar zijn meesterwerken Giulio Cesare in Egitto, Ottone en Radamisto, en Ariosti en Bononcini oogstten er tussen 1720 en 1723, eveneens groot succes.Volgens de traditie gaf de zanger, karakter aan zijn rol, door zijn eigen versieringen aan de muziek toe te voegen. Soms waren die versieringen uitbundig om de bravoure van het personage te onderstrepen, op andere momenten vroeg de sfeer van de aria meer om intimiteit. Sergio Foresti heeft een zeer heldere visie op ‘belcanto’. Het gaat bij hem niet alleen om mooi en gepolijst zingen, maar vooral om de uitdrukking van de tekst en de emotie. Zingen is bij hem niet louter en alleen een technisch hoogstandje. De techniek beheers je, anders kan je deze muziek überhaupt niet zingen. Het gaat echter meer om de vrijheid te nemen, de tekst daadwerkelijk uit te drukken. Het is eigenlijk zoals zangers van eind 19de en begin 20ste eeuw dat op onnavolgbare en karakteristieke wijze deden. Die zangers hadden stuk voor stuk een eigenheid die je heden ten dage nauwelijks nog tegenkomt. Sergio Foresti is één van die zeldzame zangers die zich nog toelegt op pure belcanto.“Tegenwoordig”, zo vertelt Sergio Foresti (foto), “wordt barokmuziek vaak alleen gezien als lichte, vrolijke muziek. Dit beeld is oppervlakkig als je kijkt naar de overvloedige variatie van de 83 rollen die speciaal voor Giuseppe Maria Boschi zijn gecomponeerd. Hij was inderdaad een geweldige zanger, die werkte met de grootste stemmen en componisten van zijn tijd. Zijn stem, zijn techniek en zijn vermogen om drama in muziek uit te drukken, moeten allemaal spectaculair zijn geweest. Dit is vooral theatermuziek. De aria’s van dit programma zijn uitingen van innerlijke gemoedstoestanden. De woorden hebben een betekenis, evenals de manieren waarop ze door de verschillende componisten op muziek worden gezet. De zanger moest deze betekenissen overbrengen en hun eigen versieringen aan de muziek toevoegen. Ik heb mijn best gedaan om deze geweldige traditie te eren.”Het zingen van de voor Boschi geschreven aria’s was een lang gekoesterde droom van de bariton. Sergio Foresti is nl. een bariton met een bijzondere voorliefde voor muziek uit de 18de – en 19de eeuw. De samenwerking met de getalenteerde en enthousiaste musici van het Abchordis Ensemble onder leiding van de bekroonde klavecinist, Andrea Buccarella, was daarbij een groot genoegen.De dirigent, organist en klavecinist, Andrea Buccarella, geboren in Rome in 1987, begon zijn muziek studie als Puer Cantor in het koor van de Sixtijnse Kapel (1997 – 2000). Na het behalen van het diploma orgel aan het Conservatorio di Santa Cecilia in Rome (2008), studeerde hij cum laude af in klavecimbel en historische klavierinstrumenten bij Enrico Baiano (2016). In juni 2018 behaalde hij zijn masterdiploma klavecimbel aan de Schola Cantorum Basiliensis bij Andrea Marcon, en in augustus van dat jaar, won hij de eerste prijs en de Outhere Award, op de Internationale Wedstrijd Musica Antiqua in Brugge, de eerste Italiaan die deze prijzen in de geschiedenis van de wedstrijd behaalde.Abchordis Ensemble werd in 2011 opgericht met de wens om een licht te laten schijnen op onuitgegeven meesterwerken van de Italiaanse barok. Daartoe heeft het ensemble een zorgvuldige en nauwgezette muzikale onderzoeksactiviteit ondernomen, voornamelijk gewijd aan het herontdekken van Italiaanse, religieuze muziek uit de 17de – en 18de eeuw. In 2012 kreeg het ensemble met hun eerste project “Virgo Singularis”, twee residenties in het Cultureel Centrum in Ambronay (Frankrijk) en het Collegio Ghislieri in Pavia. Beide residenties werden in 2015 vernieuwd in het kader van het EEEmerging emerging young European ensemble-programma. In 2013 werd het ensemble uitgenodigd om deel te nemen aan de REMA Showcase (Réseau Européen de Musique Ancienne) in Marseille, waar het de publieksprijs won, en in 2015 won het de eerste prijs op de internationale Händel Wedstrijd in Göttingen. In 2016 bracht het Abchordis Ensemble hun eerste album ‘Stabat Mater’ uit, volledig gewijd aan religieuze muziek van de Napolitaanse barok, inclusief première opnames van niet-gepubliceerde werken van Gennaro Manna, Aniello Santangelo en Giacomo Sellitto. In mei 2018 kwam hun nieuwe cd, “Dies Irae”, uit met een opname van religieuze en instrumentale muziek uit de Napolitaanse barok in wereldpremière. “Dies Irae” was het tweede hoofdstuk van hun musicologisch onderzoek “Sacre Stravaganze”, gewijd aan onbekende en ongepubliceerde, Italaanse barokmuziek. Beide opnames zijn uitgebracht door SONY Deutsche Harmonia Mundi met internationaal lovende kritieken.
Tracklist:
1.Sibilar gli angui d’Aletto (Rinaldo – Händel)
2.Servi, il bagno chiudete…
3.Vostre imagini (Flavio Crispo – Heinichen)
4.Timor e speme (Griselda – Giovanni Bononcini)
5.Del minacciar del vento (Teofane – Lotti)
6.Eterni Dei (Il vincitor generoso – Lotti)7.Quella calma che a noi viene (Coriolano – Ariosti)
8.Torna Demetrio al figlio…
9.Rimbomba la tromba (La presa di Tebe – Antonio Maria Bononcini)
10.Cieco amor (Etearco – Giovanni Bononcini)
11.Ah, perfida! Conosco che vuoi…
12.Va’ dal furor portata (Ezio – Porpora)
13.Ove son? Che m’avvenne?…
14.Gelido in ogni vena (Siroe – Händel)15.Su fieri guerrieri (Vespasiano – Ariosti)
16.Bella non piangere (Polidoro – Lotti)
17.So ben che nel tuo petto (Arsace – Orlandini)
18.“Sulla riva del Tebro in men d’un’ora”…
19.Volate più dei venti (Muzio Scevola – Händel)
20.Mira l’onda furibonda (Sesostri Re d’Egitto – Fiorè)
21.Guerrieri invitti…
22.Al suon delle Trombe (L’inimico generoso – Caldara)Cieco Amor – Opera arias written for Giuseppe Maria Boschi Sergio Foresti baritone Abchordis Ensemble Andrea Buccarella conductor cd Challenge Classics CC 72875