John Abraham Fisher (1744–1806) was een belangrijke, muzikale figuur in Londen in de tweede helft van de 18de eeuw. Hij was een virtuoos op de viool en hij componeerde toneelmuziek voor het Royal Theatre, Covent Garden.John Abraham Fisher (1744-1806) werd geboren in Dunstable in het Engels graafschap Bedfordshire en groeide op in het huis van James O’Hara, Baron Tyrawley – Kilmaine, waar hij viool leerde spelen van Thomas Pinto (1728-1783), de dirigent van Drury Lane theatre en Vauxhall Gardens (foto). Hij trad in 1763 op in het King’s Theatre en het jaar daarop werd hij lid van de Royal Society of Musicians. Hij studeerde af aan Magdalen College, Oxford, in juni 1777, in het jaar waarin zijn oratorium, “Providence”, werd uitgevoerd in het Sheldonian Theatre, een werk dat nadien nog verschillende keren werd uitgevoerd in Londen. Fishers naam was nauwer verbonden met het theater dan met religieuze muziek. Hij componeerde o.a. Opéras-Pantomimes en de Masques, “Zobeide” (1771), “The Druids” (1774), “The Syrens” (1776), “Iphigenia or The Victim” (1778) en “Macbeth” (1780). Hij kreeg door zijn huwelijk omstreeks 1770 met Miss Powell, ook een zestiende aandeel in Covent Garden Theatre, en wijdde bijgevolg zijn muzikaal talent en zakelijke energie aan het theater. Toen zijn vrouw overleed, verkocht Fisher zijn aandeel en maakte een professionele tournee, waarbij hij Frankrijk, Duitsland, Rusland, en in 1784, Wenen bezocht.Fisher won in Wenen ook de gunst aan het hof en werd algemeen bekend om zijn excentriciteit en ingenieuze uitvoeringen. Het duurde niet lang of hij trok ook de aandacht door zijn huwelijk in 1784, met de beroemde prima donna, Anna (Nancy) Storace (1765-1817) (foto). De bruiloft had plaatsgevonden met een zekere mate van éclat, maar toen bekend werd dat de virtuoos zijn bruid mishandelde, werd het een publiek schandaal en er volgde een scheiding. Fischer bezocht Mozart, die nota bene Fischer steunde, maar moest op bevel van de keizer Wenen verlaten. Fisher verliet zijn jonge vrouw en zocht zijn toevlucht in Ierland. De hartelijkheid waarmee zijn oude vriend, de acteur en schrijver, Robert Owenson, de eigenaar van de National Theatre Music Hall aan Fishamble Street, in Dublin, (waar in 1742, Handels Messiah was uitgevoerd), hem in Dublin verwelkomde, zijn persoonlijke verschijning en zijn introductie in de familiekring, zijn op amusante wijze beschreven door Sydney, Lady Morgan (ca.1781-1859) (foto), één van Owensons dochters.De symfonieën van Fischer tonen in hun gebruik van dynamische variaties, onder invloed van de Mannheim-school, een verrassende kennis van continentale trends. Deze symfonieën, die een rijkdom aan kleur, contrast en verrassing bezitten, typeerden zijn klassieke stijl. Hij componeerde minstens zeven symfonieën, waarvan er zes in juli 1772 in Londen werden gepubliceerd door Longman, Lukey en Co. Het manuscript van een 7de symfonie wordt bewaard in de British Library. Advertenties in kranten zoals The London Chronicle (gedateerd 4-7 juli 1772) geven aan dat de werken werden uitgevoerd tijdens de concerten van Vauxhall Gardens, maar wanneer en in welke volgorde Fisher de symfonieën componeerde, is onbekend. Alle symfonieën van Fisher zijn georkestreerd voor twee hobo’s, twee fagotten, twee hoorns en strijkers, typerend voor de symfonische schriftuur van het midden van de 18de eeuw, en ze laten duidelijk zien dat Fisher zich bewust was van de meest actuele muzikale trends in Europa, hoewel ze gecomponeerd werden voor hij aan zijn Europese concerttournee begon. De werken tonen ook een sterk begrip van de sonatevorm en een opmerkelijk bewustzijn van compositietechnieken van de Mannheim-school (foto), inclusief de typische, dynamische markeringen zoals crescendo en diminuendo, en variaties. De aanwezigheid van dergelijke Mannheim-technieken in Fishers geschriften, duidt op de populariteit van de traditie in Londen tijdens de jaren 1760 en 1770. Mogelijk werd Fischer zich bewust van die stijl door zijn werk in Covent Garden. Deze cd is dan ook een uitstekende gelegenheid om Engelse, symfonische muziek uit de tweede helft van de 18de eeuw te ontdekken. Niet uitstellen.De Duits-Hongaarse dirigent Michael Halász (°1938) geboren in Klausenburg, nu Cluj-Napoca, in Roemenië, begon zijn muzikale carrière als fagottist bij de Philharmonia Hungarica in Wenen. Na acht jaar in die functie studeerde hij orkestdirectie aan de Folkwang Schule in Essen in Duitsland. Zijn eerste opdracht als dirigent was van 1972 tot 1975 in het Staatstheater am Gärtnerplatz in München, waar hij operetteproducties dirigeerde. In 1975 verhuisde Halász naar Frankfurt en werkte er bij Christoph von Dohnányi. Gedurende deze tijd dirigeerde hij opera’s. In 1977, toen Dohnányi naar Hamburg verhuisde, ging Halász met hem mee en zette zijn werk bij de Staatsopera van Hamburg voort. In 1978 werd Halász benoemd tot algemeen muzikaal directeur van het Filharmonisch Orkest van Hagen in het Duitse Nordrhein-Westfalen, en in 1991 werd hij benoemd tot Resident Conductor bij de Weense Staatsopera. Zijn contract liep daar af in 2011. Sinds 2011 dirigeerde hij voor Naxos, elk jaar minstens één cd opname met het Czech Chamber Philharmonic Orchestra in Pardubice, de hoofdstad van de gelijknamige, Tsjechische regio aan de Elbe.Michael Halász’s opnames voor Naxos omvatten balletten van Tsjaikofski, operafragmenten van Wagner, symfonieën van Beethoven, Schubert en Mahler, de ouvertures van Rossini, drie delen van Liszts symfonische gedichten (de laatste, alom geprezen door The Penguin Guide), Fidelio (866007071), Don Giovanni (866008082), Le nozze di Figaro (866010204), Die Zauberflöte (866003031) en een baanbrekende opname van Schrekers opera “Der ferne Klang” (866007475). Hij nam ook Pergolesi’s Stabat Mater (8550766), Richard Strauss’ ‘Le Bourgeois Gentilhomme (8553379) en Rubinsteins Don Quichot (8555394) op.De Tsjechische klaveciniste en pianiste, Petra Žďárská (°1984) uit Pardubice, studeerde piano aan het conservatorium in Pardubice bij Jana Turková en klavecimbel aan de Academy of Performing Arts in Prague, HAMU, (Akademie múzických umění v Praze, AMU) in Praag, bij prof. Giedrė-Lukšaitė Mrázkové. Daarnaast voltooide ze master-interpretatiecursussen bij beroemde klavecinisten zoals Françoise Lengellé, Bernhard Klapprott, Jacques Ogg, Zuzana Růžičková en Václav Luks. In 2012 ontving ze een eervolle vermelding op de prestigieuze Prague Spring International Interpretation Competition en de Gideon Klein Foundation Award voor de beste Tsjechische deelnemer aan de wedstrijd. Samen met de fluitiste Michaela Ambrosi, werd ze geselecteerd voor de lijst van jonge artiesten voor het concertseizoen 2015–2016. In 2017 presenteerde ze 3 Sonates voor Klavecimbel van Josef Antonín Štěpán (1726–1797) op de Internationale Interpretatiewedstrijd “Praagse Lente”, en voltooide haar doctoraatsstudie aan de HAMU. Ze doceert als assistent-professor aan de Academie voor Podiumkunsten in Praag, aan het Conservatorium in Pardubice en aan de ZUŠ Učňovská in Praag.Het Czech Chamber Philharmonic Orchestra Pardubice wordt gewaardeerd om zijn stilistische interpretaties en de buitengewone kwaliteit van zijn orkestklank. Ze zijn verschenen op verschillende delen van de Cimarosa Overtures-serie op Naxos – de laatste aflevering (8574103) werd geprezen voor hun ‘mooie en competente’ (Fanfare) uitvoeringen onder leiding van Michael Halász. Andere bijzondere releases van het orkest waren de symfonieën van minder bekende, de 18de-eeuwse componisten Franz Ignaz Beck (8573248 en 8573249), Michael Haydn (8573497 en 8573498) en Leopold Koželuch (8573627, 8573872 en 8574047).John Abraham Fisher (1744-1806) Symphonies Nos.1-6 Petra Žďárská Harpsichord Czech Chamber Philharmonic Orchestra Pardubice Michael Halász cd Naxos 8574254