Onder leiding van de wereldberoemde gitarist en luitist, Richard Savino, neemt El Mundo u met haar programma’s, mee op een muzikale reis van Castiliaanse hoven en kathedralen naar Italiaanse steden met Spaanse invloeden zoals Napels en verder naar de onderkoningen van Peru, Mexico en Guatemala, waar in de 18de eeuw, klassieke traditie samenvloeide met inheemse dansen om een unieke Spaanse stijl te creëren. Op deze cd bezoekt u de kathedraal van Guatemala.Spaanse koloniën in Midden- en Zuid-Amerika ontstonden in de 17de en 18de eeuw als bronnen van culturele activiteit. De ontmoeting van inheemse bevolkingsgroepen met Latijns-Amerikaanse kathedralen en het hoofs leven resulteerde in stijlen die de stempel van volksmuziek droegen, zelfs in religieuze composities. De verfijnde muziekcultuur van de kathedraal van Guatemala-Stad is vertegenwoordigd in een archief van honderden werken, waarvan er hier verschillende zijn opgenomen. De gitaren, harp, stemmen en percussie van het veelgeprezen ensemble El Mundo, brengen de levendige en soms hypnotiserende dansritmes van Spanje, Afrika en de Nieuwe Wereld tot leven.Op de cd staat werk van Rafael Antonio Castellanos (1725-1791), Arcangelo Corelli (1653-1713), Sebastián Durón (1660-1716), Manuel José de Quirós, (+1765), Gaspar Sanz (1640-1710), José de Torres (ca.1665-1738), Juan Antonio de Vargas y Guzmán, (fl.1750-73), en Juan García de Garcia de Zéspedes, (1619-1678). De vocale solisten zijn Jennifer Ellis Kampani en Nell Snaidas (sopraan), Ryland Angel (tenor), Paul Shipper (bas), naast Richard Savino (gitaar), William Skeen (cello), Adam LaMotte (viool) en Cheryl Ann Fulton (harp).
Met name de kathedraal van Guatemala City (toen Antigua Guatemala), was van bijzonder belang. Ze bevorderde een verfijnde muziekcultuur en het archief bevat honderden hoogwaardige muziekcomposities van zowel Spaanse als inheemse componisten. Twee vallen op door de kwaliteit en het aantal van hun werken, Manuel Joseph de Quiros (Manuel José Quiroz), die van 1738 tot 1765 muestra de capella was van de kathedraal, en zijn neef, Rafael Antonio Castellanos (fl. 1725-1791), de hoofdfiguur op deze cd, een inheemse zoon van Guatemala en uiteindelijk de opvolger van Quiros. Zoals met veel Latijns-Amerikaanse componisten, waren ze goed thuis in de 16de-eeuwse polyfonie, en namen ze ook dansmuziek op in hun religieuze werken.Al op jonge leeftijd, was Rafael Castellanos een leerling van zijn oom, Manuel José de Quirós, de kapelmeester van de kathedraal van Santiago de Guatemala. In 1740 componeerde de jonge Rafael dan ook al een compositie voor stem en basso continuo, op de Latijnse tekst van de Tweede Klaagzang van Jeremia. Dit stuk weerspiegelde zijn beheersing van de barokke schriftuur en een ongewoon expressief talent. In 1745 werd hij gezel en werd hij toegelaten als lid van het kathedraalorkest als eerste violist. Tijdens de jaren 1750 produceerde hij verschillende van zijn eigen composities voor de mettendiensten, samen met die van zijn oom. Toen Quirós in 1765 overleed, werd Castellanos zijn opvolger als kapelmeester. Zijn taak was om de kathedraalmuziek te leiden tijdens metten, vespers en de mis, en om geschikte muziek te componeren voor verschillende liturgische gelegenheden. Na de aardbeving van 1773 (terremotos de Santa Marta), veranderde het leven drastisch in de stad Santiago de Guatemala, die op bevel van koning Karel III van Spanje, binnenkort zou verhuizen naar de plaats van het huidige Guatemala-City. Na 1775 werd de stad bekend als Antigua Guatemala. Castellanos bleef trouw aan de aartsbisschop, Pedro Cortés y Larraz, en vertrok pas met zijn musici, de geestelijkheid en de religieuze ordes, toen ze daartoe gedwongen werden, en arriveerde pas in november 1779 op de nieuwe locatie. Ondanks de ontberingen van zijn nieuw leven, zette Castellanos zijn werk voort. Onder zijn leerlingen waren verschillende bekwame componisten, zoals Manuel Silvestre Pellegeros en Pedro Nolasco Estrada Aristondo, zijn opvolger als maestro de capilla.Geboren in Santiago de Guatemala, had Manuel José de Quirós een religieuze opleiding terwijl hij zijn muzikale leertijd voortzette en het niveau van een gezel bereikte. Nadat hij was toegetreden tot de Franciscanen, werd hij in 1738, benoemd tot kapelmeester van het kathedraalkoor en orkest. Hij diende in deze hoedanigheid gedurende 27 jaar, tot aan zijn overlijden in 1765. Als kapelmeester had hij de leiding over de opvoeding van de koorjongens en leerlingen, naast het dirigeren van de liturgische muziek van de kathedraal. Quirós was de eerste componist in de Nieuwe Wereld die een kritische recensie kreeg. Ter gelegenheid van de ceremonies die het bisdom Guatemala tot de rang van aartsbisdom verhieven, zorgde Quirós nl. voor liturgische muziek tijdens de negen dagen van de viering in november 1745. De schrijver Antonio de Paz y Salgado, een hoge ambtenaar in de Spaanse koloniale regering en auteur van “El Mosqueador”, publiceerde zijn enthousiaste recensie van deze muzikale uitvoeringen twee jaar later in Mexico City. Een aanzienlijk aantal werken van Quirós bevindt zich thans in het rijk archief van de kathedraal (Catedral Primada Metropolitana de Santiago) van Guatemala.
Meer dan welke andere dans dan ook, hebben muzikanten de xácara voor religieuze doeleinden gecoöpteerd. Oorspronkelijk muziek die gebruikt werd in Spaanse theaterproducties, met ‘kleine schurken’, had de xácara een karakteristiek ritme en een harmonisch patroon, dat grensde aan het hypnotische. Castellanos’ “Vaya de xácara amigos” is een uitstekend voorbeeld van deze religieuze toe-eigening. Een ander xácara op onze opname, zij het op een wereldlijke tekst, is “Vaya pues rompiendo el ayre” van de Spaanse componist, Sebastián Durón.Naast Quiros en Castellanos bevat het Guatemala City Music Archive ook tal van werken van veel van de meest bekende Spaanse componisten uit de 17de– en 18de eeuw. Onder hen zijn Juan Francés de Iribarren (1699-1767), muestra de capella van de kathedralen van Salamanca, Malaga en Valladolid, Sebastián Durón en José de Torres, maestro de capilla van het Colegio de Niños Cantorcicos van koning Felipe V de España. Durón en de Torres bekleedden beiden posities in de Koninklijke Kapel in Madrid. Torres’ cantate “Cantada al Santísimo: Sosiega tu quebranto” is vooral opmerkelijk vanwege zijn virtuoze vioolpartij die, naast de andere vioolpartijen in het archief, een zeer verfijnde instrumentale omgeving suggereert.De gitaar wordt beschouwd als het meest typisch ‘Spaans’ instrument, zowel in de volksmuziek als in de beeldende kunst. Wat nog belangrijker is, is dat in de 17de eeuw de gitaar, vaak in veelvouden en gecombineerd met harp en viola da gamba, de essentiële continuo- en theaterbegeleidingsband voortbracht. Dit wil niet suggereren dat het klavecimbel een kleine rol speelde, maar het is belangrijk om het uniek karakter van dit ensemble en het belang ervan voor het Spaans barokrepertoire te erkennen. Het is dus niet verwonderlijk dat het Guatemala-archivo ook enkele gitaar intabulaties bevat met cifers (numerieke tabulatuuraanduidingen) en alfabeto, een harmonische notatie, die uniek is voor de barokgitaar.De villancico is een specialiteit van El Mundo en een van de meest veerkrachtige en populaire vocale genres van de muziek, oorspronkelijk ontwikkeld in de 15de eeuw en geëvolueerd door de 17de en 18de eeuw om het dominant vocaal genre te worden in heel Spanje en Latijns-Amerika. In dezelfde periode ontpopten de Spaanse koloniën van Midden- en Zuid-Amerika zich tot bronnen van uiterste, culturele verfijning. De Latijns-Amerikaanse kathedralen en het hoofs leven vroegen om een gevarieerd en actief muzieklandschap en vaak werden de inheemse bevolkingsgroepen aangetrokken door de kunsten en namen ze deel aan de productie ervan. Het muzikaal resultaat was een stijl die zelfs in religieuze composities, de afdruk droeg van volksmuziek, een heerlijke kruising van elegantie en eenvoud. Het gebruik van gitaren en percussie, in combinatie met dansritmes, en het incidenteel gebruik van moedertalen, toonden een nauwe band tussen Europese en inheemse culturen.Een naam die vaak wordt geassocieerd met de erfenis van de Spaanse barokgitaar is deze van de Aragónese priester, musicus en componist, Gaspar Sanz, de persoonlijke gitaarleraar van Don Juan, de buitenechtelijke zoon van Filips IV van Spanje, die in 1674, een verhandeling en een verzameling gitaarcomposities, “Instrucción de música sobre La Guitarra Española”, publiceerde. De naam Sanz werd bekend toen Joaquín Rodrigo (1901-1999), in 1954, zijn Canarios citeerde in de “Fantasía para gentilhombre”. Zijn Folías, één van de meest geciteerde van alle Spaanse variatievormen, is een beknopt en voortreffelijk voorbeeld van deze gerespecteerde dans, en het is belangrijk op te merken dat er talloze exemplaren van zijn werken zijn gevonden in de Nieuwe Wereld. Er was ook een rechtstreekse verbinding tussen Gaspar Sanz en Italië. Tijdens zijn studie voor het priesterschap in Rome, kreeg Sanz nl. gitaarles van de luitspeler en componist, Lelio Colista, en orgel les van Giacomo Carissimi. Naast zijn belangen in de Nieuwe Wereld, regeerde Spanje ook meer dan 400 jaar over een groot deel van Zuid-Italië, en de invloed van Spaanse muziek op Italiaanse componisten was overduidelijk. Hun repertoire bestond uit ciaconnas, passacaglias, zarabandas, folías en romanescas, alle dans- en variatiestukken, voor Spaanse gitaar. Talrijke Italiaanse musici, zoals Domenico Zipoli en Roque Ceruti, emigreerden trouwens naar de Nieuwe Wereld. In 1716, trad Zipoli toe tot de orde van de Jezuïeten in Sevilla en in april 1717, begon hij aan een drie maanden durende reis naar Zuid-Amerika, die hem ten slotte naar Córdoba in Argentinië bracht. Daar zette hij zijn theologiestudie voort, en wijdde hij zich verder aan de muziek.Roque Ceruti (ca. 1683/1686-1760) was dirigent van de onderkoning van het privé-orkest van Peru, en had in die periode een dominante italianiserende invloed, hoewel dit werd kwalijk genomen door enkele van de meer traditionele Spaanse musici. Hij was van 1721 tot 1728, maestro de capilla van de kathedraal van Trujillo en vervolgens maestro van de kathedraal van Lima tot aan zijn overlijden. Een behoorlijk aantal van zijn werken is bewaard gebleven in het Archivo Arzobispal (bisschoppelijk archief) van Lima, in de collectie die ooit toebehoorde aan de kathedraal van La Plata (nu, Catedral basílica de Nuestra Señora de Guadalupe), die nu ondergebracht is in het Archivo y Biblioteca Nacionales de Bolivia, en op het seminarie van San Antonio Abad in Cusco en in La PazZonder twijfel was Arcangelo Corelli, de Italiaanse componist die de grootste invloed uitoefende op de muziek in Spanje en Latijns-Amerika. Niet alleen circuleerde zijn muziek voor strijkers op grote schaal in deze culturen, bepaalde bewegingen uit zijn Vioolsonates, op. 5 werden voor gitaar getranscribeerd door de grote Santiago de Murcia, en gevonden in zijn verzameling, “Passacalles y obras” (1732). Dit is geen op zichzelf staand voorbeeld van een Spaanse of Latijns-Amerikaanse bron met de strijkersmuziek van Corelli. In het gitaarmanuscript MS 1560 uit Mexico City, staat een transcriptie van Corelli’s “La folia, ook uit zijn Op. 5. “Daarom vond ik het passend”, schrijft Richard Savino in het bijbehorend boekje, “om zijn Ciacona, een dans waarvan wordt aangenomen dat deze afkomstig is uit de Nieuwe Wereld, op deze opname op te nemen. Hoewel veel van de muziek die we presenteren zou kunnen worden gedefinieerd als ‘barok’, was het laatste deel van de 18de eeuw ook een portaal naar het klassiek tijdperk, en naar een van de belangrijkere, maar verwaarloosde componisten van dit tijdperk, de gitarist, Juan Antonio Vargas y Guzmán, die zijn leven begon in Cádiz, Spanje, waar hij in 1773, een leerboek voor gitaar samenstelde. Daarin citeerde hij vaak Murcia’s verhandeling uit 1714, “Resumen”. Guzmán vestigde zich uiteindelijk in Veracruz, in Mexico, waar later een identieke kopie van dit manuscript uit 1776 werd gevonden. Dit laatste exemplaar bevat twaalf extra sonates voor gitaar en basso continuo, een veel voorkomende bezetting in de late 18e-eeuwse Spaanse gitaarmuziek. De stukken doen denken aan de klavecimbelsonates van Domenico Scarlatti en gunnen een blik in de opkomende Spaanse, klassieke stijl.” Niet te missen.Tracklist:
Castellanos : Pastoras alegres
Castellanos : Gitanillas vienen
Sanz: Instruccion de musica sobre la guitarra espanola, Book 2
Castellanos : Ángeles del cielo
18th Century Violin Sonatas Nos. 26-27 (From the Museo Nacional de Antropología, Mexico)
Castellanos : Al demonio – Si perfecciona el Altísimo
Duron: Ay de mí, que el llanto y la tristeza
Castellanos : Vaya de jácara amigos
Corelli: Sonata da camera a tre, Op. 2 No. 12 in G major (Ciaconna)
Duron: Vaya pues rompiendo el ayre
Torres, José: Cantada al Santísimo
Quirós: Clarines suaves
Vargas y Guzmán: Guitar Sonata No. 8 in B minor
Vargas y Guzmán: Guitar Sonata No. 9 in D major
Quirós: Jesús, Jesús, Jesús, y lo Que Subes
Castellanos : Negros de Guaranganá
Zéspedes: Convidando esta la noche
Archivo de Guatemala Music from the Guatemala City Cathedral Archive Castellanos Durón Garcia de Zéspedes Quirós Torres El mundo Richard Savino cd Naxos 8.574295