Samen met zijn uitstekend solistenensemble BachWerkVokal, presenteert Gordon Safari op zijn cd ‘Jesu meine Freude’ met werken van Bach, Doles, Krebs en Telemann, niet minder dan vier zeer gevarieerde toonzettingen van een van de populairste kerkliederen. Twee zijn hier voor het eerst op cd te beluisteren, wat verbazingwekkend is gezien de uitstekende kwaliteit van de composities van Telemann en Doles.Men koos voor werk van Johann Sebastian Bach (1685-1750), Johann Friedrich Doles (1715-1797), Johann Ludwig krebs (1713-1780) en Georg Philipp Telemann (1681-1767). Op de cd staan Jesu, Meine Freude TWV 1:966 van Telemann, Jesu, Meine Freude – Motetto a 4 Voci van Doles, het Motet BWV227 ‘Jesu, meine Freude’ van J. S. Bach, en Jesu Meine Freude, KWV 110 van Krebs.“Jesu, meine Freude” is een hymne in het Duits, geschreven door Johann Franck in 1650, op een melodie van Johann Crüger. Het lied verscheen voor het eerst in 1653, in Crügers gezangboek Praxis pietatis melica. Johann Crüger (1598-1662) (foto) was organist, later cantor, aan de Nicolaikerk in Berlijn. Hij componeerde melodieën op teksten van o.a. Paul Gerhardt en behoort daarmee tot de belangrijkste componisten van de lutherse liturgie uit de 17de eeuw. Zijn werk Newes vollkömmliches Gesangbuch Augspurgischer Confession beleefde meer dan 40 drukken. De tekst noemt Jezus vreugde en steun, tegenover vijanden en ijdelheid van het bestaan. Er zijn koor- en orgeltoonzettingen van de hymne van veel componisten, onder wie Johann Sebastian Bach in een motet, BWV 227, voor a capella koor, en een koraalvoorspel, BWV 610, voor orgel. Het eerste vers stelt het thema van liefde voor Jezus en het verlangen om verenigd te zijn met hem, die Lam wordt genoemd, zoals in Openbaring 5: 6, en Bruidegom, gebaseerd op Openbaring 22:17. Het is een parodie op het liefdeslied “Flora, meine Freude”, in 1645 uitgegeven door Heinrich Albert, organist van de kathedraal van Königsberg. Het tweede vers beschrijft de bescherming van Jezus tegen bedreigingen door Satan, vijanden, donder, hel en zonde, uitgebeeld in drastische beelden. Een van de vroegste koorzettingen was in de cantate BuxWV 60 van Dieterich Buxtehude, gecomponeerd in de jaren 1680. David Pohle (1624-1695), de stilistische link tussen Schütz en Bach, toonzette de tekst voor vier stemmen, drie instrumenten en continuo.Bach gebruikte de melodie ook als cantus firmus, gespeeld door een trompet, in een aria van zijn cantate Weinen, Klagen, Sorgen, Zagen, BWV 12 (1714). Hij beëindigde “Sehet, welch eine Liebe hat uns der Vater erzeiget”, BWV 64, een kerstcantate uit 1723, met de vijfde strofe, en zijn cantate uit 1724 “Jesus schläft, was soll ich hoffen?” BWV 81, met de tweede strofe. Het slotkoraal van cantate “Bisher habt ihr nichts gebeten in meinem Namen”, BWV 87, (1725) is een vers uit een hymne van Heinrich Müller op dezelfde melodie. Bach toonzette de hymne voor orgel in BWV 610, een van de koraalvoorspelen in zijn Orgelbüchlein. Andere barokcomponisten die koraalvoorspelen op de hymne hebben gecomponeerd, zijn onder meer Friedrich Wilhelm Zachow, Johann Gottfried Walther en George Frederic Handel (HWV 480). Latere koraalvoorspelen omvatten een werk van Friedrich Wilhelm Marpurg, terwijl Johann Gottfried Müthel variaties in D mineur op de melodie componeerde.De motetten voor vijfstemmig koor en voor dubbelkoor, gecomponeerd in de eerste jaren van Bach in Leipzig, vormden een eigen groep werken, die zich onderscheidde van zijn andere religieuze muziek. Ze waren niet bedoeld voor de reguliere kerkliturgie, maar voor privé-begrafenisdiensten. Daarom werden ze op maat gemaakt volgens de wensen van de opdrachtgever en de eigen ideeën van Bach. Samen, en in tegenstelling tot de “moderne” cantates, hadden ze een eerder conservatieve tendens en stonden ze in de traditie van de waardige, oude, vocale polyfonie, die zijn hoogtepunt bereikte in de 16de eeuw. Vijf van de zes bestaande motetten zijn in opdracht gemaakt, alleen BWV 225 lijkt voor een andere gelegenheid gecomponeerd te zijn. Maar, ondanks het feit, dat motetten vaak tijdens een rouwplechtigheid uitgevoerd werden, hebben deze werken een zekere levendigheid in zich. Het waren “Kantoren-Motette” met een 4-stemmig deel voor de Bijbelse tekst en een contrapuntisch deel dat het koraaldeel bevatte. Het refrein werd niet gedragen door een orkest, maar door een eenvoudige instrumentale begeleiding met basso continuo. Bach had in 1730 aangegeven dat “zu jeweden musicalischen Chor…wenigstens 3 Sopranisten, 3 Altisten (dat wil zeggen falset zingende mannenstemmen), 3 Tenoristen und eben so viel Bassisten (gehören), damit, so etwa einer unpaß wird, wenigstens eine 2 chörigte Motette gesungen werden kann”. Dit impliceert dat de werken door solozangers werden uitgevoerd. Bach versterkte de baspartij van het koor met een basso continuo, maar tijdens uitvoeringen in de kerk, werd elke stem met een instrument verdubbeld die met de zang meespeelde (‘colla parte’).Lang is gedacht dat de werken a capella uitgevoerd moesten worden. De ontdekking van het instrumentaal materiaal van BWV 226 heeft tot de conclusie geleid dat in elk geval de stemmen van de 8-stemmige motetten, instrumentaal moeten worden verdubbeld. Om bij een a capella uitvoering, het ontbrekend orkest te compenseren, waren de vocale partijen, bewust ingewikkelder en gedetailleerder dan gebruikelijk gecomponeerd. Daarenboven werden voor in een kleine ruimte, alle mogelijke technieken, contrapuntisch en concertovorm, meerstemmig koor en dubbelkoor gebruikt. Met op het eerste gezicht eerder bescheiden middelen, creëerde de geniale vakman Bach, even belangrijke, waardevolle en expressieve muziek als in zijn grootschalige werken. De absolute top van de polyfone kunst, Bachs motetten juichen met een vreugde die verrassend kan zijn als men hun traditioneel en meest voorkomend liturgisch gebruik kent, nl. bij begrafenisceremonies.“Jesu, meine Freude” BWV 227 is een vijfstemmig motet, dat waarschijnlijk voor het eerst werd gezongen in juli 1723, slechts een paar weken nadat Bach in zijn functie als Thomascantor was begonnen, ter gelegenheid van de begrafenis van Johanna-Maria Kresin, de vrouw van de postmeester.Johann Friedrich Doles (1715-1797) bezocht tussen 1727 en 1733 de school in Schmalkalden en later het Hennebergse Gymnasium in Schleusingen. Daar organiseerde hij met medeleerlingen een wekelijks concert waar ook zijn composities werden uitgevoerd. Van 1739 tot 1744 studeerde hij theologie in Leipzig en kreeg tegelijkertijd les van Johann Sebastian Bach. In 1744 werd hij cantor in Freiberg. Van 1756 tot aan zijn pensionering in 1789 was hij cantor aan de Thomasschule en tevens muziekdirecteur van de beide Leipzigse hoofdkerken, de Thomaskirche en de Nikolaikiche. Vanaf 1770 was hij ook muziekdirecteur aan de Universiteit. Johann Friedrich Doles overleed in februari 1797 in Leipzig. Zijn zoon was advocaat en notaris en componeerde eveneens.De Duitse organist Johann Ludwig Krebs werd geboren in Buttelstedt in de buurt van Weimar. Hij was een van de drie zonen van Johann Tobias Krebs, die daar cantor en organist was. Na de dood van zijn moeder vertrok Johann Ludwig samen met zijn vader naar Buttstädt, waar zijn vader een aanstelling als organist had gekregen. In juli 1726 werd Johann Ludwig Krebs leerling aan de Thomasschule in Leipzig. Hier leerde hij Johann Sebastian Bach kennen, die daar cantor was. Negen jaar lang was Krebs bevriend met Bach, daarnaast kreeg hij van Bach privéles orgel en kopieerde hij diens muziek. Naast orgel speelde Krebs ook luit, klavecimbel en viool. Rond 1730 zong hij ook in een koor. Krebs studeerde hierna nog twee jaar filosofie aan de universiteit van Leipzig. Op 4 mei 1737 werd Krebs Domorganist aan de Marienkerk in Zwickau. Na het overlijden van Bach in 1750, probeerde Krebs tevergeefs om de opvolger van Bach te worden als cantor van de Thomaskerk in Leipzig. In plaats daarvan werd hij 1756, organist aan het hof van Frederik III van Saksen-Gotha-Altenburg.De Duitse dirigent Gordon Safari studeerde orgel en piano, Historische Musicologie en Compositie/Muziektheorie (Master) aan de Georg-August-Universiteit in Göttingen en de Hochschule für Musik, Theater und Medien in Hannover (2014). Hij ontving meerdere onderscheidingen en de Nedersaksen Cultuurprijs voor zijn uitstekende artistieke prestaties. Gordon Safari kan al terugblikken op tal van concertactiviteiten als organist en als improvisator in heel Duitsland en Europa. Als dirigent werkte hij bij de NDR Radiophilharmonie Hannover, het Pruisisch Kamerorkest en het Orkest van de TFN. In november 2014 werd Gordon Safari benoemd tot hoofd muziek van het bisdom van de Protestantse Kerk A.B. van Salzburg en Tirol/Oostenrijk. Door het oprichten van gevarieerde ensembles en het initiëren van een veelvoud aan concertreeksen in het uiterst actief cultureel leven van de stad Salzburg, heeft hij zijn breed scala aan muzikale expertise en kennis bewezen. BachWerkVokal Salzburg en Kontra.Punkt – Das Barockorchester werden opgericht in 2015. Vanwege de bijzonder hoge kwaliteit van deze uitvoeringen met creatieve en innovatieve concertconcepten, was hij niet alleen in staat om in zijn eerste jaar met succes concerten te organiseren in Salzburg, maar werd hij ook uitgenodigd om op te treden in de Residenz en het Herkulessaal in München en de Neues Schloss in Stuttgart. In 2018 werd een eerste cd opgenomen.
Jesu Meine Freude – Bach, Doles, Krebs, Telemann Ensemble Bachwerkvokal, Gordon Safari cd MDG MDG9232207