Pierrot lunaire, in 1912 in première gespeeld in Berlijn, is een reeks van 21 kleine melodrama’s voor spreekstem, piano, dwarsfluit/piccolo, (bas-)klarinet, (alt-)viool en cello, op gedichten, “Pierrot lunaire, Rondels bergamasques” uit 1884, van de Belgische dichter, Albert Giraud (1860-1929). Ze werden in 1892, in het Duits vertaald door de Duitse dichter, Otto Erich Hartleben (1864-1905).De 21 uit de in totaal 50 door de Commedia dell’Arte en pantomime geïnspireerde gedichten, zijn als melodrama’s met “Sprechgesang”, gegroepeerd in drie delen. Het zijn in deel 1, “Mondestrunken”, “Colombine”, “Der Dandy”, “Eine blasse Wäscherin”, “Valse de Chopin”, “Madonna”, “Der kranke Mond”, in deel 2, “Die Nacht”, “Gebet an Pierrot”, “Raub”, “Rote Messe”, “Galgenlied”, “Enthauptung”, “Die Kreuze”, en in deel 3, “Heimweh”, “Gemeinheit”, “Parodie”, “Der Mondfleck”, “Serenade”, “Heimfahrt”, en “O alter Duft”. De gedichtenbundel, “Pierrot Lunaire”, van Albert Giraud (eigenl Émile Albert Kayenbergh) (foto), vormt samen met zijn komedie “Pierrot Narcisse” (1891) en zijn gedichten, “Denières fêtes” (1891), de symbolistische trilogie, “Héros et Pierrots” (1898). Samen met Emile Verhaeren, Iwan Gilkin en Max Waller, richtte Giraud trouwens in 1881 in Brussel, de groep, “La jeune Belgique”, op.In deze voor zijn tijd opvallend moderne compositie, huldigde Arnold Schönberg (toen nog met umlaut), het gesproken gezangen, een techniek die een revolutie teweegbracht in de declamatie. Schönberg wilde het stuk ironisch, teder en grotesk, zoals in cabaretsongs. De violiste, Patricia Kopatchinskaja, maar in haar vrije tijd, ook actrice, droomde ervan dit bijzonder werk te spelen en te declameren. Het was pijn in haar arm die haar ervan weerhield viool te spelen, die haar op een dag als voordrager voortstuwde. “Mijn hele leven heb ik het gevoel gehad dat ik Pierrot was. Elke keer dat ik dit stuk op de viool speelde toen ik een student was, zei ik de woorden in mijn hoofd”, vertelt ze. Ze belichaamde en speelde Pierrot op vele podia over de hele wereld, waaronder de Berlijnse Filharmonie, verschillende steden in de Verenigde Staten, Nederland, Zwitserland en Zweden. Ze bracht muzikantenvrienden van hoog niveau samen en besloot het op te nemen.Schönbergs dodecafonische “Phantasy for Violin with Piano Accompaniment”, (“für Violin-Solo mit Begleitung des Klaviers“), op. 47, uit 1949, gecomponeerd voor de violist, Adolph Koldofsky, en zijn Sechs kleine Klavierstücke, op. 19, uit 1911, completeren dit programma, evenals de 4 Stücke für Geige und Klavier op.7 uit 1919-1914 van Anton Webern, de “Little Viennese March” (“Miniature Viennese March”) uit 1915, van Fritz Kreisler, en de Kaiser-Walzer, op. 437 van Johann Strauss, in een arrangement voor fluit, klarinet, Strijkkwartet en piano uit 1925, van Schönberg. De andere uitvoerders zijn Meesun Hong (viool), Julia Gallego (fluit), Reto Bieri (klarinet), Thomas Kaufmann (cello), Joonas Ahonen (piano), en Marko Milenkovic (altviool).De Moldavische violiste, Patricia Viktorovna Kopatchinskaja (°1977) (foto), werd geboren in Chisinau, dat toen nog deel uitmaakte van de Sovjet-Unie. Haar vader Viktor was cimbalist en haar moeder Emilia violiste. Omdat haar ouders veel reisden voor de muziek, groeide Kopatchinskaja voornamelijk bij haar grootouders op. Vanaf haar zesde volgde ze vioollessen bij Michaela Schlögl, een oud-leerlinge van David Oistrach. In 1989 verhuisde de familie Kopatchinskaja naar Wenen, waar Kopatchinskaja aan de Universität für Musik und darstellende Kunst Wien, compositie en viool studeerde. In 1998 verhuisde ze naar Bern waar ze in 2000 afstudeerde aan het conservatorium.
Schoenberg Pierrot Lunaire Patricia Kopatchinskaja cd ALPHA722