De labels Capriccio en Chandos gaven elk een nieuwe cd uit met orkestmuziek van de Argentijnse componist Alberto Ginastera (1916-1983). Een gelegenheid om deze prachtige maar veel te weinig gespeelde muziek verder te ontdekken.
Drie muzikale persoonlijkheden
Het muziekleven in Argentinië kreeg door drie persoonlijkheden in de 20steeeuw, internationale bekendheid. Het waren Alberto Ginastera, Carlos Gardel en Astor Piazzolla. Gardel was als zanger en componist, de populaire vertegenwoordiger van de ‘Tango Argentino’ en Piazzolla was als uitstekend bandoneonist en componist, de oprichter van de ‘Tango Nuevo’. Alberto Ginastera was daarentegen de belangrijkste Argentijnse componist van klassieke muziek. Bij Ginastera, konden drie perioden worden onderscheiden. In de eerste periode van wat hij zelf omschreef als objectief nationalisme (1934-1947), gebruikte hij directe muzikale elementen van de Argentijnse volksmuziek. Hij componeerde in die periode o.a. zijn Obertura para el Fausto Criollo op.9 (1943) en de Symfonische Triptiek Ollantay op.17, gecomponeerd na zijn terugkeer uit de Verenigde Staten (1947).
Pre-Columbiaanse erfenis
Ginastera wordt niet alleen erkend als een toonaangevende Zuid-Amerikaanse componist van zijn tijd, hij wordt ook aangezien als een van de helden van de Latijns-Amerikaanse muziek in het algemeen. De blijvende inspiratiebron was Argentinië zelf. De pre-Columbiaanse erfenis aan de ene kant en de uitgestrekte landschappen van de pampa’s aan de andere kant waren zijn belangrijkste inspiratiebronnen. Waar Ollantay geïnspireerd was door een dramatisch gedicht van Inca oorsprong, wendde Ginastera zich voor zijn tweede ballet, Estancia, naar het leven van de gaucho’s die in die grote open ruimten leefden en werkten. Terwijl het landschap hetzelfde is in Pampeana nr. 3 als in Estancia, is de muziek hier meer abstract en contrasterend. Het kenmerkte de overgang van zijn objectief nationalisme naar een eerder subjectief nationalisme. Pampeana nr. 3 (1954) is trouwens één van de minder bekende stukken van Ginastera. Het is nochtans een prachtig drieluik met de suggestieve evocatie van de Argentijnse pampa’s.
Ginastera en Gounod
Fausto Criollo, in 1866 geschreven door Estanislao del Campo, vertelt op basis van zijn eigen ervaringen over een gaucho die toevallig een uitvoering van Gounods opera Faust meemaakt in het Teatro Colón in Buenos Aires, en vervolgens verslag uitbrengt aan een vriend in zijn plaatselijk dialect (het Rio de la Plata Spaans). Dit gaf de componist de gelegenheid om zowel citaten uit de oorspronkelijke opera met elementen van de Argentijnse volksmuziek te combineren.
Een triptiek voor Erich Kleiber
De Symfonische Triptiek Ollantay op. 17 werd in 1947 gecomponeerd. Popul Vuh, het heilig boek van de Guatemalteekse Quiché Indianen, gaat over het conflict tussen Ollantay, de zoon van de aarde, en Inka, de zoon van de Zon. De compositie werd opgedragen aan de Oostenrijkse dirigent Erich Kleiber, die op de vlucht voor het nazi regime, onderdak vond in Argentinië. Hij dirigeerde dan ook de wereldpremière in Buenos Aires in 1949 met het Orkest van het Teatro Colón.
Subjectief nationalisme
De Variaciones Concertantes voor kamerorkest op. 23 (1953) dateren uit het midden van de tweede periode van Ginastera, de periode van zijn Subjectief Nationalisme (1948-1957). Het thema wordt ingeleid door de cello en harp en vervolgens in tien variaties op een danige wijze behandeld dat elke keer een ander instrument de rol van solist krijgt. Het werk eindigt in de afsluitende elfde variatie met een Rondo uitgevoerd door het voltallig orkest. De première was door Igor Markevitch met het Orkest van de Asociacion de la Musica in Buenos Aires in juni 1953.
De gekwelde hertog
De opera Bomarzo op.34 (1966-1967) was één van de belangrijkste werken van de derde, neo-expressionistische periode (vanaf 1958) van Ginastera. De plot blikt terug op het gekweld leven van de 16de -eeuwse hertog van Bomarzo, Pier Francesco Orsini, dat een opeenstapeling was van obsessies, misbruik, homoseksualiteit en doodsangst. De première in Ginastera’s thuisland vond pas plaats in 1972, terwijl de wereldpremière doorging in Washington DC in mei 1967 o.l.v. Julius Rudel, die drie jaar later ook de Bomarzo Suite, op 17 in première speelde.
De dansende pampa’s
Gesitueerd op een estancia (een ranch), is het ballet Estancia, op. 8 gebaseerd op de manier van leven van de gaucho’s (cowboys), in de grote open ruimten van de Argentijnse pampa’s. Essentieel in deze muziek is de Malambo, een uitsluitend mannelijke, concurrerende, traditionele dans, ver van de verleidelijke tango’s van zijn meer bekende landgenoot en leerling Astor Piazzolla. Voor Ginastera was deze rivaliserende dans essentieel. Zes episoden zijn gebaseerd op de Malambo. De verzen hier en elders gesproken of gezongen met orkestbegeleiding in bv. La tarde (’s middags) en La Noche ‘(nacht), zijn afkomstig uit “Martin Fierro” van José Hernandez (1834-1886), een Argentijns, episch gedicht. Pampeana nr. 3, op. 24 zijn twee kamerstukken, uit respectievelijk 1947 en 1950. Een derde voor orkest dateert uit 1954. Beide cd’s brengen Ginastera’s exotische muziek op een heel aanstekelijke wijze. Ze brengen de Latino cultuur in huis en zorgen voor een zonovergoten, paradijselijk optimisme. Twee absolute aanraders!
Ginastera Orchestral Works 1 Pampeana No. 3 for orchestra op. 24 Ollantay op. 17 Estancia op.8 Lucas Somoza Osterc (bariton) BBC Philharmonic Juanjo Mena cd Chandos 10884
Alberto Ginastera Obertura para el Fausto criollo, op. 9 Variaciones Concertantes op. 23 Ollantay Bomarzo op. 34 Maria Isabel Segarra (sopraan) Deutsche Staatphilharmonie Rheinland-Pfalz Karl-Heinz Steffens cd CAPRICCIO C5244