Dit is de twaalfde en laatste cd in de reeks van de Bach Players voor het label Hyphen Press Music. Deze nieuwe cd gaat verder met hun fantasierijke combinaties en leidt tot Bachs Cantate BWV 75 via enkele van Bachs voorgangers als Kantors van de Thomaskirche in Leipzig.
Wanneer Johann Sebastian Bach Kantor werd aan de Thomasschule in Leipzig, sloot hij zich aan bij een lange rij musici in deze functie, onder wie Schein, Schelle en Kuhnau. Deze cd biedt de opname van hun muzikale tekstbehandelingen en toont de buitengewone schoonheid van de Duitse kerkmuziek uit die tijd. De cd opent met Schelle’s “Nun komm der Heiden Heiland” en zijn cantate “Aus der Tiefen” en besluit met de eerste cantate die Bach na zijn benoeming in 1723 in Leipzig voor de plaatselijke Nikolaikirche componeerde, “Die Elenden sollen essen” BWV 75, een meesterwerk, bekend om zijn virtuoos trompetgedeelte, een pronkstuk en een passend debuut voor Bachs werk aan de Thomas Kirche.
Johann Hermann Schein (foto), die jong overleed en geboren werd in hetzelfde jaar als Schütz (1586), wordt vertegenwoordigd door zijn Geistliches Konzert “Nun komm der Heiden Heiland”, een kort motet met een becijferde baspartij voor orgel, en de suite-nr. 20 in mi klein uit zijn “Banchetto Musicale”.
Johann Schelle uit het Ertsgebergte, de zoon van de cantor en rector Jonas Schelle, werd toen hij pas zeven jaar oud was, sopraan van de Koninklijke Saksische hofkapel in Dresden o.l.v. Schütz. Door zijn toedoen werd Schelle in 1657 koorlid van de Hertogelijke kapel in Wolfenbüttel, waar Schütz Kapelmeester was. Van 1665 tot 1667 was Schelle zanger van het Thomanerchor van de Thomasschule in Leipzig. Op voorspraak van Sebastian Knüpfer werd hij in 1670 cantor aan de school van Eilenburg. Hij verzorgde als één van de eersten de uitvoering van Duitstalige cantaten in de eredienst. Van januari 1677 tot zijn overlijden in 1701, was Schelle Thomascantor in onder meer de Thomaskirche in Leipzig als opvolger van Sebastian Knüpfer en voorganger van Johann Kuhnau (foto). Tegelijkertijd was hij „Director chori musici“ van die stad. Hij introduceerde daar de verbinding van gezongen evangelieteksten met geestelijke liederen en de Koraalcantate.
Van Johann Schelle, Kantor van 1677 tot 1701, is er een instrumentale canon over “Nun komm der Heiden Heiland” en de cantate “Aus der Tiefen” (psalm 130). Van Johann Kuhnau, de voorganger van Bach, is er een meer substantiële toonzetting van elk van de zes strofen van het koraal “Was Gott tut, das ist wohlgetan”. Alles fijn solistisch (one to one part), authentiek en historisch verantwoord gezongen. Aanbevolen.
The Bach Players Bach and before Music by Schein, Schelle, Kuhnau, with Bach’s Cantata BWV 75 cd Hyphen Press Music HPM 012