Menselijke slechtheid heeft die van de Duivel overtroffen! Deze duistere observatie lag aan de basis van alle kruiden en komedie in de operette “Le Diable à Paris”. Ze ging in 1927 in première en werd opnieuw opgegraven door het ensemble Les Frivolités Parisiennes, dat een vruchtbare samenwerking met B Records heeft gehad om een cd-opname te maken van een speelse versie van dit ongewoon werk, op het kruispunt van kunstmuziek en jazz.Marcel Lattès werd in 1886 geboren in Nice. Als leerling van Louis Diemer en Charles-Marie Widor, met een 1ste prijs piano aan het Conservatorium van Parijs in 1906, en als vriend van André Messager, was Marcel Lattès tussen 1908 en 1935, de componist van verschillende lyrische werken, meestal operettes, waarvan drie in samenwerking met de tekstschrijver en librettist, Albert Willemetz. Door de bioscoop kennen we van hem de muziek van een dertigtal, voornamelijk Franse films met o.a. Jean Gabin, Tino Rossi en Maurice Chevalier, (tussen 1931 en 1941), met name muziekfilms, waaronder drie met de zanger, Carlos Gardel, in de hoofdrol, en opgenomen in het Spaans. Lattès componeerde o.a. voor G.W. Pabst (“Du haut en bas”, 1933), Abel Gance (Lucrèce Borgia, 1935), Maurice Tourneur (“Avec le sourire”, 1936) en Marcel L’Herbier (“Entente Cordiale”, 1939). Zijn chanson, “Et le reste!” werd in 1933, gezongen door Arletty, alias “Totoche”, in de film “Je te confie ma femme” van René Guissart.Tijdens de Eerste Wereldoorlog diende Lattès net als o.a. Ossip Zadkine en de schilder, Alexandre Zinoview, bij de Russische ambulances (Ambulance auto-chirurgicale russe), onder leiding van kolonel Dimitri d’Osnobichine, de oprichter van de Parijse schildersgroep, “Le cercle des Mortigny”. Als jood werd Lattès in december 1941 gearresteerd tijdens de zogenaamde “notabelen”-razzia en enkele maanden geïnterneerd in het kamp van Compiègne en vervolgens in Drancy. Bij deze razzia werden 743 joodse dokters, ingenieurs, advocaten en intellectuelen opgepakt.Vrijgelaten dankzij de tussenkomst van Sacha Guitry, kreeg Lattès van mei tot september 1943, van de Duitse autoriteiten, een tijdelijke vrijstelling van het dragen van de gele ster en kreeg hij zelfs toestemming om te componeren voor de bioscoop en het theater, in afwijking van de “wet”, “La Loi du 2 juin 1941”, die bekend stond als “tweede statuut van de Joden”. Opnieuw gearresteerd en geïnterneerd in Drancy op 4 oktober 1943, werd hij uiteindelijk op 7 december 1943 met konvooi nr. 64, gedeporteerd naar Auschwitz, waar hij op 12 december 1943, naar alle waarschijnlijkheid, vrijwel meteen na zijn aankomst, werd vergast…“Le Diable à Paris” werd in 1925, gecomponeerd op een libretto van Robert de Flers, Francis de Croisset en Albert Willemetz. Ze werd in 1927 gecreëerd in het Théâtre Marigny, met Dranem (de duivel) en Raimu als Fouladou, en “Les Dolly Sisters”. Robert de Flers overleed voor hij zijn werk kon voltooien, waarna Albert Willemetz zich bij Francis de Croisset voegde om het werk te voltooien.In het verhaal assisteert Marguerite, nicht van Dame Marthe Grivot, haar tante in de functies van poortwachter in Guéthary in Baskenland. André, geruïneerd door zijn minnares Paola de Valpurgis, ziet vanuit de trein Marguerite en stapt uit om haar het hof te maken en neemt de plaats in van de stationschef, die blij is zich te kunnen wijden aan het toezicht op zijn ontrouwe vrouw. Mevrouw Grivot wil deze “berooide” verdrijven en zij wijst op eigen initiatief de ijver van een oude wisselwachter, Fouladou, af. De twee mannen, geërgerd, roepen de duivel aan, die verschijnt, verheugd dat hij niet is vergeten.Hij geeft miljoenen aan André en geeft jeugd terug aan Fouladou, op voorwaarde dat ze een aangenaam verblijf voor hem organiseren in de hoofdstad, die hij sinds 1859 niet meer heeft bezocht. In Parijs staat Méphisto, omgevormd tot een radjah, verbaasd over alle moderne ontdekkingen en vooral door de vooruitgang van de sluwheid van mannen en vrouwen, waarvan hij de naïeve dupe is. Niet zonder moeite herinnert hij zich eindelijk de formule waarmee hij naar de hel kan gaan om zijn verafschuwde vrouw, Proserpine, te vinden en het eindigt allemaal, zoals we denken, met het dubbele huwelijk van Marguerite en André, die het geld van de duivel houdt, en Madame Grivot en Fouladou, wiens haar weer grijs wordt.Het verhaal is net zo gemakkelijk te volgen als de mythe van Faust, bijgewerkt naar het moderne leven. De jonge vrouw heet hier zelfs Marguerite en haar tante Marthe, daar is de duivel, en Faust heet hier heel eenvoudig, André. Zelfs de naam van de femme fatale, de vedette, “Paola de Valpurgis” is een verwijzing naar de “Walpurgisnacht”, een heidens feest dat ook in Goethe’s Faust wordt gevierd. André verkrijgt hier liefde en rijkdom van de duivel (geen rijkdom aan kennis maar geld, dat hem in staat stelt naar Parijs te gaan). Alleen is de samenleving veel veranderd sinds de tijd van Goethe en is het hier de duivel die voor de gek wordt gehouden door de hele moderne en stedelijke samenleving, veel duivelser dan hij (vandaar zijn wanhoop om terug te moeten keren, zonder ziel, in de hel, bij zijn vrouw Proserpina die hij haat).
Foto’s (© Eric Dervaux)
Rolverdeling:
Marguerite: Marion Tassou
Marthe Grivot: Sarah Laulan
Paola de Valpurgis: Julie Mossay
André: Mathieu Dubroca
Le Diable: Denis Mignien
Fouladou: Paul-Alexandre Dubois
L’entremetteuse: Céline Groussard
6 Girls: Mélodie Avezard, Géraldine Deschenaux, Laëtitia Gawiec, Sophie Girardon, Camille Nicolas, June van der Esch4 Boys: Bart Aets, Eric Jetner, Fabian Miroux, Stoyan Zmarzlik
Orchestre des Frivolités Parisiennes o.l.v. Dylan Corlay
Dylan Corlay studeerde trompet, gitaar, fagot en Ondes-Martenot. Met vier prijzen van het CNSMD in Parijs voor fagot, schrijven, kamermuziek en generatieve improvisatie, behaalde hij in juni 2013 zijn Fagot Certificate of Aptitude en het State Diploma in Ensemble Direction. Hij verrijkte zijn fagotopleiding bij Marco Postingel aan de Universität Mozarteum in Salzburg tijdens een Erasmusverblijf. Hij treedt op in verschillende symfonieorkesten onder leiding van grote dirigenten als Tugan Sokhiev, Philippe Jordan, Myung-Whun Chung en Pierre Boulez, en als solist in verschillende groepen (kamermuziek, orkest en recital). Hij trad op op grote internationale podia: Shangai Grand Theatre, KKL in Luzern, Concertgebouw in Brugge, Julliard School, Royal Albert Hall. Dylan Corlay componeert en arrangeert voor verschillende groepen: solist, koor, symfonieorkest, big band. In juni 2010 won een van zijn composities, The Song of the Tree, de prijs voor Beste Filmmuziek op het Hamburg International Short Film Festival. In 2011 componeerde hij Divergences, een stuk voor symfonieorkest, in opdracht van Jean-Marc Cochereau, destijds muzikaal leider van het Orchestre des Jeunes du Centre.In 2015 won de eerste prijs van de zesde editie van de “Jorma Panula International Conducting Competition” in Finland. Voor de seizoenen 2015/2016 en 2016/2017 werd hij aangesteld als assistent-dirigent van het Ensemble Intercontemporain. Hij volgde een dirigeeropleiding bij Jean-Sébastien Béreau, Gianluigi Gelmetti, Philippe Ferro, Péter Eötvös, Atso Almila en Jorma Panula. Van 2012 tot 2015 was hij muzikaal leider van de brassband Exo Brass.Sinds september 2013 dirigeert hij het harmonieorkest en het studentensymfonieorkest van het Conservatoire de Tours. Als onderdeel van de bijscholing van conservatoriumdocenten geeft hij regelmatig stages rond ensembleregie en klankschilderen. Voor het festival “Voix d’Enfance” schreef hij een werk voor een groot kinderkoor en orkest: D’Ici et autre, gecreëerd onder zijn leiding in 2013. Hij componeerde ook de muziek voor muzikale verhalen: Sans tuba ni trompette (2015 ) en L’Ilôt Bassons (2010), waarvoor hij ook de teksten van de liedjes signeert. In 2008, na het winnen van een interne wedstrijd op het CNSMDP, creëerde hij zijn eerste multidisciplinaire voorstelling Scènes de Mains, waarin hij muzikanten, dansers, acteur, schilder en ontwerper samenbracht. Tegelijkertijd volgde hij een opleiding in klankschilderen bij Walter Thompson en Vincent Le Quang en behaalde hij zijn “Level One”-certificaat als klankschilder. Dylan Corlay was drie jaar pianist in de geïmproviseerde muzikale komediegroep New, waarmee hij onder meer optrad in het Théâtre de Trévise (Parijs).In 2012 nam hij gedurende drie maanden deel aan een intensief programma La Voie du corps, een mix van dans, theater en mime, in de studio van Philipe Genty. Deze ervaring stelt hem in staat om als acteur op te treden in toneelstukken van Jean Giraudoux in het Théâtre du Nord Ouest (Parijs). Sinds 2011 speelt Dylan Corlay solo in L’îlot Bassons, een muzikaal verhaal waarvan hij de songwriter is en waarin de piraat Mordicus speelt, een fagottist ontsnapt uit een symfonieorkest. Naar aanleiding van deze voorstelling schreef hij Les Aventures de Mordicus, een muziekboek voor kinderen.Marcel Lattes Le Diable A Paris David Plantier Les Plaisirs Du Parnasse 2 cd B Records LBM033