Na de Eerste Wereldoorlog trokken jonge, hoopvolle, begaafde componisten naar de Franse hoofdstad. In 1925 bedacht de uitgever, Michel Dillard (1896-1966), bekend van “La Sirène Musicale” van de “Éditions Eschig”, de term “École de Paris”, voor deze buitenlandse componisten. Het waren de Hongaar, Tibor Harsányi (1898-1954), de Pool, Alexandre Tansman (1897-1986), de Tsjech, Bohuslav Martinů (1890-1959), de Rus, Alexander Tcherepnin (1899-1977) en de Roemeen, Marcel Mihalovici (1898-1985).De naam “École de Paris”, bedacht door André Warnod (1885-1960) in een artikel in de revue littéraire, “Comœdia”, werd in de eerste plaats toegepast op kunstenaars die, om ze te onderscheiden van de Duitse expressionisten, betrokken waren bij de vele samenwerkingen en overlappende, nieuwe kunststromingen in Montmartre. Tegen de jaren 1920 was Montparnasse nl. hét centrum geworden van de avant-garde. Voor de Eerste Wereldoorlog creëerde een groep expats al in Parijs, kunst in de stijlen van post-impressionisme, kubisme en fauvisme. Het waren onder meer Pablo Picasso, Marc Chagall, Amedeo Modigliani en Piet Mondriaan. Picasso en Henri Matisse waren de ‘leiders’. Tussen de jaren 1920 en 1940, werd vervolgens geëxperimenteerd met kubisme, orfisme, surrealisme en dadaïsme door Franse en buitenlandse artiesten, o.a. Jean Arp, Joan Miró, Constantin Brâncuși en Raoul Dufy. Een belangrijke subgroep joodse kunstenaars, kwam bekend te staan als de joodse school van Parijs of de “School van Montparnasse”. Enkele leden van die groep waren onder meer Emmanuel Mané-Katz, Chaim Soutine, Adolphe Féder en Marc Chagall.Na de Tweede Wereldoorlog werd de naam toegepast op een andere groep abstracte kunstenaars. In deze (tweede) periode (après-guerre), verwees de term “Parijse school”, dan nl. naar tachisme en de lyrische abstractie in de werken van Jean Dubuffet, Pierre Soulages, Jean-Michel Coulon, Nicolas de Staël, Hans Hartung, Serge Poliakoff, Bram van Velde, Georges Mathieu, Jean Messagier en de Sloveen, Zoran Mušič, die geëxposeerd werden in de “Galerie de France” van Myriam Prévot en Gildo Caputo in Parijs, en in het “Salon de Mai” van een café aan de Place du Palais Royal in de Rue Dauphine, geleid door de belangrijke criticus en kunsthistoricus, Gaston Diehl (1912-1999). Als equivalent van de eerste groep (“school”) van schilders, nam Miljard Dillard dezelfde naam over voor een groepje componisten, hier samen vertegenwoordigd op deze cd. Lees voor de gelegenheid “Écoles de Paris en musique 1920-1950, Identités, nationalisme, cosmopolitisme” van Federico Lazzaro (Ed. Vrin). Alle vijf de componisten op deze cd kwamen uit Oost-Europa en allen, met uitzondering van Martinů, overleden ze in Parijs. Aanvankelijk probeerden ze met behulp van standaard muzieknotatie om idiomatische subtiliteiten uit te drukken die moeilijk te vatten waren, de essentie van volksmuziek uit hun thuisland te vertalen. Op het programma staan o.a. de wereldpremière-opnamen van Harsányi’s Rhapsodie en Sonate Pour Violoncelle et Piano, en Mihalovici’s Sonate dans le caractère d’une scène lyrique.Marcel Mihalovici bv. werd ontdekt door George Enescu in Boekarest. Hij verhuisde in 1919, op 21-jarige leeftijd, naar Parijs om te studeren bij Vincent d’Indy. Mihalovici was de oorspronkelijke componist voor de muziek van het hoorspel Cascando (1962) van Samuel Beckett. Zijn Vijfde symfonie bevat een sopraan die een toonzetting van een Beckett-gedicht zingt, en hij gebruikte “Krapp’s Last Tape” als basis voor een kleine opera, “Krapp, ou, La dernière bande”. Zijn herinneringen aan hun vriendschap worden verteld in het verzameld werk Beckett at Sixty A Festschrift van John Calder, (Calder & Boyars 1967). Als een sterke voorstander van het neoclassicisme, omarmde Mihalovici een verscheidenheid aan hedendaagse stijlen, met een harmonische taal, variërend van chromatiek tot serialisme. Roemeense volksmuziek beïnvloedde zijn onconventioneel gebruik van ritmische variatie en instrumentale kleur. Veel van zijn pianowerken werden voor het eerst uitgevoerd door zijn vrouw, de concertpianiste, Monique Haas.Tibor Harsányi studeerde aan het Conservatorium van Boedapest bij Zoltán Kodály. Hij toerde als pianist o.a. door Europa, vestigde zich in 1920 in Nederland en werkte daar als pianist, dirigent en componist voor hij in 1923 naar Parijs verhuisde. Hij hielp bij de oprichting van de Société Triton, die concerten organiseerde van hedendaagse muziek, en werd samen met Bohuslav Martinů , Marcel Mihalovici en Conrad Beck, één van de zogenaamde “Groupe des Quatre”. Alexandre Tansman werd als zoon van Franssprekende, Joodse ouders geboren in Łódź. Al op 4-jarige leeftijd kreeg hij pianoles en op 8-jarige leeftijd begon hij reeds te componeren. Hij studeerde van 1908 tot 1914, piano en compositie bij Wojciech Gawroński aan het conservatorium van Łódź. Vervolgens vertrok hij naar Warschau en studeerde er rechten aan de Universiteit. Hij promoveerde in 1918. Tegelijkertijd studeerde hij aan het conservatorium van Warschau contrapunt bij Piotr Rytel en compositie bij Henryk Melcer-Szczawiński. Nadat hij bij de eerste compositiewedstrijd in 1919 van de Polski Klub Artystyczny (Poolse Artiestenclub) in Warschau met zijn Romans (Romance) (1918-1919) voor viool en piano, Impresję (Impressie) (1918-1919) voor piano en Preludium H-dur (Preludium in B) (1918-1919) voor piano, drie prijzen had gewonnen, vertrok hij naar Parijs. Daar maakte hij kennis met Maurice Ravel, Albert Roussel, Arthur Honegger, Darius Milhaud, Andrés Segovia en Igor Stravinsky. Hij begeleidde Ravel in 1928-1929 trouwens op zijn concerttournee door de Verenigde Staten.Nikolay Tcherepnin, een leerling van Rimsky-Korsakov in Sint-Petersburg en vader van de componist en pianist, Alexander, was al eerder bekend in Parijs. Alexander Tcherepnin (1899-1977), leidde nl. in 1911, zelf de première van “Le Pavillon d’Armide”, zijn ballet over de Saraceense tovenares Armide, uit het 16de-eeuws, episch gedicht “La Geruzalemme liberate” van Torquato Tasso. Die première betekende meteen ook de opening van het eerste seizoen van de Ballets Russes in Parijs. Alexander Tsjerepnin studeerde aan het Conservatorium van Sint-Petersburg, het Conservatorium van Tbilisi en aan het Conservatoire national supérieur de musique in Parijs en was naast een leerling van zijn vader, een leerling van Anatoli Ljadov, Paul Vidal, Isidore Philipp en André Gédalge. In 1921 emigreerde hij naar Frankrijk. Van 1938 tot 1945 doceerde hij aan het Russisch conservatorium in Parijs. In 1948 vertrok hij naar de Verenigde Staten en doceerde aan de DePaul University in Chicago, Illinois, kreeg in 1958 de burgerlijke rechten van de Verenigde Staten en sinds 1964 doceerde hij ook in New York. Als concertpianist reisde hij later vanuit zijn woonplaats Chicago de wereld rond. Als componist was hij stilistisch verwant aan Prokofjev, maar hij experimenteerde ook met verschillende toonreeksen, waaronder pentatoniek, chromatische tetrachorden en de 9-toons-toonladder waaraan zijn naam verbonden is.Bohuslav Martinů speelde reeds als kind viool. Hij woonde van 1923 tot 1940 in Parijs en trouwde er in 1931 met de naaister, Charlotte Quennehen, uit Picardië. Eind jaren dertig werd hij echter wanhopig verliefd op de componiste Vítězslava Kaprálová, die in Parijs studeerde. In 1940 overleed Vítězslava Kaprálová echter op 25-jarige leeftijd aan tuberculose. Aan het begin van de Tweede Wereldoorlog besloten Martinů en zijn vrouw naar de Verenigde Staten te emigreren en vestigden zich in New York. De Koude Oorlog weerhield hen ervan om terug te keren naar het communistisch Tsjechië, dat deel was gaan uitmaken van het Oostblok. In 1952 werd Martinů Amerikaans staatsburger. In 1957 verlieten ze de Verenigde Staten om zich in Schönenberg nabij Bazel te vestigen. Martinů’s werk werd gecatalogiseerd door de Belgische musicoloog Harry Halbreich (H-nummer).Cellist Wen-Sinn Yang, geboren in 1965 in Bern, Zwitserland als zoon van Taiwanese ouders, studeerde in Zürich bij Claude Starck en in Berlijn bij Wolfgang Boettcher en volgde later masterclasses bij Janos Starker en David Geringas. Op 24-jarige leeftijd werd Yang aangesteld als solocellist van het Symfonieorkest van de Beierse Radio. Sinds hij de eerste prijs won op de Geneva International Music Competition in 1991, trad hij op in de belangrijkste concertzalen van Europa en Azië. Yang is sinds 2004 professor cello aan de Academie voor Muziek en Theater in München en geeft ook regelmatig internationale mastercursussen. Tijdens het seizoen 2016/17 was hij Artist-in-Residence zijn bij het Taiwan Philharmonic, het National Symphony Orchestra in Taipeh.De pianist, Oliver Triendl, geboren in 1970 in Mallersdorf in Beieren, studeerde bij Rainer Fuchs, Karl-Heinz Diehl, Eckart Besch, Gerhard Oppitz en Oleg Maisenberg. Hij speelde met succes op festivals en in veel van de belangrijkste muziekcentra van Europa, Noord- en Zuid-Amerika, Zuid-Afrika, Rusland en Azië.Tracklist:
Tibor Harsányi: Rhapsodie
Alexandre Tansman (1897-1986) 2 Pièces
Bohuslav Martinů (1890-1959) Variations sur un thème slovaque, H. 378
Tibor Harsányi (1898-1954) Sonate pour violoncelle et piano
Alexander Tcherepnin (1899-1977) Songs and Dances, Op. 84
Marcel Mihalovici (1898-1985) Sonate dans le caractère d’une scène lyrique op. 108Le violoncelle à l’École de Paris Oliver Triendl (piano) Wen-Sinn Yang (cello) cd Oehms OC489