Sinds het begin van de 19de eeuw zijn er talloze bewerkingen en arrangementen gemaakt van Bachs Goldbergvariaties. Het werk is duidelijk geschreven voor een toetsinstrument, maar de contrapuntische schrijfwijze maakt het zeer aantrekkelijk voor uitvoeringen met instrumentale en zelfs vocale ensembles.
De variaties zijn overwegend drie of vierstemmig, met een heldere harmonische progressie en een melodische omvang die geschikt is voor de meeste instrumenten. Het werk zit vol mooie melodieën, canons en fuga’s. Sommige variaties zijn van oorsprong gezongen stukken, zoals de Aria of het Quodlibet, andere variaties vragen er bijna om, om gezongen te worden. Zo ontstond het idee om de Goldbergvariaties te herschrijven voor 16 stemmen.
Het was een uitdaging om een bewerking te maken die klinkt als authentieke vocale muziek van Bach. Geen gezongen klaviermuziek, maar een idiomatische behandeling van het koor, vocale lijnen en zingbare melodieën met tekst voor articulatie en frasering. Geen letterlijke bewerking maar een her-compositie van de Goldbergvariaties.
Het instrumentaal ensemble, Collegium Delft, bestaat uit twee violen, altviool, blokfluit, twee hobo’s, cello en fagot. Van de dertig variaties zijn er zeven enkel instrumentaal bewerkt, bv. Variatie 7, enkel voor blokfluit en fagot. De overige variaties werden voorzien van teksten, gekozen uit titels van cantaten en aria’s van Bach, o.a. “Es ist genhug”, “Ich ruf zu dir”, “Weine, klagen, Sorgen, Zagen”, “Wachet auf” of Jauchzet Gott in allen Landen!”. Bepaalde variaties worden door het 16 leden tellend koor a capella gezongen, bv. Variatie 21 “Ich bin ein Pilgrim auf der Welt”, of begeleid door één enkel solo instrument, bv. Variatie 13, enkel met solo viool. De aria zelf wordt op de a klinker gezongen.
In Trujillo’s her-compositie wordt het koor gecombineerd met een klein barokensemble bestaande uit een strijkkwartet en 3 houtblazers die afwisselend blokfluit, hobo, hobo d’amore en fagot spelen. Stemmen en instrumenten zijn nauw met elkaar verweven, wisselen elkaar af, vullen elkaar aan en ondersteunen elkaar. Elke variatie is anders bezet en varieert in textuur- en klankkleurcombinatie; stemmen en instrumenten hebben afwisselend een hoofd- of bijrol. Elk instrument heeft eenmaal een grote solo rol binnen het geheel. Tempi en stijl zijn soms sterk aangepast om bijzondere harmonische effecten te vergroten. Melodieën die zijn verlegd, dissonanten en voorhoudingen die voortduren, klankkleuren die binnen één muzikale lijn wisselen, extra reliëf dat ontstaat door de tekst; dit alles maakt de gezongen Goldbergvariaties tot een spannend nieuw én oud werk.
In de Aria wordt de baslijn (Händels chaconne) eerst solo gepresenteerd door de cello, daarna wordt de textuur van de Aria langzaam opgebouwd. Het koor begint zacht te neuriën en gaat in verschillende stemgroepen met de melodie aan de gang, de instrumenten nemen deze uiteindelijk over. Bij de herhaling van de Aria aan het einde van de Goldbergvariaties wordt de structuur omgekeerd en blijft juist het koor als laatste klinken.
In Variatie 1 en Variatie 11 worden snelle toonladders en lange melodielijnen opgesplitst in kleine zelfstandige motieven om de ritmische complexiteit en snelheid zingbaar te maken. Soms ontstaan er juist nieuwe melodieën door bepaalde tonen te verlengen, zoals het koraal in de blokfluiten in Variatie 6 of de melodie van de hobo’s in Variatie 12.
De baslijn wordt vaker solo gepresenteerd en als recitatief gebruikt, zoals in Variatie 9. Maar door de baslijn te verleggen naar een hogere stem ontstaat een heel nieuwe kleur en functie zoals in Variatie 18 waar de baslijn door de sopranen gezongen wordt. In sommige delen speelt het koor de rol van basso continuo terwijl instrumenten soleren, zoals in Variatie 3 en Variatie 19.
Tempo en stijl zijn soms aangepast om bijzondere harmonische effecten te vergroten, zoals in Variatie 4 (koor a cappela). Hier is het tempo zeer langzaam en worden alle dissonanten uitgerekt. Op klavier wordt deze variatie vaak tamelijk snel gespeeld; in deze vocale versie is het een langzaam veranderend klankveld, maar met exact dezelfde noten als in de originele Goldbergvariaties.
Elk instrument heeft eenmaal een grote solo. In Variatie 13 zingen de vrouwen vierstemmig langzame harmonieën waarbij de voorhoudingen en dissonanten dichtbij elkaar gelegd zijn. Zij begeleiden de viool solo. Tegenhanger hiervan is Variatie 25 waarbij de hobo solo door het mannenkoor begeleid wordt, op de sombere tekst “Ich steh mit einem Fuss im Grabe”. Door tonen uit de harmonie anders te combineren ontstaan extra melodische lijnen. Zo is Variatie 21 een driestemmige canon, maar door deze werkwijze is een vierde stem ontstaan. Die vierde stem voegt zich zowel bij de baslijn als in de beweging van de binnen stemmen. Heel, heel origineel, heel bijzonder. Warm aanbevolen.
Gustavo Trujillo (°1972) is werkzaam als freelance componist en zanger en is als docent muziektheorie verbonden aan de conservatoria van Amsterdam en Rotterdam. Hij werd geboren op het eiland Tenerife en studeerde klarinet aan het Conservatorio Superior de Música de Santa Cruz de Tenerife. In 1993 verhuisde hij naar Amsterdam om compositie te studeren, eerst aan het Sweelinck Conservatorium en vervolgens aan het Rotterdams Conservatorium, waar hij in 2000 zijn diploma compositie behaalde en in 2003 zijn studie muziektheorie afrondde.
Hij studeerde bij Daan Manneke en Klaas de Vries, en volgde diverse lessen en masterclasses bij o.a. L. Andriessen, K.H. Stockhausen, L. Balada, G. van Keulen, T. Verbey, P.J. Wagemans en R. Uijlenhoet. Tevens volgde hij de cursus ‘Nieuw Hedendaagse en Niet Westerse Technieken’ bij Rafael Reina en diverse workshops en masterclasses over Afrikaanse, Turkse en Spaanse volks- en kunstmuziek.
Trujillo’s composities, gekenmerkt door een sterke invloed van (Canarische) volksmuziek, bestaan uit werken voor de meest uiteenlopende bezettingen met een sterke nadruk op gebruik van vocale middelen. Vermeld dienen te worden o.a. ‘Madrigal de los Campesinos’ (1996), ’Cinco Romances‘ (2003) en ‘Burning Bush’ (2007) voor koor. Daarnaast componeerde hij onder andere ‘Drums & Bass’ (2001, genomineerd voor de Gaudeamus prijs 2002) voor ensemble en live electronica, de liederen cyclus ‘Shir Ha-Shirim’ (2003), ‘Malpaís con Campanas’ (2000, finalist Jonge Componisten Project 2000) en ‘Chamán’ (2008) voor orkest. Ook maakte Gustavo Trujillo vele uiteenlopende composities en arrangementen voor theater, dans en videoart.
Maria van Nieukerken is artistiek leider en dirigent van het professionele kamerkoor PA’dam en van Toonkunst Rotterdam en Kamerkoor Toonkunst Rotterdam. Door de combinatie met andere disciplines verbindt zij uitvoerders en toehoorders nog sterker met de muziek. Maria stond op vele internationale podia met gerenommeerde koren en orkesten en zit in internationale jury’s en muziekcommissies. Zij geeft workshops voor zangers en koren, maar ook voor bedrijven (OPmaat) Komend seizoen is zij o.a. te zien als gastdirigent bij Cappella Amsterdam en als workshopleider tijdens America Cantat. Voor amateurzangers staat in 2016 wederom de succesvolle workshop rondom de Aria’s van de Matthaus Passion gepland.
PA’dam sings Bach Goldberg variations Recomposition by Gustavo Trujillo for 16 Voices & Baroque ensemble PA’dam Collegium Delft Maria van Nieukerken cd Cobra COBRA0050