Johann Simon Mayr (1763-1845) geboren in Oberbayern, liet wel zestig opera’s en meer dan zeshonderd religieuze composities (waaronder 7! Requiems) en kamermuziek na. Hij componeerde ook twee pianoconcerti. Mayr werkte een groot deel van zijn leven als componist en muziekdocent in Italië.
In 1789 werd hij kapelmeester in Bergamo. Donizetti was er zijn bekendste leerling. Voor de rest van zijn leven was hij zowel als kapelmeester van de Santa Maria Maggiore in Bergamo als van de Chiesa di San Lazzaro dei Mendicanti in Venetië werkzaam. Mayr heeft ook de muziek van Haydn, Mozart en Beethoven in Italië bekend gemaakt.
Zijn eerste muziekonderricht kreeg hij in het Benedictijner klooster in Weltenburg en na 1774 in het Jezuïetencollege van Ingolstadt. Hij studeerde theologie, filosofie, medicijnen, recht en canoniek recht en werkte vanaf 1777 als organist. In 1787 werd hij muziekdocent bij Baron Thomas de Bassus in het Beierse Schloss Sandersdorf in Altmannstein. De Bassus was de leider van de Illuminati in Italië. Hij was verbonden aan de universiteit van Ingolstadt, hét centrum der Beierse Illuminati (“Gesellschaft der Perfectibilisten”), die de reformatie van de kerk en de emancipatie van de burgerij op basis van de vrijmetselarij nastreefden.
In de vroege 19de eeuw was deze zeer productieve componist één van de meest succesvolle opera componisten in Noord-Italië. Hij was daartoe aangemoedigd door Piccini en Peter von Winter. Zijn werken werden in heel Europa gespeeld. Mayr was de populairste operacomponist in de periode vlak voor Rossini in Italië. Hij vormde de stilistische overgang tussen de 18de -eeuwse opera seria en de 19de -eeuwse Italiaanse opera. Dit uitte zich vooral in zijn vocale ensembles en kleurrijke orkestpartijen. Daarnaast richtte hij in Italië de Lezioni caritatevoli di musica en het Pio istituto musicale op, instellingen voor behoeftige musici. De jonge Donizetti kon bv. van de Lezioni genieten.
Hij introduceerde ook vele nieuwe vormen. Hij was bv. de eerste die het koor afwisselend polyfoon en unisono liet zingen (een effect dat Verdi herhaaldelijk toepaste) en hij verrijkte het orkest met houtblazers, harp en slaginstrumenten. Veel orkestratievondsten die aan Berlioz werden toegeschreven, werden reeds door Mayr toegepast. Ook de zogenaamde “tempesta” (de storm) zoals frequent gebruikt door Rossini en Verdi, alsook de “banda” (een harmonieorkestje op of achter het toneel) waren vondsten van Mayr.
Mayr genoot al waardering in Venetië met zijn religieuze muziek voor hij in 1802 de functie van maestro di capella op zich nam in de basiliek van Santa Maria Maggiore in Bergamo. Met een bescheiden orkest ter zijn beschikking componeerde hij er meteen een Miserere, waarin solo instrumenten een dialoog aangingen met de vocale solisten in krachtige, beschrijvende aria’s en koren.
In tegenstelling tot de Romeinse praktijk, vestigde Napels een Miserere-traditie met orkestbegeleiding, die werd nagevolgd door bv. Giovanni Paisiello in zijn Miserere in re-klein (1794) of in Venetië door Johann Adolf Hasse en Ferdinando Bertoni in hun Miserere’s uit ca. 1730 en 1802. In Venetië werd het concertant Miserere met orkestbegeleiding vaak voorafgegaan door een oratorium of een cantate. Bertoni componeerde zijn Miserere voor de leerlingen van het Ospedale dei Mendicanti en werd omstreeks deze tijd ook gepubliceerd. In de 19de eeuw dook het Miserere als genre alleen op in Italië, bijvoorbeeld van Gaetano Donizetti (1843) en Saverio Mercadante (1856). Mayr bezat in zijn bibliotheek “Miserere’s con strumenti” van o.a. Ferdinando Bertoni, Niccolò Jomelli, Benedetto Marcello, Johann Gottlieb Naumann, Giovanni Battista Pergolesi en Vogler.
Toen hij van 1788 tot 1802 in Venetië was, studeerde Mayr bij Ferdinando Bertoni, die toen maestro di cappella was van San Marco. Naast religieuze muziek componeerde Bertoni ook opera’s, waaronder een “Orfeo”. Mayr, van zijn kant, had met zijn vroege oratoria, cantaten en vooral met zijn theaterwerken, reeds naam gemaakt als componist in Venetië. In 1799 maakte de jonge Mayr ook zijn debuut in de Scala van Milaan met zijn opera “Lodoiska” en in 1802 aanvaardde hij de functie van maestro di cappella van de basiliek van Santa Maria Maggiore in Bergamo. Het orkest dat hij daar tot zijn beschikking had was vrij bescheiden. Het Miserere is dan ook enkel voor strijkers, twee hobo’s, twee hoorns en orgel georkestreerd.
Miserere (mei Deus) is de aanhef van boetepsalm 51 van koning David uit het Bijbelboek Psalmen. David schreef de psalm nadat de profeet Natan hem bezocht nadat David bij Batseba had geslapen. Mayr gebruikte in zijn 10-delig Miserere één tekstdeel soms in verschillende bewegingen. “Tibi soli peccavi” bv. dient ook in een andere context als Sancta mater, en Docebo als Pro peccatis. Benigne fac ontbreekt in het handschrift maar het is wel herkenbaar aanwezig in enkele van de bijbehorende andere delen, en kon worden geïdentificeerd in een alternatieve gedaante als een Tantum ergo.
Het Miserere is mogelijks vrij vaak uitgevoerd. Dit wordt aangetoond door aanvullende partijen voor klarinet en trombone in het handschrift. Typerend voor Mayr zijn de verwijzingen naar Mozart. Hij citeert Sarastro’s beroemde aria “O Isis und Isiris” uit “Die Zauberflöte” aan het einde van “Asperges me”, en aan het begin van “Docebo” is er een toespeling op de introductie van Don Giovanni. In de koorbewegingen die het werk omkaderen, weerspiegelt Mayr de ernst van de psalmtekst door middel van harmonieën, rijk aan dissonanten en verrijkt met zuchtmotieven en voorhoudingen. Hij besluit met een fuga op “Tunc accestabis”. Het einde is opmerkelijk en ongebruikelijk in Mayrs gebruik van echo-effecten en pauzes met een pianissimo-einde, symbool van wanhoop en berouw.
De Litaniae Lauretanae de Beata Virgine Maria als aanroeping en smeekbede, is vernoemd naar het Italiaans pelgrimsoord Loreto. Liturgisch gesproken was het een plaats van devotie, pelgrimstochten en processies. Volgens de overlevering brachten in het jaar 1291, engelen het huis van de Heilige Maagd Maria, waar Jezus in opgroeide (foto), op een wolk, uit het beloofde land naar Dalmatië. Daar deden zich verscheidende mirakels voor en mensen kwamen er bidden tot de Heilige Moeder Gods. In 1294 brachten de Engelen het naar een woud nabij Recanati. Deze plek wordt nu Loreto genoemd.
Mayrs Litaniae Lauretanae in sol klein, hier voor de allereerste keer opgenomen, is niet gedateerd, maar moet volgens dirigent Hauk rond 1800 gecomponeerd zijn. Het werk bestaat uit drie delen. Kyrie eleison en Miserere nobis vormen de buitendelen, gekenmerkt door grote toonafstanden, plotseling stijgende figuren en zuchtmotieven. In het centraal gedeelte werden de talrijke aanroepingen of invocaties, beurtelings als solo’s en als vocale ensembles getoonzet. Een verrijkende ontdekking. Warm aanbevolen.
Johann Simon MAYR Miserere Litaniae lauretanae Andrea Lauren Brown Theresa Holzhauser Markus Schäfer Virgil Mischok Members of the Bavarian State Opera Chorus Simon Mayr Chorus Concerto de Bassus I Virtuosi Italiani Franz Hauk World première recordings cd Naxos 8.573782
https://www.stretto.be/2017/05/01/johann-simon-mayr-een-herontdekking/