Toen Dmitri Sjostakovitsj in 1975 overleed, werd hij wereldwijd gezien als een trouwe, zij het wat weerbarstige vazal van het Sovjetregime. Maar klopte dat wel? Was hij niet eerder een geheime dissident? Een enorme controverse kwam op gang. Dit essay reconstrueert de pittigste debatten uit die Sjostakovitsj-strijd, een spetterend gevecht van leugens en (halve) waarheden, dat de muziekwetenschap meer kwaad dan goed heeft gedaan.Rond 1936 begon de eerste periode van terreur, Grote Zuivering of “Bolsjaja tsjistka” van Stalin. Mensen werden om het minste en geringste zonder proces of met een schijnproces beschuldigd van samenzwering en ter dood veroordeeld. Sjostakovitsj’ schoonbroer, de fysicus Vsevolod Konstantinovich Frederiksen en zijn beschermheer maarschalk Michail Nikolajevitsj Toechatsjevski, werden afgevoerd naar werkkampen in Siberië. Sjostakovitsj werd dit lot bespaard omdat hij in zijn tweede symfonie (“Aan Oktober”, 1927), in zijn derde symfonie (“1 Mei”, 1929), in cantaten (bv. in “Van Karl Marx tot onze tijden”, 1932) en in filmmuziek (tussen 1927 en 1940 componeerde Sjostakovitsj de muziek voor wel 17 sovjetfilms !), de marxistisch-Leninistische doctrine trouw had bezongen en opgehemeld. Hij was in het Westen en in Sovjet-Rusland zo beroemd en gerespecteerd, dat het voor Stalin onmogelijk was om de componist op gelijkaardige wijze aan te pakken en te vervolgenIn zijn tweede en derde symfonie experimenteerde Sjostakovitsj met wat hij “geometrische compositie” noemde, het muzikaal equivalent van het rayonisme van Mikhaïl Larionov, het suprematisme van Kazimir Malevitsj en El Lissitzky, en het constructivisme van Rodtsjenko en Tatlin. Dan uitte Sjostakovitsj zich in zijn akelige maar fenomenale Vierde, een schreeuwerige maar machtige kolos van muzikale boosaardigheid, schoonheid en duistere, slavische humor, die naar het einde toe, uiteindelijk plaats maakt voor iets dat klinkt als de dood zelf. Het was 1936, twee jaar na de première in het Academisch klein Staatstheater voor opera en ballet (Maly-Theater) in Leningrad van zijn haast bruïtistische opera, “Lady Macbeth uit het district Mtsensk”, die Sjostakovitsj in 1962 herwerkte tot “Katerina Ismajlova”.Toen de beruchte opera en de futuristische vierde symfonie werden gecomponeerd, publiceerde “Pravda” een editoriaal getiteld “Chaos in plaats van muziek”. Daarin stond dat Sjostakovitsj veroordeeld werd omdat hij “formalistische muziek” schreef, een term die stond voor alles wat Stalin niet wilde, intellectualisme, abstractie, complexiteit, westerse invloeden, en een schrijnend gebrek aan voor de hand liggende volkslied melodieën en folkloristische kleuren. De toenmalige leiding van de Sovjet-Unie en de “Bond van componisten van de USSR”, de latere “Bond van Sovjetcomponisten”, veroordeelden deze werken officieel als decadent. Toen de première van de vierde symfonie naderde, werd de symfonie ingetrokken. Ze zou pas in 1961 voor de eerste keer uitgevoerd worden…Via deze Vierde leerde een nieuwe generatie in het Westen, de muziek van Sjostakovitsj stilaan kennen, maar, het was tijdens het hoogtepunt van de Koude Oorlog. Het gaf daardoor een vertekend beeld, met alle gevolgen van dien. Het Westen wilde voortaan koste wat kost, per se aantonen dat Sjostakovitsj anti Sovjet muziek componeerde en hij een slachtoffer was van de rode vijand.De veertigjarige Sjostakovitsj had in 1947 reeds 9 geniale symfonieën gecomponeerd, muziek bij wel 15 sovjet films, al dan niet experimenteel, avantgardistisch of propagandistisch, drie indrukwekkende balletten (“Zolotoi vek” (“The Golden Age”), “The Bolt” en “The Limpid Stream”), veel toneelmuziek, en het fantastisch, dromerig en vrolijk eerste Pianoconcerto voor piano, trompet en strijkers. Daarenboven was Sjostakovitsj toen reeds houder van verschillende functies, titels, prijzen en onderscheidingen, zoals Afgevaardigde in het Leningrads stadsdeelbestuur, hoogleraar, Afgevaardigde van de Leningradse Arbeidersraad, Orde van het Rode Vaandel (of Rode Banier), twee Stalin prijzen 1ste klas (voor zijn pianokwintet en zijn 7de symfonie), een Stalin prijs 2de klas (voor zijn Pianotrio), de Leninorde, Afgevaardigde van de Opperste Sovjet voor het district Leningrad, en er zouden er nog vele, vele volgen. Daarnaast was de componist reeds in 1943 benoemd tot Erelid van de “American Academy and Institute of Arts and Letters”…Het boek van Bergé bestaat uit een proloog en een epiloog met daartussen 2 delen, Testimony – ‘Leugens en halve waarheden of de Sjostakovitsj van de musicologen, over Volkov en de dissidentenkwestie, en Rajok – De geheime schaterlach’ of de musicologen van Sjostakovitsj. Als Bijlage, de tekst van Antiformalistische Rajok: Klein Antiformalistisch Paradijs”, vertaald door Xavier Verbeke.De Russisch-Amerikaans journalist, schrijver en musicoloog, Solomon Moisejevitsj Volkov (°1944) studeerde viool aan het conservatorium in Leningrad, promoveerde in 1971 in de musicologie, en was vervolgens artistiek directeur van de ‘Experimentele Studio voor Kameropera’. In 1976 emigreerde hij met zijn vrouw Marianne naar de Verenigde Staten en nam later ook de Amerikaanse nationaliteit aan. Volkov werd bekend door zijn biografisch werk over Dmitri Sjostakovitsj, onder de titel “Testimony” (1979, in Nederland verschenen onder de titel Getuigenis in de reeks Privé-domein). Testimony/Getuigenis zorgde weliswaar voor een felle polemiek over de historische authenticiteit. De Amerikaanse wetenschapper Laurel Fay, de auteur van “Shostakovich: A Life” (2000), betichtte Volkov zelfs van fraude, stelde dat hij stukken had overgeschreven uit Sjostakovitsjs eigen teksten, dat hij daarbij sterk selectief en inaccuraat was, en hij er naar eigen fantasie, tal van stukken en uitspraken had aan toegevoegd. Sjostakovitsjs dochter Galina en zoon Maxim noemden Testimony/Getuigenis “een boek over onze vader, maar niet zijn eigen memoires”. De basis en historiciteit waren volgens zijn beide kinderen grotendeels correct, maar de toon van het boek en het globaal beeld dat werd geschetst was sterk gekleurd door Volkov zelf. Het boek werd desondanks internationaal geprezen en werd en in zo’n twintig landen vertaald.Het eerste deel van het boek van Pieter Bergé focust daarom volledig op Volkovs “Testimony”, omdat het Sjostakovitsj-beeld bij het grote publiek sterk bepaald is door dit boek, vaak zonder dat er de nodige kanttekeningen bij werden gemaakt. In het tweede deel – ‘De geheime schaterlach’ – verplaatsen de schijnwerpers zich dan naar de anti stalinistische satire zelf. Eerst wordt de directe politiek-artistieke ontstaanscontext van het werk toegelicht, vervolgens worden tekst en muziek van het werk gedetailleerd besproken en ten slotte wordt de terugkoppeling naar Testimony gemaakt.Tussen alle meesterwerken door componeerde Sjostakovitsj een Stalin-satire, nl. de cantate, Antiformalistische Rajok of De Peepshow. Vol humor rekende hij daarin af met de cultuurpolitiek van de sovjets. “Little Antiformalistic Paradise” (“Antiformalist Rayok”, ook bekend als simpelweg Rayok, The Peep-show (kijkkast), Little Paradise, The Gods en A Learner’s Manual), zonder opusnummer, werd gecomponeerd voor vier stemmen, koor en piano. De titel werd ontleend aan het lied “Rayok” uit 1870, van Modest Moessorgski. De cantate spotte met het Zhdanov-decreet van 1948 en de anti-formalismecampagne in de Sovjetkunst die erop volgde, en bevatte citaten uit toespraken van Zhdanov, een citaat uit “Suliko” op een gedicht uit 1895 van de Georgische dichter, Akaki Tsereteli (1840-1915), (het lievelingslied van Stalin), en “Kalinka” uit 1860, van Ivan Petrovich Larionov (1830-1889). De datum van het werk is onzeker. Volgens de vriend van de componist, Isaak Glikman, en de familie Sjostakovitsj, componeerde Sjostakovitsj Rayok in 1948, met verdere herzieningen in 1957 en eind jaren ‘60. Een andere vriend, Lev Lebedinsky, zei daarentegen dat het werk uit 1957 dateert en dat hij en niet Sjostakovitsj het libretto schreef. Tijdens het leven van de componist werd het werk alleen uitgevoerd voor familie en goede vrienden. Het kreeg zijn eerste openbare uitvoering pas op 12 januari 1989 onder leiding van Mstislav Rostropovich. In 1989 orkestreerde Boris Tisjtsjenko de pianopartij. Tisjtsjenko heeft trouwens actief bijgedragen aan het smokkelen van (delen) van de memoires van Sjostakovitsj naar het Westen en heeft een ernstige aanvaring gehad met Solomon Volkov over de authenticiteit van diens publicatie ‘Testimony’ (getuigenis). In de jaren negentig maakten Vladimir Milman en Vladimir Spivakov nog een orkestversie. Deze versie werd opgenomen en werd in 2003 uitgebracht door Capriccio.
Pieter Bergé De leugens en de schaterlach Sjostakovitsj’ geheime Stalin-satire 140 bladz. uitg. Sterck & De Vreese EAN 9789056157982