Monteverdi’s L’Orfeo is een iconisch werk voor Leonardo García Alarcón. De Argentijnse dirigent heeft nl. al zijn leven lang, Monteverdi’s meesterwerk uitgevoerd. Samen met zijn solisten, het Chœur de Chambre de Namur en het ensemble Cappella Mediterranea, presenteert hij nu zijn visie op “L’Orfeo”.In 1590 of 1591, kreeg Claudio Monteverdi (1567-1643) (foto) zijn eerste baan aan het hof van Vincenzo I Gonzaga, de hertog van Mantua, en zijn gemalin Eleonora de’ Medici. Hij bleef daar twaalf jaar en werkte samen met o.a. Giaches de Wert en Benedetto Pallavicino. In deze periode maakte Monteverdi in het gevolg van Vincenzo Gonzaga reizen naar Hongarije en Vlaanderen. Toen Claudio Monteverdi (foto) in Mantua aankwam, werd hij aanvankelijk aan het hof aangenomen als gambist. Dit is een aspect van zijn muzikale persoonlijkheid die vaak vergeten wordt. Toch herinnerde zijn broer Giulio Cesare in een brief dat zijn improvisaties op de viola alla bastarda (bariton gamba) opmerkelijk waren. Op het moment van zijn aankomst speelde instrumentale muziek aan het hof reeds een belangrijke rol. Die werd gedomineerd door diverse musici, onder wie de joodse violist Salomone Rossi (ca. 1570-1630), één van de eerste componisten die triosonaten componeerde. Maar, Monteverdi was zelf ook een meester op het gebied van de instrumentale muziek. Zijn uitzonderlijke vaardigheden dienaangaande horen we in de balletten van “L’Orfeo”, in het “Ballo delle ingrate” en in bepaalde madrigalen, zoals “Tempro la cetra”, met een opvallende concertante rol voor de instrumenten als onderdeel van de “seconda pratica”.Monteverdi’s L’Orfeo op een libretto van Alessandro Striggio, is gebaseerd op de mythe van Orpheus en Eurydice, zoals terug te vinden in de Metamorfosen van Ovidius en de Georgica van Vergilius. De première van L’Orfeo was in februari 1607 in het hertogelijk paleis van Mantua. De publicatie vond plaats in 1609 in Venetië, met een tweede editie in 1615.“L’Orfeo” wordt vaak omschreven als de eerste opera. De componist gebruikte echter zelf een andere term voor zijn werk, ‘favola in musica’, een muzikaal verhaal. Dit verhaal is dat van Orpheus, de dichter en muzikant die naar de onderwereld reist om Hades te overtuigen om zijn geliefde Eurydice terug te laten keren naar de levenden.Na zijn “Orfeo”, componeerde Monteverdi op tekst van Ottavio Rinuccini, “L’Arianna”, de klassieke mythe van Ariadne op het eiland Naxos. Van deze “Arianna” bleven echter enkel het libretto en de muziek van het lamento bewaard, het “Lamento d’Arianna”. Daarna componeerde hij “Il Ritorno d’Ulisse in Patria” (1641), over de mythe van de terugkeer van Odysseus, (Ulisse in het Italiaans), op het eiland Ithaka. Penelope, zijn trouwe vrouw maar belaagd door minnaars, wachtte daar al twintig jaar op hem. Op zijn “Ritorno” volgde in 1642, “l’Incoronazione di Poppea”, het verhaal over Poppaea Sabina en keizer Nero. Van de minstens 18 opera’s die Monteverdi componeerde, zijn er heel wat verloren gegaan, bv. “Andromeda”, “Proserpina rapita” en “Le nozze d’Enea con Lavinia”. Tussen “Orfeo” (1607) en “Il Ritorno d’Ulisse” (1641) componeerde hij minstens nog drie andere opera’s, die tot nu toe niet werden teruggevonden, “Le nozze di Tetide”, “La finta pazza Licori” en “Armida abbandonata”.
Monteverdi’s “L’Orfeo” was evenzeer de apotheose van de Renaissance als een getuigenis van de ontluikende barokstijl. Deze uitvoering benadrukt respectvol en inventief en met gepaste, welsprekende theatraliteit, de contrasten tussen nostalgische blikken naar het verleden en de meest vernieuwende uitingen van de operataal van toen. Met dit als uitgangspunt legden de artiesten op deze opname de nadruk op het direct verhaal van het libretto, en hoe alleen de muziek wordt gebruikt om emoties uit te drukken, een muziek die de plot en de tekst woord voor woord ondersteunt. De schitterende, vocale solisten zijn Valerio Contaldo, tenor, Mariana Flores, sopraan, Giuseppina Bridelli, mezzo sopraan, Ana Quitans, sopraan, Alejandro Meerapfel, bariton, Salvo Vitale, bas, Nicholas Scott, tenor, Alessandro Giangrande en Carlo Vistoli contratenor, Julie Roset, sopraan, en Matteo Bellotto en Philippe Favette, bas.De Argentijnse dirigent, gespecialiseerd in barokmuziek, Leonardo García Alarcón (°1976), verhuisde in 1997, na zijn pianostudies in Argentinië, naar Europa om er muziektheorie en klavecimbel te gaan studeren bij Christiane Jaccottet aan het Centrum voor Oude Muziek van Genève. Als lid van het Elyma Ensemble werd hij assistent van Gabriel Garrido voor hij in 2005 zijn eigen ensemble oprichtte, Cappella Mediterranea. Alarcón brengt graag vergeten werken onder de aandacht. Zo blies hij nieuw leven in Giuseppe Zamponi’s opera “Ulysse” met meerdere uitvoeringen in 2006 en Michelangelo Falvetti’s “Il Diluvio Universale”, meermaals uitgevoerd in 2010. Tevens in 2010 begon zijn driejarige residentie aan het Centre Culturel de Rencontre d’Ambronay. Ook werd hij artistiek leider en chef dirigent van het Chœur de chambre de Namur. Alarcón is een vaste gast in opera’s, concertzalen en op festivals over de hele wereld, waaronder het Festival d’Aix-en Provence, de Opera van Lyon, Ambronay Festival, Konzerthaus Wien, Teatro Colón in Buenos Aires, Grand Théâtre in Genève, Theatre Zarzuela in Madrid, Amsterdam Concertgebouw, Montecarlo Opera, Théâtre des Champs-Elysées in Parijs, Wigmore Hall in Londen, Fondation Gulbenkian in Lissabon, het Festival de la Chaise-Dieu en het Teatro Maximo in Palermo. Alarcón leidt de klavecimbelklas en de afdeling barokzang aan het conservatorium van Genève.L’Orfeo Monteverdi Valerio Contaldo Mariana Flores Giuseppina Bridelli Ana Quitans Alejandro Meerapfel Salvo vitale Cappella Mediterranea (early music ensemble) Chœur de Chambre de Namur Leonardo García Alarcón cd Alpha AHP 720