Bij de heel bijzondere tentoonstelling in Kunstmuseum Den Haag, (van 9 oktober 2021 t/m 16 januari 2022), verscheen alweer een meer dan magnifiek geïllustreerd boek, uitgegeven door de prestigieuze kunstuitgeverij Waanders uit Zwolle. Madelief Hohé, conservator mode en kostuum Kunstmuseum Den Haag en Daan van Dartel, conservator populaire cultuur en mode Tropenmuseum Amsterdam, schreven de boeiende teksten. Door de wereldhandel en kolonisatie zijn eeuwenlang textilia uit verre landen naar Nederland gebracht. Deze hebben de West-Europese modegeschiedenis verrijkt en verbreed en werden in Europa gekopieerd. In de twintigste eeuw lieten grote couturiers als Paul Poiret, Callot Soeurs, Yves Saint Laurent, Alexander McQueen en John Galliano zich inspireren door een ‘gedroomd oosten’. Nu is het tijd voor een nieuw geluid: jonge ontwerpers met een diverse achtergrond, die deze met trots in hun creaties verwerken, o.a. aan Kenneth Ize, Jamie Okuma, Christopher John Rogers, Karim Adduchi, Hanifa, Lisa Konno, Maison Artc, Thebe Magugu en Curtis Oland. Zonder context, geschiedenis en de verhalen van de eigentijdse ontwerpers kan je al deze kleding zien als een verzameling prachtige mode. Bekijk deze in de context waarin ze zijn gemaakt, als onderdeel van de wereldgeschiedenis die ze vertegenwoordigen, door de ogen van de makers van nu.De buiten-Europese invloeden op de West-Europese modecollectie van het museum zijn in de tentoonstelling op chronologische wijze in drie fasen verdeeld, de 18de– en 19de eeuw, de 20ste eeuw en het heden, fases van imitatie, inspiratie en innovatie. Door dit thema niet per regio te behandelen maar in tijdsperiodes, wordt duidelijk hoe de dominante opvattingen over ‘de wereldwijde modeconnectie’ voortdurend veranderen en in een historische context te plaatsen zijn.Door de wereldhandel en kolonisatie zijn eeuwenlang textiel en kleding uit verre landen naar West-Europa gebracht. Deze ‘oosterse’ textilia zorgden voor nieuwe inzichten, materialen en technieken die de West-Europese modegeschiedenis hebben verrijkt en verbreed. Vervolgens zijn ze gekopieerd, geïmiteerd of aangepast naar eigen smaak. In de tentoonstelling is bijvoorbeeld de ‘Japonse rock’ te zien, een kamerjas die door handelsrelaties met Japan in de 17de eeuw in de garderobe van de Nederlandse man terecht kwam. Het kledingstuk, gebaseerd op de kimono, werd in Europa gemaakt van zijde, of van de kleurrijke katoenen stoffen (sits) die door de VOC uit India werden geïmporteerd. Welgestelde mannen droegen de Japonse rock als statussymbool en lieten zich er graag in portretteren. In de tweede helft van de 18de eeuw werd ‘oosters gekleed’ gaan voor zowel mannen als vrouwen een echte trend binnen West-Europese mode. Je ‘oosters’ kleden werd gezien als een uiting van waardering van buiten-Europese culturen, maar kon tegelijk ook duiden op een ‘rebelse geest. In beide gevallen was er weinig oog voor de oorspronkelijke functie of betekenis van de stof of symboliek die deze modes met zich meedroegen. Ook kwam het voor dat kleding een switch van sekse maakte. Wat in India door een man werd gedragen, trok een Europese vrouw aan. Dit gold bv. voor de Kashmir sjaal, de tulband en (iets later), voor de modieuze pyjama.Met de komst van grote couturiers in de 20ste eeuw, Paul Poiret, Coco Chanel, Jeanne Lanvin en anderen, volgde ook het thema ‘inspiratie uit de oost’ op de catwalk, met aandacht voor landen als China, Japan, Egypte of India. In de jaren 1920 putten ontwerpers nl. volop uit buiten-Europese culturen. Interessant is dat de West-Europese couturiers met hun ‘oosterse’ referenties, doorgaans een fantasiewereld verbeeldden. Het waren creaties die in het land van herkomst niet zo werden gedragen, maar ontsproten waren aan hun eigen Oriëntalisme. ‘Oosters’ had bovendien doorgaans vaak een seksuele fantasie in zich, wat als vrijbrief werd opgevat om nét een stapje verder te gaan dan doorgaans de ‘westerse’ norm was.Verder werden authentieke niet-westerse kledingstukken één-op-één gebruikt voor ‘nieuwe’ ontwerpen. Couturiers zetten de schaar erin en gebruikten onderdelen voor hun creaties. Sommigen deinsden er zelfs niet voor terug om hun eigen label te naaien in een originele Chinese jas. Zij stonden hierin niet alleen. Veel modieuze West-Europese vrouwen liepen in de roaring twenties in zo’n mannenjas uit China, die door hen als schitterende avondmantel werd gedragen. Gewaardeerd om het handwerk, de decoraties en kleurenpracht, maar zo goed als zeker zonder het begrip van de symboliek in het Chinees borduurwerk. Dit gebeurde opnieuw in de hippietijd, maar dan met kleding uit bijvoorbeeld Afghanistan. De ontwerpers van de Hippie chic-stijl in de jaren 1960 en 1970, zoals Yves Saint-Laurent, en later de ‘verhalenvertellers’ John Galliano, Alexander McQueen en Jean-Paul Gaultier, brachten wederom ‘citaten’ uit niet-westerse modes. Tot in de jaren 1990 werd het overnemen van of citeren uit andermans cultuur in de Eurocentrische mode, nog steeds vrij kritiekloos getoond op de Parijse catwalks en musea.Handbeschilderde katoen uit India, soepele Chinese zijde, fantasievolle batik uit Indonesië of kleurrijke varianten op de Japanse kimono, deze kledingstukken dragen de wereld in zich en vertellen verhalen over inspiratie en verbondenheid. Mooie, maar ook pijnlijke verhalen, want veel van deze textilia kwamen tot stand in een periode van kolonisatie en ongelijke machtsverhoudingen. De tentoonstelling “Global Wardrobe – De wereldwijde modeconnectie”, wordt gebracht in een tijd dat het verruimend en verrijkend denken over mode als een wereldwijd fenomeen én cultureel toe-eigenen in de modewereld, volop in de schijnwerpers staat. Het Kunstmuseum nodigt u dan ook uit om voorbij de schoonheid te kijken, en de kleding te zien als onderdeel van de wereldgeschiedenis die ze vertegenwoordigt. Speciale aandacht gaat uit naar makers van nu, naar ontwerpers met een open blik op de wereld, die hun eigen culturele achtergrond op de voorgrond zetten. Fascinerend en ontzettend mooi!Als conservator van de collectie Mode en Kostuums van het Gemeentemuseum in Den Haag, is Madelief Hohé verantwoordelijk voor een van de grootste en meest vooraanstaande collecties westerse mode in Europa. Ze studeerde kunstgeschiedenis in Leiden, in die tijd de enige Nederlandse universiteit met een specialisatie in de toegepaste kunst. Een van haar docenten daar was professor Irene Groeneweg, nog steeds een eminente specialist op het gebied van kostuumgeschiedenis. Deze studie was een zeer bewuste keuze van Hohé, die zich op haar zestiende had laten inspireren door haar bezoek aan een tentoonstelling in het Musée Galliera in Parijs. In die tijd was er in Nederland weinig belangstelling voor klederdracht en was het zelden onderwerp van tentoonstellingen. In Parijs zag ze dat het anders kon: “Dat was een echte eye-opener, en een goede reden om in Leiden te gaan studeren. Na het behalen van haar diploma aan de Universiteit Leiden liep Hohé stage bij het Metropolitan Museum of Art in New York, waarna ze op projectbasis bij het Gemeentemuseum ging werken. Ze kreeg uiteindelijk een vaste baan als collectiemedewerker en werd later aangesteld als conservator. In het Gemeentemuseum heeft ze een aantal grote projecten gerealiseerd, waaronder de recente tentoonstellingen Hubert de Givenchy – To Audrey with Love (2016) en The Chanel Legend (2013-14).Daan van Dartel studeerde Culturele Antropologie aan de Universiteit Utrecht (MA) en Museologie (MA) aan de Reinwardt Academie in Amsterdam. Ze werkt sinds 2004 bij het Tropenmuseum (documentalist 2004 – 2009 / senior documentalist 2009 -2014) en deed curatorieel onderzoek naar collecties voor verschillende grote permanente en tijdelijke tentoonstellingen. In 2015 werd ze conservator populaire cultuur en mode bij de NMVW. Haar interesses liggen bij het alledaagse dat vorm geeft aan het dagelijks leven van mensen, de betekenis van kleding in communicatie, de kracht van mode als taal en identiteitskwesties. Haar museale interesse gaat uit naar de rol van musea in de samenleving, dekolonisatie door mode het re-fashioneren van de etnografische kledingcollecties en kledinginteracties in koloniale tijden.Tentoonstelling in Kunstmuseum Den Haag van 9 oktober 2021 t/m 16 januari 2022.Global Wardrobe, De wereldwijde modeconnectie 160 bladz. geïllustreerd uitg. Waanders ISBN 9789462623644
https://www.stretto.be/2017/11/19/twee-prachtboeken-van-els-smit-over-de-mode-van-oranje/
https://www.stretto.be/2017/03/13/een-operette-zonder-woorden/