In het Europa van de barok hadden de Castraten als de eerste “sterren”, een buitengewone plaats in de muziekgeschiedenis. Bijna allemaal Italianen en opgeleid aan de conservatoria van Napels, wijdden ze zich aan een operacarrière of waren ze in dienst van de meest prestigieuze prinselijke kapellen, tot aan het Vaticaan en de koninklijke kapel van Versailles, waar ze vaak beide banen combineerden. Geniet op deze opname van de rijkelijk getinte contratenor/alto van de Italiaan Filippo Mineccia, de expressieve mannelijke sopraanstem van de Venezolaan, Samuel Mariño, een stem van een zeldzame schoonheid met gevoeligheid en virtuositeit, en de mezzosopraan stem van Valer Sabadus.In veel lyrische producties of religieuze oratoria, van Wenen tot Londen, bekleedden de castraten systematisch de titelrol (en in Rome alle vrouwenrollen) en verschillende andere, belangrijke rollen, waardoor onderling een ware competitie ontstond. Het was toen immers de tijd van een escalatie van virtuositeit en emotie tussen de zangers, wiens publiek de scheidsrechter was door de verzoeken om een toegift, gevolgd door de weelderige geschenken die werden aangeboden aan de meest geprezen zangers. De Opera werd ook regelmatig aangevuld met aria’s die de populairste castraten meebrachten om te schitteren. Wat als drie van de beste zangers van onze tijd ook deze Virtuositeitswedstrijd zouden aangaan? Hier verschijnen Valer Sabadus, Filippo Mineccia, die een vaste waarde is in Versailles, en tenslotte de jongste, Samuel Mariño uit Caracas. Zij brengen virtuoze aria’s, liefdesduetten en strijdlustige trio’s van o.a. Händel, Ariosti, Porpora, Vinci, C. H. Graun en Hasse, om te eindigen met het bekend “Come Ye, Sons of Art (“Sound the trumpet”) van Purcell en met “Pur ti miro, pur ti stringo” uit “Il pastor regio” (1640) van Benedetto Ferrari (Benedetto della tiorba) (ca. 1603-1681), dat Monteverdi in 1642, als het liefdesduet tussen Poppaea en Nero, overnam in zijn opera, “L’Incoronazione di Poppea”.“Zolang ik je bewonder, zolang ik je begeer,
zolang ik je omhels, zolang ik je omarm,
zal er geen pijn meer zijn, en geen verdriet,
o mijn leven, mijn schat.
Ik ben de jouwe, jij bent de mijne.
mijn hoop, zeg me,
zeg, mijn liefste,
dat je trouw zult zijn.
Wees mijn zegen, mijn hart, mijn hele leven.” (Begintekst van “Pur ti miro”)Händel en zijn rivaal, Porpora zijn goed vertegenwoordigd. Liefde, jaloezie, oorlog, een ingewikkeld web van intriges, religieuze conflicten op de achtergrond en een hele reeks speciale effecten corresponderen met een groot aantal Händel-opera’s! Luister bv. naar Rinaldo, Händels eerste opera, gecomponeerd voor Londen. Een verhaal uit Torquato Tasso’s “Bevrijd Jeruzalem”, rijk aan expressieve personages en politieke krachten, ondersteund door magie. Op de première in 1711 werden de scènes waarin tovenares Armida verscheen, vergezeld van pyrotechnische effecten en de hele enscenering was een immens succes. Wat muziek van Händel zo tijdloos maakt, is de krachtige emotionele geladenheid. De meest succesvolle aria’s en duetten uit zijn opera’s verklanken verschillende schakeringen van verliefdheid, haat, wanhoop en vreugde. Hoewel de personages en de verhalen uit verre tijden komen, resoneren ze door de levendige stemmen van deze geweldige zangers, nog steeds gevoelig in het gemoed van de hedendaagse luisteraar. Händels geniale muziek maakt dieper inzicht in de mystiek en dynamiek van liefde mogelijk.De in Napels geboren Porpora bracht zijn ‘nuove musiche’ in de vroege jaren ‘30 van de 18de eeuw naar Londen, om er samen met zijn leerling, de castraat Farinelli, te profiteren van de weifelende situatie van Händels opera-onderneming. In 1733 wenkte Londen nl. met een uitnodiging om in de “Opera of the Nobility”, concurrentie aan te gaan met Händel in het “King’s Theatre”. “Arianna in Nasso” was Porpora’s eerste opera die opgevoerd werd in het Lincoln’s Inn Fields Theater. Deze opera rivaliseerde met Handels “Arianna in Creta” en werd een groot succes. Porpora gebruikte daarenboven veel van Händels’ zangers, Senesino (foto), Montagnana en Cuzzoni. Tijdens zijn driejarig verblijf in Londen voltooide Porpora er nog vier andere opera’s, het oratorium “David e Bersabea” en de serenade, “La fest d’Imeneo”. Hij publiceerde er naast de hier opgenomen cantaten op. 1, ook een Sinfonie da Camera op. 2. Door zijn contact met de hoge de adel werden zijn 12 cantaten, hoewel ze waarschijnlijk reeds gecomponeerd waren in Napels, in 1735 in Londen gepubliceerd, onder het hoog beschermheerschap van Frederick Louis, prins van Wales (foto), de oudste zoon van koning George II en de vader van de latere koning George III. De cantaten genoten meteen aanzienlijk succes en weerspiegelden naast het gezag van de Italiaanse muziek, Porpora’s meesterlijke toonzetting van de teksten van Pietro Metastasio, die de arcadische genoegens en idealen verheerlijkten. Na zijn successen in Venetië en zijn opera avontuur in Londen, was Porpora een korte tijd kapelmeester aan het hof van de Saksische keurvorst in Dresden. Omwille van het succes van zijn rivaal Hasse en na een tijd in Wenen te hebben gewerkt, en enkele zomers in het kuuroord Mannersdorf am Leithagebirge te hebben doorgebracht, keerde hij in 1759 naar Italië terug en werd hij aangesteld als maestro di Capella van het Conservatorio di S Maria di Loreto in Napels.Ondanks de rivaliteit tussen de operacomponisten geleid door Haendel en Porpora in Londen (1734-1737), is nog niet alles gezegd over de ware aard van de band tussen de twee componisten. Beiden werden als buitengewoon originele componisten beschouwd vanwege hun esthetische keuzes en beiden bewonderden elkaars muziek. De enkele jaren in Londen brachten gedenkwaardige partituren voort, waaronder Ariodante van Haendel en Polifemo van Porpora, uitgevoerd met gelijktijdige runs in de theaters van de stad. Het gevecht tussen het opera company was een gelegenheid voor de componisten om elkaar te ontmoeten en te ontdekken, om om te gaan met de smaak van het publiek, om nieuwe ideeën uit te proberen, en om inspiratie te putten uit de ongelooflijke vaardigheden van de leden van de vocale casts (Farinelli, Senesino, Carestini, e.a.). Deze bijzondere cd/dvd vangt de ziel van hun gecompliceerde intellectuele relatie, geeft een aantal voorbeelden van hun stijl en schetst de grenzen van de wederzijdse achting tussen deze twee heel belangrijke componisten uit de geschiedenis van de muziek.Filippo Mineccia begon zijn muzikale studies aan de Scuola di musica in Fiesole, waar hij in het koor zong. Later wijdde hij zich aan de studie van de cello en studeerde in 2006 af aan het Staatsconservatorium in Florence. In juli 2008 studeerde hij af in zang bij M. Gianni Fabbrini aan hetzelfde conservatorium en in oktober 2011 behaalde hij een specialisatiegraad in operazang bij Donatella Debolini. Hij doet intensief onderzoek naar het vocaal repertoire, biografieën en uitvoeringspraktijken van de belangrijkste castraten van de barok, en heeft gewerkt met tal van ensembles die gespecialiseerd zijn in het oude muziek repertoire. Filippo Mineccia nam in 2007 deel aan de Passie van Antonio Caldara tijdens het Festival de la Chaise Dieu met de Cappella de Turchini, die vervolgens werd hernomen op het Ravello-festival van hetzelfde jaar, de ‘Vespers van Sint Peter en Paul’ van Caldara met I Barocchisti o.l.v. Diego Fasolis in oktober 2012, en het Stabat Mater en Salve Regina van Pergolesi met het Recreation Barock Ensemble onder leiding van Michael Hofstetter in maart 2013 in Versailles. Sinds 2011 werkt hij nauw samen met het Milanees Ensemble laBarocca o.l.v. Ruben Jais met wie hij in de loop der jaren het Bachs Weinachtsoratorium, het Osteroratorium, de Johannespassion en Mätthauspassion zong.De Venezolaanse mannensopraan, Samuel Mariño (°1993), begon zijn studie piano en zang aan het Nationaal Conservatorium in Caracas en studeerde ook ballet aan de Nationale Dansschool in Venezuela. Zijn eerste opera-ervaring was bij de Camerata Barroca in Caracas, waar hij de kans kreeg om samen te werken met dirigenten als Gustavo Dudamel, Helmuth Rilling en Theodore Kuchar. Daar ontstond zijn passie en affiniteit met het barokrepertoire, wat hem inspireerde om verder te studeren aan het Conservatorium in Parijs. Samuel Mariño zong al op jonge leeftijd enkele van de monumentaalste rollen in het barok en klassiek opera en oratorium repertoire, waaronder werken van Monteverdi, Händel, Porpora, Vivaldi, Hasse, Mozart en Salieri.De Roemeens-Duitse contratenor, Valer Barna-Săbăduș, (°1986) (Valer Sabadus), werd geboren in Arad in Roemenië, vlakbij de Hongaarse grens. Hij is het kind van een pianist en een cellist. Zijn vader overleed echter in 1990 toen Valer amper vier jaar oud was. In 1991, na het einde van het Ceaușescu-regime, emigreerde zijn familie naar Duitsland en groeide hij op in Landau an der Isar in Neder-Beieren. Sabadus ontving zijn eerste muzikale opleiding in viool en piano. Op 17-jarige leeftijd begon hij zijn studie als contratenor aan de Hochschule für Musik und Theater München bij Gabriele Fuchs. In 2009 werd hij lid van de Bayerische Theaterakademie August Everding, waar hij in 2013, zijn postdoctorale studie cum laude afrondde. Al daarvoor zong hij belangrijke rollen onder verschillende dirigenten zoals Orpheus in “Orfeo ed Euridice” van Gluck , de titelrol in Rinaldo van Händel , Endimione in “La Calisto” van Francesco Cavalli, en Sesto in “La clemenza di Tito” van Mozart. Na vele jaren in München vestigde hij zich in 2018 in Keulen. Barna-Sabadus heeft samengewerkt met andere contratenoren in Leonardo Vinci’s “Artaserse”, debuteerde in de titelrol van Händels “Serse” bij de Deutsche Oper am Rhein en in 2013, maakte hij zijn debuut op het festival van Aix-en-Provence als Menelao in Cavalli’s opera “Elena”. Sinds 2014 staat hij onder contract bij het label Sony Classical. Op de Händel-Festspiele Karlsruhe en in het Badisches Staatstheater Karlsruhe, zong hij de titelrol in Händels “Teseo”.Stefan Plewniak is een Poolse violist en een dirigent. Hij is de oprichter en muzikaal leider van het Il Giardino d´Amore-orkest in Wenen/Krakau en Cappella dell Ospedale della Pietà Venezia. In 2016 richtte hij het FeelHarmony Symphony Orchestra op. Plewniak is ook de oprichter van het exclusief cd-label Ëvoe Records dat aandacht en erkenning kreeg van internationale prestigieuze tijdschriften en radiostations. Als dirigent en violist verwierf hij de reputatie van “Paganini van de barokviool”, “meester van emotionele chemie”, “een orkaan op het podium”. In 2018 bracht hij de nieuwe Händel cd “Enemies in Love” (foto) uit, die in de TOP 8 van de best verkopende klassieke albums ter wereld stond. In 2019 dirigeerde Plewniak ook Glucks “Orfeo ed Euridice” voor Warsaw Chamber Opera en Mozarts “Zauberflöte” in Oslo. In 2017-2018 werd Plewniak uitgenodigd om Rameau’s “Naïs” te dirigeren, inclusief twee semi-geënsceneerde uitvoeringen voor het 25ste Opera Nova Festival en de Nationale Philharmonie in Warschau. Hij werd ook uitgenodigd om in Oslo drie symfonische en oratoriumprogramma’s uit te voeren, waaronder Mozarts Requiem met het jongenskoor, Sølvguttene, en een Dvorak/Tsjaikofski-programma met de Noorse violiste, Eldbjørg Hemsing als soliste, die haar debuut maakte in de Oslo Philharmonie. Hij gaf ook solorecitals tijdens het Actus Humanus-festival in Gdansk.In het seizoen 2016 – 2017 was Plewniak op tournee met Il Giardino d’Amore in China, en trad op in de Verboden Stad in Beijing en Wuhan. Hij bracht ook twee cd’s uit, “The Heart of Europe” met Poolse muziek, en gaf een promotietour in de VS met concerten en masterclasses in Chicago, NYC, San Diego CA. Een ander album, “Vivaldi – Carnevale de Venezia” bevatte geweldige artiesten als de contratenor Jakub Józef Orliński, en de mezzo’s, Miriam Albano en Natalia Kawalek. In 2015-2016 debuteerde Plewniak als dirigent en solist in Carnegie Hall en in het Mozarteum. Hij dirigeerde ook Rameau’s “Les Indes Galantes” en een Balletproductie met de drie balletten van Tsjaikofski. Daarnaast bracht hij ook “Amor Sacro Amor Profano” en “Cantates et Petits Macarons” uit. In de voorgaande jaren gaf hij concerten op grote Festivals en in concertzalen in Europa en nam hij cd’s op met grote musici als Jordi Savall & Le Concert de Nations, William Christie & Les Arts Florissants en vele anderen. Stefan Plewniak ontving zijn muzikale opleiding aan de conservatoria in Krakau, Praag, Maastricht en Parijs.Tracklist:
Nicola Antonio Porpora :
- Germanico in Germania: “Temi lo sdegno mio, perfido traditore” (Mariño, Sabadus, Mineccia)
Carl Heinrich Graun:
- Cleopatra e Cesare: “Tra le procelle assorto” (Mariño)
Johann Adolf Hasse:
- La spartana generosa : “Sagace è la mano” (Mineccia)
Leonardo Vinci:
- Artaserse: “Vo solcando un mar crudele” (Mariño)
Georg Friedrich Haendel:
- Solomon: “Arrival of the Queen of Sheba”
- Il trionfo del Tempo e del Disinganno: “Lascia la spina, cogli la rosa” (Sabadus)
- Berenice, Regina d’Egitto: “Se il mio amor fu il tuo delitto” (Mariño, Mineccia)
- Serse: “Crude furie degli orridi abissi” (Sabadus)
Attilio Ariosti:
- Il Vespasiano: Ouverture
Nicola Antonio Porpora:
- Polifemo: “Alto Giove” (Mineccia)
- Polifemo: “La gioia immortal che alletta” (Mariño, Sabadus, Mineccia)
Henry Purcell:
- Come Ye, Sons of Art: “Sound the trumpet” (Sabadus, Mineccia)
Attr. Benedetto Ferrari
- L’Incoronazione di Poppea: “Pur ti miro”, version à trois (Mariño, Sabadus, Mineccia)
Les 3 Contre-Tenors Le Concours de Virtuosite Des Castrats The Castrati Virtuosity Competion Samuel Mariño, Filippo Mineccia, Valer Sabadus, Orchestre de l’Opéra Royal, Stefan Plewniak cd + dvd Château de Versailles Spectacles CVS050