In het jubileumjaar presenteert het Mauritshuis de beste bloemstillevens uit de 17de eeuw. Het museum bezit zelf een zeer rijke verzameling bloem-schilderijen, meesterwerken van Ambrosius Bosschaert, Roelant Savery, Jan Davidsz de Heem en Rachel Ruysch. Deze geschilderde boeketten behoren tot de populairste werken uit de collectie.Het bloemstilleven deed pas na 1600 zijn intrede in de Hollandse en Vlaamse schilderkunst. Bonte boeketten en een voorkeur voor exotische bloemsoorten kenmerkten het genre, evenals een hoge graad van perfectie in de uitvoering. Precisie, zeldzaamheid en variatie,daarmee behaalden de bloemenschilders grote successen, niet alleen in Nederland maar bij kunstliefhebbers in heel Europa. De opkomst van het bloemstilleven in de 17de eeuw was nauw verweven met de botanische ontdekkingen van die tijd, in de Leidse hortus bloeiden de eerste tulpen. Kunst, natuur en wetenschap gingen hand in hand en verschillende vrouwelijke kunstenaars maakten furore in de bloemenkunst.Aangevuld met bruiklenen van over de hele wereld, wordt het fascinerend verhaal van dit genre in de tentoonstelling vertelt. Het bloemstilleven maakte in ruim een eeuw, van ca. 1600 tot ca. 1730, een bijzondere ontwikkeling door, van ‘onmogelijke’ fantasieboeketten en gedurfde constructies naar weelderige spektakelstukken. Maar altijd enorm decoratief, adembenemend gedetailleerd en een feest van kleur.Rond 1600 was het bloemstilleven als zelfstandig genre, beïnvloed door de toenemende belangstelling voor het verzamelen en onderzoeken van vooral exotische bloemen en planten die in de 16de eeuw was ontstaan. De Hortus Botanicus in Leiden werd in 1594 gesticht (de eerste in Nederland) en steeds meer mensen gingen zich bezig houden met het wetenschappelijk bestuderen van flora en fauna. De eerste schilder die zich exclusief op het bloemstilleven toelegde was Ambrosius Bosschaert. Omstreeks 1618 schilderde hij een enorm boeket dat in een nis staat (Vaas met bloemen in een venster). Elke bloem is precies naar het leven weergegeven maar de 30 verschillende bloemen hebben nooit allemaal tegelijkertijd gebloeid. Het boeket is dus gefantaseerd.
De meeste schilders uit de periode 1600-1630 maakten gedetailleerde fantasieboeketten waarin aan elke bloem de uiterste zorg was besteed. En hoe meer soorten en hoe zeldzamer, hoe beter. Na 1630 veranderde deze stijl. Boeketten werden minder frontaal en minder symmetrisch van opzet. Het werd steeds belangrijker gevonden dat het er allemaal uitzag alsof het naar de werkelijkheid was geschilderd. Hans Bollongier schilderde in 1639 een wat ‘rommeliger’ boeket dan zijn voorgangers (Stilleven met bloemen, Rijksmuseum). Minder frontaal, minder symmetrie. De achterste bloemen staan minder in het licht waardoor het werk meer dieptewerking krijgt. In de jaren’30 van de 17de eeuw werd gevochten om tulpenbollen, wat leidde tot een spectaculaire windhandel én dus een even grote crisis. Voor één tulpenbol werd soms evenveel betaald als voor een grachtenpand. In 1637 stortte de handel in en liet honderden mensen geruïneerd achter. Op de prent ‘Flora’s mallewagen’ is dat te zien, mensen lopen achter de wagen van Flora aan – rechtsreeks de zee in.In de tweede helft van de 17de eeuw kreeg het bloemstilleven een upgrade, met ‘ontploffende’ boeketten als gevolg. De tulp, akelei en kievitsbloem kregen gezelschap van bijzondere soorten als provenceroos, sneeuwbal en slaapbol. Willem van Aelst (Bloemstilleven met horloge, 1663) en Jan Davidsz de Heem (Vaas met bloemen, c. 1670) maakten ware spektakelstukken van hun bloemstillevens. Alles moest visueel verleiden, verstopte bloemen, overal kleine kruipbeestjes, schitterende lichteffecten, heel veel kleuren en mooie vazen. Ook in de werken van Abraham Mignon (Bloemen in een glazen vaas en Bloemen in een metalen vaas, beide c. 1670) kan het niet op. Rond 1700 nam het vuurwerk in de vazen iets af en keerden de schilders terug naar een wat rustiger bloembeeld. Bij Rachel Ruysch, één van de succesvolle vrouwelijke schilders in dit genre, vinden we in 1700 een bescheidener boeket dat opmerkelijk genoeg al aan het verwelken is. Ruysch heeft zelfs één bloem al afgeknipt op het schilderij. Bloemen, en hun korte levensduur, konden staan voor de tijdelijkheid van het leven zelf.In de tentoonstelling zijn de wanden bekleed met bio-laminaat. Daarin is gebruik gemaakt van bloemresten uit de bollenindustrie. Een van de gebruikte bloemen is de gevlamde Rembrandttulp. Uit de bloemen geëxtraheerde pigmenten geven de kleur aan de wanden. Ook zijn bloemen in het materiaal geperst, zodat de structuur van de bladeren, of soms de gehele bloem, herkenbaar blijft.Na het Voorwoord door Martine Gosselink, algemeen directeur van het Mauritshuis, leest u in het boek, “Verwondering en bewondering, de belevenis van bloemstillevens in de lange zeventiende eeuw” (Fred G. Meijer), “Over vrouwen, botanie en de bloemstillevens” (Ariane van Suchtelen), “Aardse sterren, over de verering van flora” (Erik A. De Jong), “Het ideale boeket, kijken naar zeventiende-eeuwse bloemstillevens” (Epco Runia), “Leven in de brouwerij, insekten op bloemstillevens” (Charlotte Rulkens), “Levensechte bloemen, aspecten van schildertechniek en materiaalgebruik” (Marya Albrecht, Sabrina Meloni, Carol Pottasch, Abbie Vandivere).
Tentoonstelling 10 februari t/m 6 juni 2022 in het Mauritshuis, Den Haag
In volle bloei 160 illustraties 144 bladz. uitg. Waanders ISBN 9789462623552