2022 kent 350 jaar herdenking van het Rampjaar (1672-2022) met diverse exposities. Midden in de Gouden Eeuw dreigde oorlog de republiek nl. te vernietigen. In 1672 braken maanden aan, waarin ‘het volk redeloos, de regering radeloos en het land reddeloos’ was. Dit boek met 50 illustraties in kleur, en een voorwoord door viceadmiraal Matthieu Borsboom, gaat over spionnen. Wat kwamen Engelse verspieders te weten en wie waren ze? Tot nu werden hun brieven en rapportages in de Engelse National Archives nog niet benut door historici.
Het Rampjaar 1672 was het jaar van het begin van de Derde Engels-Nederlandse Oorlog, een onderdeel van de Hollandse oorlog, toen Frankrijk en zijn bondgenoten, de bisdommen Münster en Keulen, (Tweede Münsterse Oorlog), de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden aanvielen. Engeland en de Republiek waren nl. concurrenten op het gebied van handel en koloniën. Turenne en Condé (foto) verzamelden hun troepen. De Engels-Franse vloot werd weliswaar weerstaan door de Nederlandse admiraal Michiel de Ruyter (foto). Frits de Ruyter de Wildt (foto), één van de auteurs, is trouwens voorzitter van de Stichting Michiel de Ruyter.
Engeland had door de activiteiten van Nederlandse kapers zo’n 650 koopvaarders verloren. Het rampjaar duurde ongeveer 17 maanden. Banken, scholen, winkels, rechtbanken en schouwburgen werden gesloten en kunsthandelaren en -schilders gingen failliet aan de gevolgen van een heftige crisis. De Vrede van Westminster, een vredesverdrag tussen de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden en het koninkrijk Engeland, van 19 februari 1674, maakte een einde aan de Derde Engels-Nederlandse Oorlog. Een onderdeel van dit verdrag was dat de kolonie Nieuw-Nederland (waarin Nieuw-Amsterdam lag) officieel onder Engels gezag kwam. In 1664 hadden de Engelsen de kolonie ingenomen en haar “New York” genoemd. Bij de Vrede van Breda van 1667 had de Republiek ervan afgezien het gebied terug te eisen.
De Derde Engels-Nederlandse Oorlog (1672-1674), werd gekenmerkt door spionage en geheime clausules. Informatie kwam met de postboot uit Den Briel en Hellevoetsluis naar Harwich, soms dwars door de vloten van de oorlogvoerenden. Spionagenetwerken werden opgezet door Silas Taylor, havenmeester van Harwich. De inlichtingen gingen naar vooraanstaande politici in Londen. Zijn spionagewerk wordt in dit boek met veel nieuwe feiten en anekdotes, aan de vergetelheid ontrukt. De auteurs baseerden zich op brieven die Engelse spionnen (Secret service) schreven aan ministers van de Engelse koning Charles II (foto).
Silas Taylor (1624-1678) was een Engels legerofficier van de parlementaire strijdkrachten, die ook antiquair en componist was. Deze zoon van Silvanus Taylor, een parlementair commissielid voor Herefordshire en aanhanger van Oliver Cromwell, werd geboren in Harley, nabij Much Wenlock, Shropshire. Anthony Wood noemt hem Domville of D’omville bij achternaam, maar het is niet duidelijk dat Taylor die naam ooit zelf heeft gebruikt. Na de Shrewsbury School ging hij begin 1641, naar New Inn Hall in Oxford.
Taylor verliet Oxford om zich bij het parlementair leger aan te sluiten, waarin hij een kapiteinscommissie droeg onder Edward Massey. Na de Eerste Engelse Burgeroorlog werd hij, door de invloed van zijn vader, een sequestrator in Herefordshire. Aanvankelijk was de positie samen met Kapitein Benjamin Mason. Na een scherpe ruzie over de details van het in beslag nemen van geld en de rekeningen, kwam Taylor naar voren als de enige houder van het kantoor. Hij was meegaand voor de plaatselijke adel.
Bij de restauratie van 1660 was Taylor aangewezen op patronage. Sir Edward Harley, in juni van dat jaar tot gouverneur van Duinkerken benoemd, nam Taylor mee in de hoedanigheid van commissaris voor munitie. In 1663 keerde hij terug naar Londen, en was bijna twee jaar werkloos. Sir Paul Neile en anderen vonden hem de behoeder van de marine voorraden in Harwich. Hij bekleedde die post tot aan zijn overlijden, in november 1678, op 54-jarige leeftijd. Hij werd begraven in het koor van Harwich Church.
Taylor gaf zijn informatie door aan Sir Joseph Williamson (1633-1701) (foto), een Engelse ambtenaar, diplomaat en politicus, die tussen 1665 en 1701, afwisselend in het Lagerhuis van Engeland zat. Tijdens de Derde Engels-Nederlandse Oorlog maakte Williamson plannen voor de Zeelandse expeditie die bedoeld was om een nieuw gevormd Engels leger in Nederland te laten landen. Van deze strategie werd echter afgezien na de marine-nederlaag in de Slag om Texel en het Verdrag van Westminster, dat een einde maakte aan de oorlog. Andere informanten waren o.a. Nathaniel Osborne, Thomas Holden, Richard Bower en Robert Holmes, een Britse admiraal tijdens de Tweede en Derde Engelse Zeeoorlog.
Anne Doedens, Liek Mulder Frits de Ruyter de Wildt Agenten voor de koning, Engelse spionage tijdens het Rampjaar 1672 geïllustreerd 192 bladz. uitg. Waanders ISBN 9789462623934