De Quandts behoren tot de machtigste ondernemersfamilies van Duitsland. Hun naam is in het buitenland nauwelijks bekend, maar de hele wereld kent hun visitekaartje… BMW. Maar, wat verzwijgen de Quandts? Hoe hebben deze ondernemers zich gedragen in nazi-Duitsland? Wat heeft Magda Goebbels met de familie te maken? Hoe kon een ervaren zakenvrouw als Susanne Klatten-Quandt, de rijkste vrouw van Duitsland, in de val lopen van een oplichter? “De zwijgende miljardairs” biedt een kijkje achter de schermen van een familie met een donkere geschiedenis.BMW’s eerste echte eigen auto’s werden vanaf 1933 geproduceerd. Dit waren geavanceerde zescilinder sportwagens en sedans. Tijdens de Tweede Wereldoorlog leverde het motoren aan de Luftwaffe en motorfietsen en andere voertuigen aan de Wehrmacht. Een van de motortypen was de 801, een van de krachtigste motoren in die tijd. Een type zijspancombinatie werd Wehrmachtsgespann genoemd. Tot 1945 werden er in totaal meer dan 30.000! geproduceerd. De vestiging in München maakte voor de fabricage ervan ruim gebruik van dwangarbeiders: buitenlandse burgers, krijgsgevangenen en gevangenen uit het concentratiekamp Dachau. De BMW-fabriek in Eisenach deed ook onderzoek naar straalmotoren, en heeft op raketten gebaseerde wapens geproduceerd.
De fabrieken werden tegen het einde van de oorlog zwaar gebombardeerd. De fabriek in München werd voor het grootste deel verwoest. De fabrieken in oostelijk Duitsland (Eisenach, Dürrerhof, Basdorf en Zühlsdorf) werden door de Sovjet-Unie in beslag genomen. De Sovjets gingen de BMW ontwerpen nabouwen. De Sovjet-boxermachines waren nagemaakte BMW R71 zijspancombinaties, die al in 1939!, via Zweedse tussenpersonen waren aangekocht.
Marjolijn Uitzinger schreef haar boek, voorzien van foto’s, aan de hand van de 5 belangrijke protagonisten, Magda, Harald, Susanne, Günther en Herbert. Günther Quandt (1881-1954) (foto), de zoon van een vermogende textielfabrikant uit een van oorsprong Nederlandse familie, richtte zich naast textiel ook op de metaalindustrie. Hij belegde de oorlogswinsten in de aankoop van de accufabriek AFA (Accumulatoren Fabrik Aktiengesellschaft) in Berlijn-Hagen, werd actief in de wapenindustrie, en produceerde onder meer het Mausergeweer. Ook had hij belang in de opkomende automobielfabrieken Daimler Benz en BMW. Hij trouwde in 1906 met Antonie (Toni) Ewald (1884-1918) en in 1908 werd hun eerste zoon, Hellmut (1908-1927) geboren. In 1910 volgde de tweede zoon, Herbert (1910-1982). Antonie Ewald overleed echter in 1918 aan de Spaanse griep.
In januari 1921 hertrouwde Günther Quandt met de 19-jarige Magda Ritschel (1901-1945). Tien maanden later, in november 1921, werd hun zoon Harald (1921-1967) geboren. In 1929 scheidde het paar. Magda hertrouwde met de propagandaleider van de NSDAP, waarna ze wereldbekend werd als Magda… Goebbels. In 1931 maakt Günther Quandt deel uit van de groep industriëlen, die Adolf Hitler financiële steun beloofde, een belofte die hij twee jaar later inloste door 25.000 Reichsmark te schenken. In 1937 werd hij naast Wilhelm Messerschmitt, vader en zoon Krupp en Ferdinand Porsche, benoemd tot Wehrwirtschaftsführer. Op de processen van Neurenberg zouden Gunter Quandt en zijn zoon Herbert zijn aangeklaagd als grote oorlogsmisdadigers, net als Alfried Krupp von Bohlen und Halbach, Friedrich Flick en degenen die verantwoordelijk waren voor IG Farben, waren de documenten die vandaag toegankelijk zijn, destijds beschikbaar geweest voor de openbare aanklagers. De beslissende documenten over hun werk in de nazistaat waren enkel beschikbaar voor de autoriteiten in de Britse bezettingszone. De Britten hielden het materiaal achter omdat ze het belang van de batterijproductie van AFA inzagen en zij de eigenaren daarom wilden beschermen.
Harald Quandt huwde met Inge Bandekow (1928-1978). Samen kregen ze vijf kinderen. In 1953 maakte Harald zijn studies als werktuigbouwkundig ingenieur af en toen zijn vader in 1954, overleed, nam hij, samen met zijn halfbroer Herbert, de leiding in handen van het bedrijf VARTA (Vertrieb, Aufladung, Reparatur Transportabler Akkumulatoren) en andere bedrijven die tot de Quandt Groep behoorden.
Günther Quandt had dus drie zonen. De middelste zoon, Herbert (foto), was tijdens de oorlog, personeelschef van de AFA in Hannover, waar de familie een eigen concentratiekamp liet bouwen met 1500 plaatsen. Volgens de boeken moesten maandelijks 80 mannen wegens sterfte worden vervangen door nieuwe dwangarbeiders uit Neuengamme in de omgeving van Hamburg. Het bedrijf beschikte zelfs over een eigen executieterrein! Herbert Quandt is buiten Duitsland vooral bekend als redder van de BMW-fabrieken in München. In 1959 dreigde dat bedrijf nl. ten onder te gaan. Na een financiële injectie door grootaandeelhouder Quandt, kon het nieuw model BMW 700, in productie worden genomen en krabbelde BMW met Herbert als grote baas achter de schermen, weer overeind, om in de volgende jaren op te klimmen tot een van de pijlers van de Zuid-Duitse economie.
Herbert Quandt huwde drie keer en kreeg zes kinderen, Sylvia, Sonja, Sabina, Sven, Susanne en Stefan. De kinderen uit het derde huwelijk van Herbert, zoon Stefan (°1966) en dochter Susanne (°1962), bezitten, aanvankelijk samen met hun moeder, Johanna Bruhn (1926-2015) (foto), 46 % van het BMW-concern. Ze beheren het erfgoed ieder in een eigen investeringsfonds. Susanne (foto), die bedrijfskunde studeerde in Buckingham (GB), heeft de leiding van SKion, waarin delen van Altana en BMW zijn opgenomen. Zij is gehuwd met BMW-ingenieur Jan Klatten, maar kwam in 2007 in het nieuws toen ze bleek te worden afgeperst door Helg “Russak” Sgarbi, een Zwitserse gigolo, die haar miljoenen aftroggelde en chanteerde met seksfoto’s. Ze deed aangifte en trad in de openbaarheid, wat moedig was, maar tegelijkertijd een nieuwe klap betekende voor de publiciteitsschuwe familie. Zoon Stefan is enig aandeelhouder van Delton AG, een producent van medische producten. Tevens is hij commissaris bij BMW.
In november 2007, bracht Norddeutscher Rundfunk de documentaire, “Das Schweigen der Quandts”, van Michael Hanfeld, uit op televisie. De dwangarbeiders in de accufabriek werden aan dodelijke gassen blootgesteld en Günther Quandt ‘bestelde’ tachtig nieuwe gevangenen per maand bij de nazi’s om de slachtoffers te vervangen. Volgens de film zijn honderden dwangarbeiders die niet meer konden werken en die in de accumulatorfabriek van de Quandts in Hannover-Stöcken werkten, en in een naburig buitenkamp van het concentratiekamp Neuengamme waren gehuisvest, in april 1945, gedeporteerd naar Gardelegen in Sachsen-Anhalt. Daar werden ze het slachtoffer van het bloedbad in de Isenschnibber-veldschuur op 13 april 1945 (foto’s). De schuur maakte deel uit van het Schloss Isenschnibbe (foto).
De Nederlandse journaliste, voormalig presentatrice en schrijfster, Marjolijn Uitzinger (°1947), begon haar loopbaan in de parlementaire journalistiek. Nadat zij voor de Volkskrant en Het Vrije Volk had gewerkt, werd ze woordvoerder bij het ministerie van VROM. Vervolgens werkte ze voor diverse omroepen als radio- en televisiepresentator. Zo was ze geruime tijd verbonden aan het VARA-programma In de Rooie Haan en werkte ze van 1990 tot 2006, voor de AVRO en de NOS, onder andere als presentator van het radioprogramma Met het Oog op Morgen en vrijwel alle AVRO-programma´s op Radio 1. Sindsdien is ze actief als dagvoorzitter en discussieleider.
Sinds 2006 woont ze in Berlijn. In haar misdaadromans verwerkt Uitzinger de Duitse geschiedenis en de couleur locale van Berlijn. In 2012 schreef Uitzinger de thriller “Een fatale primeur”, die zich afspeelt in Berlijn. Dit boek werd gevolgd door meerdere Berlijnse thrillers, waaronder “Citytrip Berlijn” (2013) en “De huisgenoot” (2014). Dit laatste boek werd genomineerd voor de Gouden Strop 2015 (shortlist). In 2016 volgde “De partijgenoot”, genomineerd voor de Diamanten Kogel (shortlist) en de Gouden Strop (longlist). In 2018 verscheen “Verloren in Berlijn”, genomineerd voor de Gouden Strop (longlist).
Marjolijn Uitzinger De zwijgende miljardairs De duistere kanten van de familie achter BMW 251 bladz. geïllustreerd Uitg. De Geus ISBN 978 90 445 4576