Het Orchestre Philharmonique de Radio France en Mikko Franck zetten hun samenwerking met ALPHA CLASSICS voort en presenteren deze keer samen met het kinderkoor Maîtrise de Radio France, een speciaal Debussy-programma. Naast de vroege, wereldlijke cantate “La Damoiselle élue” (1888), kozen ze nl. voor de Nocturnes en voor de symfonische fragmenten uit “Le Martyre de Saint Sébastien” (1911) op een tekst van Gabriele d’Annunzio, die Debussy’s leerling en assistent, André Caplet, kort na de première, creëerde.Aan het begin van zijn carrière werd de jonge Debussy omschreven als een impressionist, als het muzikaal equivalent van het impressionisme in de figuratieve (schilder) kunst. Dit was begrijpelijk, maar vanwege zijn connecties met Mallarmé en Maeterlinck, paste dat niet helemaal, in die mate zelfs, dat hij later eerder als symbolistisch kunstenaar zou worden gedefinieerd. Over het algemeen is het zelfs de symbolistische beweging die de kunst van Debussy het beste beschrijft. Debussy componeerde zijn eerste meesterwerk, de cantate “La Damoiselle élue”, op “The blessed damozel”, een gedicht uit 1847, van de Engelse dichter, illustrator, schilder en vertaler, Dante Gabriele Rossetti (1828-1882), de meest vooraanstaande figuur van de Preraphaelitische beweging. De om zijn schoonheid en tederheid geprezen cantate, “La Damoiselle élue”, uit 1887-1888, opgedragen aan Paul Dukas, was het eerste grote succes van de jonge Claude, (toen nog Achilles) Debussy (première in Parijs in 1893).
De jonge Debussy liet verschillende symbolistische opera’s en muziek bij toneelwerken onvoltooid, de opera’s “Hélène” (1881), naar Leconte de Lisle, “Diane au bois” (1881-1886) en “Hymnis”, beide naar Théodore de Banville (1882), “Salammbô” 1885, naar Gustave Flaubert en “Rodrigue et Chimène” (1890-1893) op een libretto van Catulle Mendès. Later volgden “La tragédie de la mort” (1899), muziek (Berceuse) bij het toneelstuk van René Peter (1872-1947), “Le Diable dans le beffroi” (1902-1911), naar Poe’s “The Devil in the Belfry” en “La Chute de la maison Usher” (1908-1917), naar Poe’s “The Fall of the House of Usher”, “Psyché” (1913), muziek bij het toneelstuk van Gabriel Mourey (verloren gegaan), en “No-Ja-Li ou Le palais du silence”, Chinees ballet uit 1914.
“Le Martyre de Saint Sébastien” is een muzikaal mysteriespel in vijf akten op tekst van de Italiaanse auteur Gabriele D’Annunzio, die destijds in Frankrijk woonde. Het mysteriespel was ontworpen voor de danseres Ida Rubinstein. Debussy’s bijdrage was een grootschalige partituur voor orkest en koor, met solo zangpartijen (voor een sopraan en twee alten). Debussy accepteerde de opdracht in februari 1911. Een deel van het materiaal werd georkestreerd door André Caplet. De première bestond uit decors en kostuums ontworpen door Léon Bakst, regie door Armand Bour en choreografie door Michel Fokine. Het orkest stond onder leiding van André Caplet en Désiré-Émile Inghelbrecht leidde het koor.
Debussy’s Trois Nocturnes, oorspronkelijk “Trois Scènes au Crépuscule”, die hij componeerde tussen 1892 en 1899, waren gebaseerd op gedichten uit “Poèmes anciens et romanesques” uit 1890, van Henri de Régnier. Debussy’s voltooide Scènes au Crépuscule in pianopartituur in 1893, maar voor hij ze kon orkestreren, woonde hij in december, de première bij van zijn strijkkwartet, gespeeld door het Ysaÿe Quartet onder leiding van Belgische vioolvirtuoos, Eugène Ysaÿe. Debussy was danig onder de indruk en gevleid door Ysaÿe’s interesse in zijn muziek, dat hij besloot om zijn Scènes te herschrijven voor viool solo en orkest. In 1894, na het voltooien van het eerste deel van zijn Mallarmé-triptiek, getiteld Prélude (“De middag van een Faun”), begon hij met het hercomponeren van de schemerscènes in een nieuwe geïnspireerde stijl, waarbij hij de nieuwe versie, “Nocturnes” noemde, naar een reeks schilderijen met dezelfde naam, van de Amerikaanse schilder, James Abbott McNeill Whistler (1834-1903), die op dat moment in Parijs woonde. Whistler gebruikte nl. muzikale termen voor de titels van schilderijen, Nocturne, Symphony, Variations en Harmony, gevolgd door Blue and Silver. In september beschreef Debussy zijn muziek aan Ysaÿe als “een experiment in de verschillende combinaties die met één kleur kunnen worden bereikt, wat een studie in grijs zou zijn in de schilderkunst”. Het beroemdste schilderij van Whistler was een portret van zijn moeder genaamd “Arrangement in Gray and Black No. 1”.
Debussy componeerde het eerste van de drie stukken alleen voor strijkers, de tweede voor drie fluiten, vier hoorns, drie trompetten en twee harpen, en de derde voor de twee groepen samen. De eerste twee delen, “Nuages” en “Fêtes”, gingen in december 1900, in Parijs in première door het Lamoureux-orkest onder leiding van Camille Chevillard. Het derde deel “Sirènes” kon niet worden uitgevoerd omdat het daarvoor benodigd vrouwenkoor niet beschikbaar was. Het volledig werk ging in oktober 1901, in première door hetzelfde orkest o.l.v. dezelfde dirigent. Het volledige werk werd in 1910 getranscribeerd voor twee piano’s door Maurice Ravel en Raoul Bardac, Debussy’s leerling en stiefzoon, en werd voor het eerst uitgevoerd in 1911, en ze werden in mei 1913, als ballet opgevoerd, waarbij Loie Fuller danste.
Melody Louledjian, Frans van Armeense afkomst, begon haar muzikale carrière door piano te studeren aan het conservatorium van Nice, waar ze haar diploma behaalde. Ze was erg aangetrokken door operazang en het podium, en ging naar het Conservatoire National de Musique de Lyon, waar ze bij Françoise Pollet studeerde, en vervolmaakte zich daarna bij Edith Mathis aan de Hochschule in Wenen. Ze heeft meer dan dertig rollen in haar repertoire zoals bv. Violetta in La Traviata, Lucia in Lucia di Lammermoor, Musetta in La Bohème en Norina in Don Pasquale. Ze pakt nu een meer lyrisch repertoire aan en debuteerde in het Theater Dortmund in de grote rol van Amazily in “Fernand Cortez” van Spontini. Melody Louledjian wordt terecht beschouwd als een van de beste Franse, lyrische sopranen van haar generatie en pakt met evenveel plezier de klassieke en hedendaagse repertoires aan. Ze wordt dan ook regelmatig uitgenodigd door o.a. het Ensemble Intercontemporain, het Ensemble Modern, Contrechamps, het Klangforum, in het Konzert Haus Berlin, de Tonhalle van Zürich, Düsseldorf, de Philharmonie van Parijs, Keulen, evenals op tal van internationale festivals.
Emanuela Pascu (°1986) werd geboren in Roemenië. Na piano, studeerde ze zang aan de National University of Music in Boekarest, waar ze een master II behaalde terwijl ze haar vaardigheden perfectioneerde onder begeleiding van Corneliu Fanatean. In 2015 ging ze naar de Académie de l’Opéra national de Paris. Ze was prijswinnaar op tal van wedstrijden en haar prijzen omvatten de speciale prijs van de jury bij de “Master of Lyrical Art Competition” bij de Opera van Boekarest in 2011 en de publieksprijs bij de Bordeaux International Voice Competition in 2016. Na rollen als Dido (Dido en Aeneas), Rosina (Il Barbiere di Siviglia) en Ruggiero (Alcina) aan de National University of Music in Boekarest, maakte ze haar operadebuut in Boekarest met de titelrol in Carmen. Sindsdien zong ze daar talloze rollen, waaronder Romeo (I Capuleti ei Montecchi) en Zerlina (Don Giovanni). Ze verscheen ook in Mendelssohns A Midsummer Night’s Dream onder leiding van Fayçal Karoui in Pau. Meer recentelijk zong ze, als onderdeel van de l’Académie de l’Opéra national de Paris, de rollen van de Boodschapper (Orfeo) en Mariana (Il Signor Bruschino). Ze speelde ook de rollen van een Griekse vrouw en de tweede priesteres (Iphigénie en Tauride) in de Parijse Opera, de hofdame in Macbeth in de Capitole de Toulouse, en Carmen, in een concertversie in Chartres. Ze zong ook de titelrol van Massenets “Hérodiade” in de opera Saint-Étienne.
Mikko Franck werd in 1979 geboren in Helsinki en begon viool te spelen op 5-jarige leeftijd. Vanaf 1992 vervolgde hij zijn vioolstudie aan de Sibelius Academie in Helsinki. In 1995 nam Franck een kans van de Junior Afdeling aan de Sibelius Academy, die zijn verjaardag vierde, om een orkest te dirigeren dat werd aangeboden aan elke student die dat wenste. Nadat dit was gebeurd, nam Jorma Panula hem onmiddellijk aan als privéstudent. Franck ging in de herfst van 1996 naar de dirigentenklas van Panula aan de Sibelius Academie en beëindigde zijn studie daar in 1998 zonder diploma omdat zijn internationale carrière al was begonnen. Voor zijn 23e maakte Franck zijn debuut als dirigent bij alle toonaangevende Scandinavische orkesten, het Philharmonia Orchestra of London, het London Symphony Orchestra, de Munich Philharmonic, de Berlin Staatsoper (Berlin State Opera) en de Israel Philharmonic. Hij ontving een Grammy-nominatie voor “Best Orchestral Performance” voor zijn eerste opname van muziek van Jean Sibelius, en is een bijzonder voorvechter van de werken van Einojuhani Rautavaara. Franck werd artistiek directeur van het Nationaal Orkest van België in september 2002 en bekleedde de functie tot 2007.
In 2004 werd hij benoemd tot algemeen muziekdirecteur van de Finse Nationale Opera en nam hij officieel de functie op in augustus 2006. In februari 2007 kondigde hij plotseling zijn ontslag aan uit deze functie en beweerde een verlies van vertrouwen te hebben in de toenmalige algemeen directeur van het bedrijf Erkki Korhonen en administratief directeur Pekka Kauranen. In november 2007 nomineerde het bedrijf Franck echter voor de dubbele functie van artistiek directeur en algemeen muziekdirecteur en in december 2007 benoemde het bedrijf hem officieel tot beide functies. Franck beëindigde zijn ambtstermijn in beide functies met ingang van 31 juli 2013. Zijn ambtstermijn als muzikaal leider van het Orchestre philharmonique de Radio France startte in september 2015. In september 2020 kondigde het orkest de meest recente verlenging van zijn contract aan, tot 2025.
Debussy La Damoiselle élue Le Martyre de saint Sébastien Nocturnes Melody Louledjian Emanuela Pascu Maitrise de Radio France Orchestre Philharmonique de Radio France Mikko Franck cd Alpha 777