De jonge dertiger, die Albert Schweitzer toen was, noemde Bach in zijn boek, “Jean-Sébastien Bach, le musicien-poète”, dat hij in 1905 schreef op verzoek van de Parijse organist en componist, Charles–Marie Widor, omwille van Bachs diep geloof, de vijfde evangelist. De muziek van Johann Sebastian Bach was en is ook de oudste, diepste en allergrootste liefde van de Nederlandse schrijver, Maarten ’t Hart, met dat verschil, dat Bach bij Maarten de plaats heeft ingenomen van God en dat hij naar eigen zeggen, nu even graag schopt tegen het ouderlijk geloof als dat hij Bach vergoddelijkt…
Toen hij acht jaar oud was, hoorde de kleine Maarten, de melodie van het koraal, ‘Wohl mir, dass ich Jesum habe’ uit Bachs cantate “Herz und Mund und Tat und Leben”, BWV 147, in de befaamde pianobewerking van Myra Hess. Deze cantate is een van de bekendste en meest uitgevoerde werken van Bach. De beide slotkoralen na het eerste en het tweede deel ‘Wohl mir, dass ich Jesum habe’ en ‘Jesus bleibet meine Freude’ worden door een strijkers ritornello omarmd. Ze zijn alom bekend vanwege de bewerkingen en uitvoeringen door de pianisten Myra Hess en Dinu Lipatti, beter bekend in vertaling “Jesu, Joy of Man’s Desiring”.
Het was het mooiste wat Maarten ooit had gehoord. Nou ja, hij was pas 8 jaar oud. Dat Bach zijn oudste, diepste, grootste liefde is, is ook te danken aan het feit dat hij zich iedere dag aan de piano laaft aan de springlevende geest van de muziek van dit onvergankelijk genie.
In zijn boek, oorspronkelijk in 2000, verschenen en toen enkel te koop bij Kruitvat, en opnieuw maar uitgebreider, uitgegeven in 2018, door De Arbeiderspers, Amsterdam, bespreekt hij hartstochtelijk een aantal biografische onduidelijkheden in het leven van zijn idool. Maarten ’t Hart probeert aan te tonen dat Bach rond 1730, in een crisis geraakte vanwege zijn huiselijke omstandigheden, hij geeft zijn visie op de cantates, de concerti, het Wohltemperierte Klavier en de andere klaviermuziek, de Matthäus-Passion en de kamermuziek, en heeft het over de omvangrijke literatuur over het fenomeen Bach. Weet wel, dat het boek geschreven is door iemand die niet zo veel op heeft met Stravinsky, en Jazz, blues, reggae, country, popmuziek en musical, “gedegenereerde rommel” noemt. Kostelijk. Als u daarbij beseft dat de muziek van Bach een immense invloed heeft gehad op de ontwikkeling van de popmuziek, en dat geen enkele, maar dan ook geen enkele andere “klassieke” muziek, meer geschikt is voor jazz arrangementen, dan wel deze van Bach, moet u dit boekje straks zeker lezen op het terras. Het mooi weer is trouwens voor binnenkort. En dat voor € 9,-…? Doen!
Maarten ’t Hart (°1944), geboren in Maassluis, de stad van Bas van Toor, de clown van het duo, Bassie en Adriaan, in de provincie, Zuid-Holland, ging hij naar het Groen van Prinsterer Lyceum in Vlaardingen, voor de H.B.S. opleiding. Hij deed eindexamen in 1962 en ging in september van dat jaar, biologie studeren aan de Rijksuniversiteit te Leiden. In 1966 deed hij zijn kandidaatsexamen en in 1968 studeerde hij af met als hoofdrichting Ethologie (gedrag van dieren). In 1978 promoveerde hij. Nadat in 1977, de novelle “Laatste zomernacht” was verschenen, volgden in 1978, een essaybundel en de roman “Een vlucht regenwulpen”. Met deze roman brak Maarten ’t Hart door naar een zeer groot publiek. Na een jaar waren er reeds 100.000 exemplaren verkocht. De roman werd verfilmd door Ate de Jong met in de hoofdrol, Jeroen Krabbé. Het werk van Maarten ’t Hart geniet al jaren een enorme belangstelling. Naast zijn romans, essays en verhalenbundels, schreef hij o.a. voor Het Parool, Vrij Nederland en NRC Handelsblad, en schreef hij jarenlang cd-recensies in het muziektijdschrift, “Luister”.
Maarten ’t Hart Johann Sebastian Bach 304 bladz. uitg.Rainbow/Pelckmans nr. 1436 ISBN 9789041714473