Na “Schwanengesang” en de “Mörike-Lieder” bogen de bariton Dietrich Henschel en de filmmaker Clara Pons, zich over de cyclus “Des Knaben Wunderhorn” van Gustav Mahler (1860-1911). De film vertelt het verhaal van de Wunderhorn-liederen door de ogen van een fictieve, Franse soldaat. Vijftien liederen (“Fünfzehn Lieder, Humoresken und Balladen”) worden uitgevoerd in de oorspronkelijke orkestratie van Mahler, negen liederen (“Neun Lieder und Gesänge”) zijn georkestreerd door de Duitse componist Detlev Glanert. Heel bijzonder.
Naast 3 Lieder für Tenorstimme und Klavier (1880) en 5 Lieder und Gesänge für eine Singstimme und Klavier, bestaan de Liederen van Gustav Mahler (foto) uit Lieder und Gesänge aus der Jugendzeit, deels op teksten uit Des Knaben Wunderhorn (met pianobegeleiding) (1880-1890), de Lieder eines fahrenden Gesellen, op eigen teksten (1883-1885), Lieder aus “Des Knaben Wunderhorn”, op teksten uit Des Knaben Wunderhorn, verzameld door Clemens Brentano en Achim von Arnim (1892-1901), de Rückert-Lieder, op gedichten van Friedrich Rückert (1901-1903), Kindertotenlieder, eveneens op gedichten van Friedrich Rückert (1901-1904) en Das Lied von der Erde, op gedichten van Hans Bethge, naar Li Tai Po (1908-1909).
Vanaf 1892, werd de muzikale verbeelding van Gustav Mahler aangewakkerd door de honderden Wunderhorn gedichten, een bloemlezing van volkspoëzie, samengesteld door Achim von Arnim en Clemens Brentano. Zij verzamelden anonieme, Duitse volksliedteksten en publiceerden deze tussen 1805 en 1808 in gereduceerde vorm met als titel “Des Knaben Wunderhorn. Alte deutsche Lieder”. Sommige zogenaamd middeleeuwse liedteksten waren eigenlijk in de 17de eeuw geschreven door dichters als Hans Jakob Christoffel von Grimmelshausen en Simon Dach. Of het nu ging om autonome liederen of als een beweging van een symfonie, Mahlers Wunderhorn-toonzettingen vertegenwoordigden enkele van zijn meest exotische, opwindendste, maar ook meest visionaire muziek.
Mahler begon in 1892 al aan bewerkingen uit de Wunderhorn. Een verzameling van twaalf van deze liederen werd in 1899 gepubliceerd onder de titel Humoresques. Hoewel de liederen uit de Lieder und Gesänge-verzameling voor piano en zangstem waren geschreven, dus geen door de componist geproduceerde orkestversie kenden, werden de Humoresques wel zo opgevat. De titels uit deze collectie uit 1899 waren Der Schildwache Nachtlied, Verlor’ne Müh, Trost im Unglück, Wer hat dies Liedlein erdacht?’, Das irdische Leben, Des Antonius von Padua Fischpredigt, Rheinlegendchen, Lied des Verfolgten im Turm, Wo die schönen Trompeten blasen, Lob des hohen Verstandes, Urlicht en Es sungen drei Engel.
Vóór de creatie van die 12 liederen, die tegenwoordig Mahlers “Wunderhorn-liederen” worden genoemd, had Mahler tussen 1887 en 1891, 9 pianoliederen gecomponeerd op basis van teksten van Des Knaben Wunderhorn. Deze verschenen in 1892, als deel 2 en 3 van Gustav Mahlers “Lieder und Gesänge”, soms ten onrechte “Lieder und Gesänge aus der Jugendzeit” genoemd. Tussen 1892 en 1898 componeerde hij 12 liederen (balladen en liederen) uit de verzameling gedichten voor stem en orkest. De première van de orkestliederen in cyclische vorm vond weliswaar pas in 1970 plaats! Naast de orkestversies bestaan de Wunderhorn-liederen nl. ook in versies voor zang en piano door de componist, waarvan sommige aanzienlijk verschillen van de orkestversies. Deze omstandigheid was lange tijd nauwelijks bekend, aangezien de uitgeverij Universal Edition, al decennia alleen piano-uittreksels van de orkestversies uitgaf. Pas in 1993, werden de originele pianoversies door Renate Stark-Voit en Thomas Hampson, opnieuw bewerkt als onderdeel van de volledige kritische editie van Mahlers werken.
In zijn 9 symfonieën creëerde Gustav Mahler een heel eigen, sonore wereld voor zichzelf en voor zijn luisteraars. Meer dan welke andere componist wilde hij in zijn symfonisch oeuvre tot in de diepste diepten van de levenscirkel, de eeuwige cyclus van groei en verval, binnendringen. De vierde beweging, ‘Urlicht’, van zijn 2de symfonie, “Auferstehungs-Symphonie”, uit 1892, heeft Mahler overgenomen uit zijn liederenverzameling “Des Knaben Wunderhorn”. Ook de teksten van de vijfde beweging van zijn 3de symfonie (1893-1896), (het vrouwen- en kinderkoor “Es sungen drei Engel”), dat al in 1892 bestond, en de sopraansolo, “Das himmlische Leben”, in de finale beweging van zijn 4de symfonie uit 1899-1900, haalde hij uit de gedichtenbundel. De liederen die hij in zijn 2de en 3de symfonie had gebruikt, werden daarom uit de verzameling verwijderd en in latere edities vervangen door twee nieuwe liederen, “Revelge” (1899) en “Der Tamboursg’sell” (1901). Omdat “Das himmlische Leben” bij de publicatie in 1899, al georkestreerd was en gebruikt was als laatste beweging van zijn 4de symfonie, werd ook dit Lied niet gepubliceerd als onderdeel van zijn Liedcyclus “Des Knaben Wunderhorn”. Ook het eerste lied uit zijn 4 “Lieder eines fahrenden Gesellen” (1883-1885), op eigen teksten, was weliswaar gebaseerd op “Wenn mein Schatz Hochzeit macht” uit die bundel van Arnim en Brentano.
De magistrale Wunderhorn-liederen vieren en roepen een verloren tijdperk op, maar ze zijn ook een voorbode van de ondergang ervan. Mahler vatte deze dubbelzinnigheid in compromisloos melodieuze en idyllische, maar ook satirische, meedogenloze en wrede muziek. Op deze soundtrack van de film Wunderhorn van Clara Pons, brengt de bariton Dietrich Henschel, een levendige vertolking van 24 Lieder uit Gustav Mahlers “Des Knaben Wunderhorn”, meesterlijk begeleid door de Bochumer Symphoniker onder de geïnspireerde leiding van Steven Sloane. Niet te missen!
De in Berlijn wonende Belgisch-Catalaanse auteur en cineaste, Clara Pons, studeerde filosofie en piano en vervolgens videokunst en regie. Na haar studies filosofie volgde Clara Pons nl. een piano opleiding bij Bojan Vodenitsjarov aan het Koninklijk Conservatorium van Brussel. Vervolgens ging ze zich verdiepen in videokunst en theater. Als regieassistente werkte ze onder meer op de Ruhrtriennale, in de Opera van Frankfurt, De Munt en aan het Theater Basel. Clara Pons zoekt nieuwe manieren om verhalen te vertellen en muziek te visualiseren. Door video, live muziek en theater te verbinden, vond ze een nieuwe vorm van theater waarbij de grenzen tussen het reële en het surreële worden opgeheven. Clara Pons’ internationale doorbraak kwam er met een scenische versie van Schuberts Schwanengesang in 2011, te zien in o.a. De Munt, de Komische Oper Berlin, het Theater an der Wien en de opera van Oslo. ‘IRRSAL – Triptychon einer verbotenen Liebe’, een film bij de orkestversie van de ‘Mörike-Lieder’ van Hugo Wolf en ‘Wunderhorn’, de film bij de 24 liederen van Mahler, zijn sinds 2013-15 door Europa op tournee met verschillende orkesten (Rotterdam Philharmonisch, BBC Symphony Orchestra, Antwerp Symphony Orchestra, Orkest van de Munt). In 2017 vond in deSingel de première plaats van haar filmproject bij de liedcyclus, ‘Harawi’, uit 1945, van Olivier Messiaen, in 2019, gevolgd door “Lebenslicht” in samenwerking met collegium vovale Gent, met muziek van Bach.
De Duitse bariton Dietrich Henschel (°1967) werd geboren in Berlijn, maar groeide op in Neurenberg, waar hij naar de middelbare school ging en piano en directie studeerde. Hij studeerde zang aan de Musikhochschule München en maakte zijn toneeldebuut op de Biënnale van München in 1990 in Le Precepteur van Michèle Reverdy. Hij maakte gastoptredens in verschillende operahuizen en muziekfestivals zoals de Schubertiade in Wenen en Feldkirch, het Schleswig-Holstein Musik Festival en het Beethovenfest van Bonn. Hierna was hij van 1993 tot 1995, ensemble lid van Theater Kiel. Onder regisseur Peter Dannenberg en muzikaal leider Klaus Peter Seibel zong hij opera’s van Mozart, Monteverdi en Gluck. Na in Bonn en Stuttgart te hebben gewerkt, begon Henschels internationale carrière in 1997, toen hij de titelrol op zich nam in Henze’s Der Prinz von Homburg bij de Deutsche Oper Berlin onder Götz Friedrich en Busoni’s Doktor Faust bij de Opéra National de Lyon onder Kent Nagano. Daarna volgden optredens in het Théâtre du Châtelet en de Opéra Bastille in Parijs, de Nederlandse Opera Amsterdam, de Opera de Genève, de Maggio Musicale Fiorentino, de Opera van Keulen, het Operagebouw van Zürich en deKomische Oper in Berlijn.
Daarnaast heeft Henschel ook naam gemaakt als liedvertolker. De focus van zijn repertoire was het werk van Beethoven en Schubert, Hugo Wolf, Mahler en Korngold. Hij trad op met Irwin Gage, Fritz Schwinghammer, Helmut Deutsch, Leonard Hokanson en Shinya Okahara, sinds 1996 toert hij regelmatig door Japan met Shynia Okahara. Hij heeft talrijke opnamen op cd gemaakt, onder meer met het Freiburgs Barokorkest onder leiding van René Jacobs, Bachs Matthäus Passion met de Concentus Musicus Wien, onder Nikolaus Harnoncourt, en de opname van Busoni’s Doktor Faust, die in 2001 een Grammy Award won voor Best Opera Recording.
Detlev Glanert, geboren in Hamburg in 1960, leerde op elfjarige leeftijd trompet, en begon op zijn twintigste aan zijn formele compositiestudie bij Diether de la Motte, Günther Friedrichs en Frank Michael Beyer, en daarna voor vier jaar bij Hans Werner Henze in Keulen. Het was op uitnodiging van Henze dat Glanert zijn eerste omvangrijk muziektheaterstuk produceerde, de opera “Leyla und Medjun” die de eerste Biënnale van München opende, opgezet door Henze in 1988. Glanert raakte toen betrokken bij Henze’s ander festival, de Cantiere Internazionale d’Arte in Montepulciano, eerst als assistent-coördinator en hoofd van de muziekschool van 1989 tot 1993, en later als artistiek directeur voor de jaren 2009 tot 2011.
Steven Sloane, geboren in 1958 in Los Angeles, Californië, ontwikkelde reeds een interesse in dirigeren op de leeftijd van 16 jaar en studeerde af aan de Universiteit van Californië met een graad in muziek. Afzonderlijk volgde hij ook lessen bij Eugene Ormandy, Franco Ferrara en Gary Bertini. Sloane woonde en werkte een groot deel van de jaren 80 in Israël. Van 1989 tot 1994 was Sloane chef dirigent van de Opera in Frankfurt en is sinds 1994, muziekdirecteur van Bochumer Symphoniker. Gelijktijdig met zijn ambtsperiode in Bochum was Sloane van 1999 tot 2002, muziekdirecteur van Opera North en van 2007 tot 2013, dirigent van het Stavanger Symfonieorkest.
In de VS was Sloane van 1996 tot 2000 muziekdirecteur van het Spoleto Festival USA. In november 2000 werd Sloane benoemd tot muziekdirecteur van het American Composers Orchestra. Deze benoeming was ongebruikelijk in de zin dat Sloane het orkest nog nooit had gedirigeerd, voorafgaand aan zijn benoeming, hoewel hij tijdens zijn zoektocht naar een positie van muziekdirecteur verschillende musici van het orkest ontmoette. Sloane dirigeerde het orkest niet voor het eerst tot maart 2002. Hij begon formeel zijn ambtstermijn bij het orkest in november 2002 en sloot zijn ambtstermijn bij het orkest af in 2006. In februari 2019 kondigde het Symfonieorkest van Jeruzalem de benoeming aan van Sloane als de volgende muziekdirecteur.
Tracklist:
CD 1
Das himmlische Leben
Verlor’ne Müh’
Ich ging mit Lust durch einen grünen Wald
Starke Einbildungskraft
Aus! Aus!
Revelge
Der Tambourg’sell
Rheinlegendchen
Selbstgefühl
Wer hat dies Liedel erdacht?
Scheiden und Meiden
Der Schildwache Nachtlied
CD 2
Das irdische Leben
Um schlimme Kinder artig zu machen
Des Antonius von Padua Fischpredigt
Ablösung im Sommer
Lied des Verfolgten im Turm
Nicht Wiedersehen
Es sungen drei Engel einen süssen Gesang
Zu Strassburg auf der Schanz
Trost im Ungluck
Wo die schönen Trompetten blasen
Lob des hohen Verstandes
Urlicht
Gustav Mahler Wunderhorn Dietrich Henschel Bochumer Symphoniker Steven Sloane 2 cd avanti classic AVA 10522