Guillaume Lekeu kennen we van zijn magnifieke Vioolsonate voor Eugène Ysaÿe. Maar de erg jong overleden componist had nog veel meer in zijn mars. U kan dit alles nu ontdekken dank zij een uitgave door het Label Ricercar van zijn integraal oeuvre op acht cd’s. Een must!
Een immense belofte
In 1994 gaf Ricercar de bijna complete werken uit van onze eigenste, Belgische componist Guillaume Lekeu (1870-1894). Dit wonderbaarlijk talent uit Heusy nabij Verviers overleed op de leeftijd van 24 jaar. Deze neurotische, symbolistische bewonderaar van Richard Wagner, leerling van Franck, protegé van Ysaÿe, opende in zijn latere composities een nieuwe weg, die noch Frans, noch Duits maar symbolistisch was. Deze nieuwe cd uitgave bevat nu ook de eerste composities die Lekeu op 15-jarige leeftijd schreef tot en met de meesterwerken van 1893. Voor deze uitgave heeft Jerome Lejeune zijn tekst in het bijhorend boekje volledig herwerkt en aangevuld met een chronologische analyse van de werken. Niet te missen!
Invloed van de dichters
Lekeu componeerde tussen 1888 en 1893. Hij woonde in Parijs, Rouen en Angers en begon als componist op 15-jarige leeftijd maar overleed in 1894 op 24-jarige leeftijd! Met een Sonate voor cello en piano zette hij meteen zijn zeer persoonlijke toon. In deze sonate vond hij nl. inspiratie bij de dichters Baudelaire (malinconia) en Thomas de Quincey (het Lento, confession d’un fumeur d’opium), Confessions of an English Opium-Eater uit 1821. Dit boek inspireerde ook Berlioz tot het componeren van de hallucinante passages in zijn Symphonie Fantastique en Baudelaire schreef zijn Paradis Artificiels ook beïnvloed door de Quincey.
Poëtische zwaarmoedigheid
De tempo- en karakteraanduidingen boven de twee bewegingen van Lekeu’s Pianokwartet zeggen vervolgens alles, Dans un emportement douloureux et très animé, en Lent et passionné. Guillaume Lekeu had diep in zichzelf een immens nostalgisch onderbewustzijn. Zijn haast onpeilbare melancholie, bijna wanhopig, diep in zijn ziel, lag aan de basis van verdrongen emoties en vurige impulsen. Misschien was zijn vorming als gevoelige, heel jonge man in Parijs bij Téodor de Wyzewa, leider van de Symbolistische beweging, en was zijn contact met Édouard Dujardin, die in 1885 met de Wyzewa de Revue wagnérienne oprichtte, daar niet vreemd aan. Komt daarbij dat Lekeu tot het milieu behoorde van César Franck, Vincent d’Indy en de schilders van Les XX waar d’Indy hem voorstelde aan Octave Maus die hem op zijn beurt voorstelde aan Eugène Ysaÿe die Lekeu zou vragen om voor hem een vioolsonate te componeren. Chausson zou in 1896 ook zijn Chant de l’amour triomphant naar de novelle van Iwan Toergenjev, voor viool, piano en orkest voor Ysaÿe componeren, de verklanking van de verboden en onbeantwoorde liefde tussen Toergenjev en Pauline enerzijds en tussen Marianne, haar dochter, en de componisten Gabriel Fauré en Alphonse Duvernoy anderzijds, zoals beschreven in Toergenjevs gelijknamige novelle, Het lied van de triomferende liefde. De verklanking van de akelige, onleefbare kwelling van obsessie en frustratie, van l’esprit décadent en van het mal du siècle. Wij kennen deze compositie als Poème…
Macabere droombeelden
Lekeu zat gevangen in de cultus van zwaarmoedigheid. De morbide, onverklaarbare, machteloos zinnelijk zintuiglijke waarneembaarheid van innerlijke, irrationele ervaringen van droombeelden rond erotiek en doodsgedachten, hulde zijn geest in een macabere, mysterieuze sfeer van onheilsverwachting en dreiging. Lekeu las in 1886 in de Figaro het Symbolistisch Manifest van Jean Moréas, hij las de tijdschriften Le Symboliste van Moréas en Le Décadent littéraire et artistique van Anatole Baju (voor wie trouwens Verlaine zijn Paysages had geschreven) en hij las À Rebours (1884) van Huysmans. Muzikaal kwam de symbolistische esthetica smachtend tot uiting in de muziek van César Franck en vooral in deze van Ernest Chausson. De Buiktyfus of tyfeuze koorts waaraan Lekeu overleed was trouwens in die tijd bekend als zenuwzinkingskoorts.
Verklankte onmacht
Er klinkt in de muziek van Guillaume Lekeu een soort gespannen, hardnekkige opstandigheid, een soort koppige, koortsachtige zoektocht, een angstige en beangstigende kreet van zijn hele wezen in de richting van een doel dat niet bij machte was om te voldoen aan wat hij voelde en verlangde. Het was muziek van iemand die gedoemd was tot een tragisch lot, oneindig triest, onvermijdelijk en fataal, het was muziek zonder uitgesproken melodisch genie. Het Kwartet voor piano en strijkers, daarvan de weerslag, componeerde hij in 1893. Het componeren werd onderbroken door zijn dood in januari 1894. De tweede beweging werd afgewerkt door Vincent d’Indy en op de première op 1 februari 1896 tijdens een concert van de Société nationale de musique, speelde Eugene Ysaÿe viool en speelde niemand minder dan Claude Debussy de pianopartij.
Beste Belgische uitvoerders
De acht cd’s verzamelen zo ongeveer de fine fleur van het Belgisch muziekleven. Voor de orkestwerken zijn er het Orchestre Philharmonique Royal de Liège o.l.v. Pierre Bartholomée en de composities voor harmonieorkest zijn voor rekening van het Grand Orchestre d’Harmonie des Guides o.l.v. Norbert Nozy. Aan de uitvoering van de vocale werken participeren het Chœur Symphonique de Namur en de sopranen Greta de Reyghere & Dinah Bryant, de mezzo Lucienne Van Deyck, de tenoren, Guy De Mey en Zeger Vandersteene, de bariton Philippe Huttenlocher, en de bas Jules Bastin. Bernard Foccroulle speelt de orgelpartijen, Carl Delbart speelt tuba en de kwalitatief hoogstaande uitvoering van Lekeu’s magistrale kamermuziek wordt verzekerd door het Quatuor Camerata en het Trio Arthur Grumiaux, zijnde de violisten Philippe Hirshhorn, Philippe Koch & Anne Leonardo, de cellist Luc Dewez en de celliste Marie Hallynck, en onze beminde pianisten Daniel Blumenthal, Luc Devos en Dirk Herten, onze innemend lieve Catherine Mertens en onze superieure Jean-Claude Vanden Eyden.
Orkest- en kamermuziek en vocale werken
De opgenomen orkestwerken zijn o.a. de twee études symphoniques uit 1889, de Introduction symphonique aux Burgraves de Victor Hugo en zijn Fantaisie contrapuntique sur un cramignon liégeois (beide uit 1890), het Adagio voor strijkorkest uit 1891, de Fantaisie pour orchestre sur deux airs populaires angevins uit 1893, Les Burgraves, Epithalame en de twee Etudes symphoniques waarvan de eerste het opschrift Chant de triomphale délivrance draagt.
Qua vocale muziek is opgenomen Lekeu’s Chant lyrique op eigen tekst voor koor en orkest uit 1891, zijn Choral (À mon oncle Pierre Lekeu), Andromède, poème lyrique et symphonique voor soli, koor en orkest op tekst van Jules Sauvenière en Trois Poèmes voor sopraan en piano eveneens op eigen tekst.
Lekeu componeerde zijn meesterlijke kamermuziek tussen 1888 en 1893. Hij schonk ons in 1888 een Strijkkwartet (in Sol groot) en de Cellosonate, het door hem onvoltooid Pianokwartet, een Pianotrio in do klein en de Sonate in Sol groot voor viool en piano opgedragen aan Ysaÿe. Tragique, infiniment triste et inéluctable (onontkoombaar), maar subliem!