De Franse filosoof Pierre-Joseph Proudhon, introduceerde in 1840, het woord anarchisme in zijn boek Wat is eigendom?. Hij was de eerste die zich anarchist noemde en stond een samenleving voor, gebaseerd op vrijwillige coöperatieven: het zogenoemd mutualisme, dat nog terug te vinden is in de naam van de Belgische mutualiteiten (ziektekostenverzekering). Bakoenin ontwikkelde de visie van het anti-autoritair, collectief-anarchisme Deze uitgave bevat zijn teksten, “God en de Staat” en “Over anarchisme, Staat en dictatuur”.
In 1842 verhuisden de Wagners voor een periode van zes jaar, van Parijs naar Dresden, waar Richard Wagner Kapellmeister werd. De première van “Rienzi” vond plaats in 1842, in Dresden. Dit werd een van de grootste triomfen in zijn leven en legde de grondslag van zijn beroemdheid. Enkele maanden later werd in Dresden zijn Romantische opera, “Der fliegende Holländer” opgevoerd. Wagner was toen politiek actief en had connecties met revolutionairen en anarchisten, onder wie, Michail Bakoenin. In het jaar 1848, waarin revoluties in de grote Europese steden uitbraken, ging Wagner in Dresden als radicaal democraat, samen met Bakoenin, de barricaden op. Toen tegen hem een arrestatiebevel werd uitgevaardigd, vluchtte hij. Hij zocht asiel in Zwitserland, waar Mathilde Wesendonck, een vurig bewonderaarster, die gehuwd was met een rijke mecenas en industrieel, hem hulp schonk. Sindsdien zouden zijn burgerlijk democratische opvattingen zich in elitaire, reactionaire richting ontwikkelen. Na zijn gedwongen vlucht met Gottfried Semper en Bakoenin uit Dresden waar hij kapelmeester was, n.a.v. hun actieve betrokkenheid bij de opstand van 3 en 4 mei 1849, tegen Friedrich August II van Saksen (foto), leefde Wagner in ballingschap in Zürich.
In 1870 brak de Frans-Pruisische Oorlog uit. Bakoenin (1814-1876) betoogde in het pamflet “Brieven aan een Fransman over de huidige crisis” uit september 1870, dat de Franse arbeiders en boeren in opstand moesten komen tegen de Pruisische en Franse regeringen. Na de mislukte opstand in Lyon in september 1870, begon hij onder druk van de gebeurtenissen, een tekst in het Frans te schrijven, waarin hij de oorzaken van de Frans-Pruisische oorlog en de politieke situatie in Europa analyseerde. Naarmate het schrijven vorderde, stuurde hij de pagina’s naar Genève, waar ze zouden worden gedrukt onder toezicht van Nikolaï Ogarev en James Guillaume. Een eerste nummer, met pagina’s 1 tot 138 van Bakoenins manuscript, verscheen eind april 1871. Het heette “l’Empire Knouto-Germanique et la Révolution sociale”. De rest van het werk werd wegens geldgebrek niet gepubliceerd. Het grootste deel van het manuscript, de talrijke varianten niet meegerekend, bleef daarom tijdens het leven van de auteur ongepubliceerd. Belangrijke passages die naar Genève werden gestuurd, werden vervolgens verspreid.
In juli 1876 richtte Bakoenins weduwe een internationale commissie op die verantwoordelijk was voor de publicatie van de volledige werken van haar man. Daartoe voorzag zij de commissie van een krat vol manuscripten. In deze reeks documenten werd een eerste ongepubliceerd uittreksel uit de tekst uit 1871 (het diende als een preambule voor de tweede levering van “l’Empire Knouto-Germanique”) in 1878 gepubliceerd door Élisée Reclus (foto) onder de titel, “La Commune de Paris et la notion de l’État”. In april 1882 publiceerde Reclus in Genève uit een ander manuscript van Bakoenin, een brochure, waaraan hij de titel “Dieu et l’État” (God en de staat) gaf.
De tekst, die vrijelijk was herwerkt op basis van het origineel manuscript, werd voorafgegaan door een inleiding van Reclus samen met Carlo Cafiero (foto). Noch Reclus noch Kropotkin, die ook aan de montage deelnam, realiseerde zich toen dat ze een passage in handen hadden die bijna onmiddellijk na het eerste nummer van “l’Empire Knouto-Germanique et la Social revolution” zou worden ingevoegd. Het waren in feite de pagina’s 149 tot 247 van Bakoenins manuscript, waarmee hij een hoofdstuk voortzette dat hij de titel “Sophismes historiques de l’École doctrinaire des communistes allemands” had gegeven. Omdat de pagina’s 211 tot 213 ontbraken, verving Élisée Reclus ze door een samenvatting die hij maakte van een andere tekst van Bakoenin.
Pas in 1893 ontdekte Max Nettlau het verband tussen de verschillende delen en herstelde het manuscript in zijn oorspronkelijke continuïteit. Het werd pas in 1982, voor het eerst in zijn geheel uitgegeven door Arthur Lehning (foto), voor het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis in Amsterdam, in de reeks van het Bakunin Archief (7e deel, editie E.J. Brill, Leiden). In 1908 herstelde James Guillaume, die de uitgave van de volledige werken voor P.V. Stock voorbereidde, een tekst van God en de Staat die meer in overeenstemming was met het manuscript.
Voltaire stelde, “Si Dieu n’existait pas, il faudrait l’inventer”. “Als God bestond, zou men hem moeten afschaffen”, schreef de Russische filosoof Michail Bakoenin in zijn essay ‘God en de Staat’. Bakoenin pleitte voor een samenleving zonder God, zonder meester, zonder dictator, zonder wetenschappelijke genootschappen, die ons van alles voorschrijven, zelfs zonder staat. Zijn belangrijkste teksten over vrijheid en dictatuur zijn hier opgenomen met een bijzondere inleiding door Paul van Dijk en geannoteerd door Mark Leegsma. “Dieu et l’État” werd vertaald door Mark Leegsma, J.A. Fortuyn en Jaap Kloosterman.
Michail Bakoenin (1814-1876) was een Russische anarchistische filosoof. Tegenover het communistisch ideaal van een sterke staat plaatste hij het idee van federale gemeenschappen met zelfbestuur. In 1848 was hij betrokken bij de opstanden in Parijs, Dresden en Praag.
Michail Bakoenin God, de staat en andere vormen van dictatuur 215 bladz. uitg. Noordboek ISBN 9789056159108