Dat Reinhard Keiser, een vooraanstaand operacomponist uit Hamburg, in een tijdperk van felle concurrentie, in 1717, met zijn Markus Passie, de aandacht trok van Bach, spreekt boekdelen. Het werk is zelfs in het handschrift van Bach overgeleverd.
Keiser (1674-1739) studeerde bij Thomas Selle aan de Thomasschule in Leipzig, waaraan Johann Kuhnau en later zijn opvolger Johann Sebastian Bach als kantors verbonden waren. Keiser volgde ook les in Braunschweig bij Johann Sigismund Kusse, een leerling van Lully. In 1697 werd hij als opvolger van Kusse, artistiek directeur en manager van de opera aan de Gänsemarkt in Hamburg. Hij componeerde er meer dan 100 opera’s! Hoewel zijn passie-oratorium “Der für die Sünde der Welt gemarterte und sterbende Jesus” uit 1712 dateerde, componeerde Keiser vanaf 1728, hoofdzakelijk religieuze muziek. Zijn hier opgenomen Markus passie, eerder toegeschreven aan Friedrich Nicolaus Bruhns of Gottfried Keiser, zou Keiser, hoewel niet zeker, rond 1717 gecomponeerd hebben.
Er zijn veel parallellen tussen de passie van Keiser en de passies van Bach, en Bach heeft veel geleerd van componisten als Keiser, die toen opera principes toepasten in hun religieuze muziek. Gezien de structurele competentie van de compositie in twee delen en 50 nummers, waaronder vier koralen en 11 aria’s, kunnen we er van uit gaan dat Bach geïnteresseerd was in de vaardige en vlotte opbouw van het werk, die een eerder eenvoudig en klein, instrumentaal ensemble van 9 uitvoerders, combineerde met een verfijnde en gediversifieerde, muzikale taal.
Omgekeerd, waren er ook kenmerken die dan eerder weer op Bachs stijl leken, bvb. strijkers die Jezus begeleiden, de vier reflecterende of beschouwende da capo-aria’s, dramatische betrokkenheid van de menigte in de koren, en een vindingrijk gebruik van de koraalmelodieën. Meer specifiek, leek Keiser ook de typische gewoonte van Bach, om op goed gekozen momenten, de muziek subtiel, harmonisch in te kleuren, bijna van Bach overgenomen te hebben. Anderzijds leken de aangrijpende en krachtige schakeringen in de passies van Bach, hier een voorbode te hebben.
De zes vocale solisten zijn Petra Geitner (Maagd-sopraan), Bernhard Hirtreiter (evangelist-tenor), Hartmut Elbert (Jezus-bas), Jochen Elbert (Petrus,Pilatus-tenor), Tania d’Althann (sopraan) en Melinda Paulsen (Judas, Hogepriester & Hauptmann-alt). Het geheel staat o.l.v. de Münchense organist, klavecinist en pianist Christian Brembeck (°1960). Parthenia vocal bestaat enkel uit 8 leden en Parthenia baroque speelt op historische instrumenten. De cd werd opgenomen in de Katholische Pfarrkirche Alling (foto) in het mooie Fürstenfeldbruck in Beieren. Warm aanbevolen.
Reinhard Keiser (1674-1739) Markus-Passion Parthenia vocal Parthenia baroque Christian Brembeck cd Christophorus CHR77421