Sinds haar eerste recital voor Ricercar “Nun danket alle Gott” met het ensemble Clematis, blijft de jonge sopraan Julie Roset uit Avignon, opvallen in het landschap van de barokzang. Haar cd met een aan Sigismondo d’India gewijd recital in het gezelschap van de sopraan, Mariana Flores, wekte veel enthousiasme. Op deze nieuwe opname brengt ze enkele meesterwerken uit het religieus repertoire van Händel, het Salve Regina, het Gloria en het motet Silete venti, composities die alle behoren tot de geïnspireerde periode, waarin de jonge, Saksische componist, bezield werd door het muziekleven in Rome.
Tijdens zijn vierjarig verblijf in Italië componeerde Händel er opera’s, wereldlijke cantaten en instrumentale werken, 3 magistrale Psalmen (o.a. ‘Dixit Dominus’, Psalm 109) en 4 Latijnse motetten, waaronder het hier opgenomen, Silete venti, HWV242. Händel bezocht in 1707-1708 Rome. Hij speelde er op het orgel van Sint-Jan van Lateranen en componeerde er zijn eerste oratorium “Il trionfo del tempo en del disinganno”. De melodie van de aria “Lascia la spina, cogli la rosa” uit “Il trionfo” (oorspronkelijk bedoeld als instrumentale “danza asiatica” in “Almira”), werd in 1711 de magistrale aria “Lascia ch’io pianga” op tekst van Giacomo Rossi, van Almirena. In die versie klonk ze in de 2de akte van zijn opera “Rinaldo”. Händel componeerde deze aria speciaal voor de Italiaanse sopraan Isabella Girardeau die toen in Londen carrière maakte. Het was weliswaar zij die op het podium! ruzie maakte met de andere prima donna van toen, Elisabetta Pilotti-Schiavonetti.
Händel kreeg opdrachten van kardinaal, pauselijk nuntius en librettist Benedetto Pamphili, van kardinaal Carlo Colonna (de zoon van Maria Mancini, de nicht van kardinaal Mazarin), en van kardinaal Pietro Ottoboni. Het paleis van Pamphili (foto), de librettist van “Il trionfo del tempo e del disinganno”, bezat o.a. prachtige fresco’s van Pietro da Cortona in een galerij ontworpen door Borromini. Ottoboni organiseerde in zijn Palazzo della Cancelleria, gebouwd door Bramante, concerten en opera opvoeringen. Hij had nl. een privé theater in zijn Palazzo. Händels muziek klonk er dus tussen Vlaamse wandtapijten, marmer, bladgoud, felle, kleurrijke schilderijen en fresco’s van de beste Italiaanse barokschilders. Hij was er dus in uitstekend gezelschap. Ottoboni zou daarenboven zo tussen de zestig en zeventig kinderen hebben gehad. De portretten van zijn maîtresses hingen aan de wanden van zijn slaapkamer.
In die paleizen ontmoette de jonge Händel vader Alessandro en zoon Domenico Scarlatti. Händel en Domenico hielden ten huize van kardinaal Ottoboni een wedstrijd in improvisatie die Händel won op het orgel. In Napels componeerde hij in 1708 voor het huwelijk van Tolomeo Saverio Gallo, hertog van Alvito, met Beatrice Tocco di Montemiletto, Prinses van Acaja, de serenata (dramatische cantate) “Aci, Galatea e Polifemo”, niet te verwarren met zijn pastorale masque “Acis and Galathea” uit 1718. Beatrice was de nicht van hertogin Aurora Sanseverino die aan Händel de opdracht gaf.
Händel was een Lutheraan. Zijn toetreding tot de muzikale wereld van het Vaticaan was dan ook opmerkelijk. Het hier opgenomen Gloria Patri werd pas herontdekt in 2001. Het manuscript is niet van de hand van de componist maar uit interne gegevens blijkt dat het door Händel werd gecomponeerd. Het werd waarschijnlijk gecomponeerd in Rome rond 1706/1707, en zou het gezongen kunnen zijn in de kapel van het Castello (foto) in Vignanello (Lazio), het landgoed van zijn Romeinse beschermheer, markies Ruspoli.
“Il trionfo” werd uitgevoerd (o.a. door Corelli) op één van de wekelijkse, arcadische bijeenkomsten in het Palazzo Bonelli (nu Palazzo Valentini) in Rome. Het palazzo was toen eigendom van Francesco Maria Marescotti, Principe Ruspoli (foto). Die bezat een huisorkest met zo maar eventjes 80 musici! Corelli was één van zijn violisten. Händel speelde daarnaast ook nog in het paleis van Ruspoli in Cerveteri (de oude Etrusken stad in Lazio in de provincie Rome), het voormalig paleis van de familie Orsini uit 1533. Hij componeerde voor Ruspoli ook een Salve Regina, het oratorium “Il trionfo del tempo e del disinganno” (HWv 46a), het oratorio sacro “La resurrezione” (HWV 4) en wel vijftig magnifieke solo cantaten voor castraten, waaronder de schitterende jachtcantate, “Diana Cacciatrice” (HWV 79). Na Händel werd Antonio Caldara de maestro di cappella van Ruspoli. Het is zeer waarschijnlijk dat het Maria antifoon, Salve Regina ( HWV 241), voor het eerst werd uitgevoerd op 19 juli 1707, voor het Feest van de Heilige Drievuldigheid in de kerk van Santa Maria in Montesanto in het eerder genoemde Vignanello in Viterbo, een van de vijf provincies in de regio Lazio, (“Romeins Etrurië”).
De coloratuursopraan, Julie Roset, begon aan de Maîtrise de l’Opéra d’Avignon en studeerde in 2016 af bij Valérie Marestin. Ze maakte kennis met oude muziek door Monique Zanetti en studeerde af aan de Haute École de Musique in Genève (2019, klas van Lucien Kandel). Ze won in 2016 drie prijzen op het Concours Jeunes Espoirs de l’Opéra d’Avignon, en in 2019, drie prijzen op de Corneille Competition. Ze nam “Lettera amorosa” (2017), “Madrigaux d’Arcadelt” (2018) op met Cappella Mediterranea (o.l.v. L. Garcia Alarcon), en andere met de ensembles Correspondances en Holland Baroque. Met Clematis bracht ze in 2020 haar eerste solo cd, “Nun Danket Alle Gott” uit. In 2019 zong ze met het Ensemble Pygmalion (R. Pichon) op het slotconcert van het Festival d’Aix-en-Provence, en trad in 2020, toe tot de Juilliard School, bij de Canadese sopraan, Edith Wiens (°1950), (Chair of Voice at the Juilliard School).
Handel Salve Regina Julie Roset Millenium Orchestra Leonardo García Alarcón cd Ricercar RIC442