Het programma combineert 2 meer lichte symfonieën van Ludwig van Beethoven uit 1806 en 1812/1813 met een ouverture van Luigi Cherubini en een symfonie van Étienne Méhul. Er is geen dirigent, de violist, Bernhard Forck, leidt de Akademie als concertmeester.
Ludwig van Beethoven (foto) droeg zijn 4de symfonie, overigens de lievelingssymfonie onder zijn 9 symfonieën van Richard Strauss, op aan de Silezische Graaf (Reichsgraf) Franz von Oppersdorff (1778-1818) (foto), een familielid van Beethovens beschermheer, Prins Lichnowsky. De graaf ontmoette Beethoven in Lichnowsky’s zomerhuis (foto) in Hradec nad Moravicí (Grätz), (nu in Tsjechië) in de buurt van von Oppersdorffs landgoed (foto) in Oberglogau (nu Głogówek in Polen), waar Beethoven op dat moment logeerde. Het jaar 1806 was nl. een gespannen jaar voor Beethoven, gekenmerkt door de terugtrekking van zijn opera “Leonore” (de toekomstige “Fidelio oder Die Eheliche Liebe”) na een mislukking, en door zijn verslechterende relatie met zijn broer Karl, die in mei was getrouwd en wiens zoon, ook Karl genoemd, in september werd geboren. Lichnowsky haalde daarom Beethoven over om hem te vergezellen naar Hradec nad Moravicí voor wat rust en vrede. Na een bijzonder felle woordenwisseling tussen Beethoven en Lichnowsky, omdat Beethoven niet wilde spelen voor Franse soldaten (het Franse leger van Napoleon veroverde in die tijd met geweld gebieden in heel Europa), verliet Beethoven het landgoed van Lichnowsky en vervolgde zijn verblijf in Silezië op het landgoed van Oppersdorff.
Von Oppersdorff die een privé-orkest bezat, luisterde er naar Beethovens 2de symfonie en deze beviel hem zo dat hij Beethoven een aanzienlijk bedrag aan geld aanbood om voor hem een nieuwe symfonie te componeren. Von Oppersdorff was danig tevreden met de 4de symfonie, dat hij Beethoven opnieuw een aanzienlijk bedrag schonk voor het componeren van nog een nieuwe symfonie. Deze werd Beethovens wereldberoemde Vijfde. De Haydniaanse 8ste symfonie werd meteen na de voltooiing van de krachtige 7de symfonie gecomponeerd en werd in première gespeeld in de Redoutensaal in Wenen. Door Beethovens toenemende doofheid volgde het orkest eerder de concertmeester/eerste violist, dan wel Beethoven als dirigent…
Luigi Cherubini (1760-1842) (foto) componeerde zo’n 30, nu helaas grotendeels vergeten, opera’s. Nadat hij tussen 1773 en 1791, 15 Italiaanse opera’s had gecomponeerd, was “Lodoïska” (princesse d’Altanno), uit 1794, zijn eerste opera (comédie héroïque) op een Frans libretto (van Claude-François Fillette-Loraux, naar de novelle, “Les amours du chevalier de Faublas” van Jean-Baptiste Louvet de Couvray), en de eerste van zijn 11 Franse opera’s, die nog zouden volgen. De Italiaanse componist kreeg dan een dominante positie in het Frans muziekleven. Vanaf de oprichting was hij werkzaam aan het Conservatorium van Parijs en vanaf 1822 was hij directeur van de instelling en behield deze functie tot het jaar van zijn overlijden. Zijn laatste (Franse) opera was “Ali Baba ou Les quarante voleurs”, op een libretto van Eugène Scribe en Anne-Honoré-Joseph Duveyrier (Mélesville) uit 1833.
In 1794, componeerde Cherubini, “Éliza, ou Le Voyage aux Glaciers du Mont Saint-Bernard” op een libretto van Jacques-Antoine Révérony de Saint-Cyr. De première was in 1794, in het Théâtre Feydeau (foto) in Parijs. Cherubini’s muzikale evocatie van de natuur (het vallen van de avond, de storm) in deze opera, beïnvloedde Carl Maria von Weber. De lange reeks akkoorden in de finale van Beethovens Vijfde symfonie, bevat een patroon dat Beethoven ontleende aan Cherubini. Cherubini gebruikte dit patroon nl. consequent om zijn ouvertures, die Beethoven goed kende, af te sluiten. Voor het einde van zijn Vijfde symfonie (1804-1808) herhaalde Beethoven bijna noot voor noot en pauze voor pauze, de conclusie van Cherubini’s ouverture tot “Éliza”, die in 1803, in Wenen gepresenteerd werd. Ook zijn opéra-comique, “Les Deux Journées, ou Le Porteur d’eau” uit 1800, op een libretto van Jean-Nicolas Bouilly, had invloed op Beethovens “Fidelio”. Beethoven beschouwde Luigi Cherubini trouwens als de grootste componist van zijn tijd.
De Franse componist Étienne-Nicolas Mehul (1763-1817) (foto’s), was de vader van de muzikale Romantiek in Frankrijk. Geboren in Givet tegen wat de grens met België zou worden, in de regio Champagne-Ardenne, kreeg Méhul zijn eerste muzieklessen van de Duitse organist en premonstratenzer/norbertijn Guillaume Hanser (1738-1796). In 1779 studeerde hij in Parijs verder bij de Elzasser klavecinist Jean-Frédéric Edelmann (1749-1794). Die initieerde hem vermoedelijk in de muziek van Mozart en Carl Philip Emanuel Bach. Méhul componeerde onder die invloed in 1783 zijn eerste twee klaviersonaten op.1. Omdat de Académie Royale de Musique de opvoering van zijn opera “Cora” maar bleef uitstellen, stapte Méhul in 1789 naar de Opera-Comique. Daar zou hij zijn grootste successen boeken. “Euphrosyne ou Le Tyran corrigé” was in 1790 het eerste voorbeeld van een nieuw operagenre, gekenmerkt door de heroïsche stijl die beantwoordde aan de verwachtingen van het nieuw publiek tijdens de revolutietijd en tijdens het Directoire.
Op zoek naar dramatische zeggingskracht had Méhul alle aandacht voor het orkest. Tussen 1808 en 1810 componeerde hij vijf symfonieën. Maar het was met zijn bijbels drama “Joseph et ses frères” (1807) dat zijn bekendheid in de 19de eeuw in Europa gewaarborgd bleef. Net als die van de schilder David, evolueerde de stijl van Méhul mee met de politieke onrust in Frankrijk. In 1816, tijdens de Restauratie, componeerde hij “La Journée aux aventures”, een komische opera met kenmerken van het “ancien régime”, Beaumarchais waardig. Hij had de Tragédie lyrique trouwens toen al verrijkt met “Adrien” (1799) en met de balletten “Le Jugement de Pâris” (1793), “La Dansomanie” (1800) en “Les Amazones ou la Fondation de Thèbes” (1811). Lijdend aan tuberculose overleed Méhul in 1817.
De ontdekking van de eerste twee symfonieën van Beethoven bracht Méhul drie jaar later ertoe zelf vijf symfonieën te componeren. De eerste symfonie in sol klein valt meteen op door de formele beheersing en de zuinigheid van de geïmplementeerde middelen, in dienst van een duidelijke expressieve kracht. De eerste beweging is een allegro in de vorm van een 2-themasonate, het eerste thema, met grote dramatische intervallen en arpeggio’s, bevat in een begeleidende formule van de bassen, het basismateriaal van het tweede thema in Bes. Na de doorwerking is merkwaardig genoeg dit tweede thema het eerste dat opnieuw wordt belicht in G, een frequent omkeringsproces bij Méhul, waardoor de beweging kan eindigen met alle dramatische kracht van het eerste thema. De tweede beweging is een andante, waarvan de contrasterende variaties duidelijk de invloed van Haydn op Méhul laten horen.
Bernhard Forck (°1963) wijdt zijn leven sinds zijn vijfde aan de viool. Na zijn studie in 1986 aan de Hochschule für Musik Hanns Eisler in Berlijn bij Eberhard Feltz te hebben afgerond, werd hij lid van de Berliner Symphoniker. Tegelijkertijd raakte hij geïnteresseerd in historische uitvoeringspraktijken en studeerde hij bij verschillende vooraanstaande autoriteiten, onder wie Nikolaus Harnoncourt aan het Mozarteum in Salzburg. Bernhard Forck is lid van de Akademie für Alte Musik Berlin sinds de oprichting van het ensemble in 1982. Zijn betrokkenheid als een van de concertmeesters van het ensemble is het resultaat van zijn intensief werk met historische uitvoeringspraktijk en heeft een sleutelrol gespeeld bij het vestigen van het succes van het ondertussen, legendarisch, Berlijns historisch instrumentensemble. Samen met de Akademie trad Bernhard Forck regelmatig op in de muzikale metropolen van Europa en toerde hij door het Midden-Oosten, Japan, Zuidoost-Azië, Australië en Noord- en Zuid-Amerika.
Zijn professionele carrière als violist is ook tot bloei gekomen door zijn werk bij de Berliner Barock Solisten, waar hij ook lid van is. Talrijke cd-producties en optredens in het buitenland getuigen van zijn artistieke bekwaamheid, en is ook te zien in zijn werk als leraar aan de Hochschule für Musik Hanns Eisler in Berlijn. Bovendien richtte hij als moderne violist in 1995, het Manon Quartet Berlin op, een ensemble dat zich toelegde op de muziek van de Tweede Weense School en deel uitmaakte van het Tanglewood’s Quartet in Residence-programma. Van 2007-2019 was Forck ook muzikaal leider van het Händel Festivalorkest in Halle en artistiek leider van de concertreeks Händel zu Hause.
Beethoven Symphonies nos. 4 & 8 Méhul Symphony no. 1 Cherubini Lodoïska Overture Akademie für Alte Musik Berlin Bernhard Forck Konzertmei!ster cd harmonia mundi HMM90244849