Aanvankelijk gecomponeerd voor vierhandig piano in 1881, werden de nogal contemplatieve “Legendy” kort na hun voltooiing door Dvořák georkestreerd voor een relatief kleine bezetting. Hoewel ze geen specifiek verhaal hebben, hebben de tien legenden met enkel tempo- en karakteraanduidingen, een enigszins episch karakter alsof ze één doorlopend verhaal vormen.
Op 15 oktober 1880, de dag voor het voltooien van de partituur van zijn zesde symfonie, schreef Dvořák aan zijn uitgever Fritz Simrock (foto) over zijn plannen voor de nabije toekomst en zei dat hij hoopte in de volgende maand een pianoduetcyclus, “Legendy”, af te ronden. Hij begon echter pas op 30 januari 1881 met het schetsen van het werk en de definitieve vorm van de pianoversie werd gemaakt van 12 februari tot 23 maart 1881, deels in Praag en deels in Vysoká u Příbrami. Dvořák droeg de compositie op aan de criticus Eduard Hanslick, die de cyclus met veel enthousiasme prees.
De pianoduetversie werd in de zomer van 1881 gedrukt door de Duitse uitgeverij Simrock en in datzelfde jaar arrangeerde Dvořák de cyclus voor orkest met een verschillende orkestratie voor elk van de 10 stukken. Het werk ging in première in 1882, tijdens het concert van het Praags Conservatorium (nrs. 1, 3, 4), onder leiding van Antonín Bennewitz (foto) en nog drie van de “Legendy” (nrs. 2, 5, 6) gingen in november 1882, in première tijdens een concert van de Wiener Philharmoniker onder leiding van Wilhelm Jahn (foto).
De op dansen gebaseerde “Česká suita” in D, op. 39 (B. 93) uit 1879, in première gedirigeerd door Adolf Čech (foto), belichaamde Dvořáks typische, ongeëvenaarde met volksmuziek overgoten schriftuur. Dvořák had via Johannes Brahms pas kennis gemaakt met Fritz Simrock maar was al meteen ontevreden over een aantal van de zakelijke praktijken van zijn nieuwe uitgever, waaronder het vrijgeven van oudere werken met hoge opusnummers, wat impliceerde dat ze nieuw gecomponeerd waren. Hij bood dit recentelijk geschreven werk aan Simrock aan met een wat eerder nummer dat van werken die hij een paar jaar eerder had geschreven. Het vijfdelig werk Preludium (Pastorale), Polka, Sousedská (Minuetto), Romance en Finale, eindigt met een sublieme Furiant. Niet te missen.
Cristian Măcelaru is een van de beste internationale dirigenten van zijn generatie. Hij werd aan het begin van het seizoen 2019/20 benoemd tot chef-dirigent van het WDR Sinfonieorchester en in september 2020 tot muzikaal directeur van het Orchestre National de France. Cristian Măcelaru was eerder benoemd tot artistiek directeur van het Cabrillo Festival of Contemporary Music in Californië in 2017 en is sinds 2021 ook artistiek directeur van het George Enescu Festival in Roemenië. Măcelaru treedt op als gastdirigent bij vele toonaangevende orkesten in Amerika en Europa, waaronder de New York Philharmonic, Los Angeles Philharmonic, The Cleveland Orchestra, Chicago Symphony Orchestra, Royal Concertgebouworkest, Symphonieorchester des Bayerischen Rundfunks, Staatskapelle Dresden en Gewandhausorchester Leipzig. Măcelaru begon als violist en werd op negentienjarige leeftijd de jongste concertmeester in de geschiedenis van het Miami Symphony Orchestra. Later stapte hij over naar de Houston Symphony als concertmeester en maakte zijn dirigeerdebuut in Puccini’s Madama Butterfly bij Houston Grand Opera in 2010. Zijn internationale carrière als dirigent begon in 2012 toen hij Pierre Boulez verving bij het Chicago Symphony Orchestra.
Tracklist:
Legends op. 59
Czech Suite in D Major, Op. 39, B. 93
- Preludium. Pastorale (Allegro moderato)
- Polka (Allegretto grazioso)
- Sousedská. Minuetto (Allegro giusto)
- Romance (Andante con moto)
- Finale. Furiant (Presto)
Dvořák Legends Op. 59, Czech Suite Op. 39 Cristian Măcelaru WDR Sinfonieorchester cd Linn Records CKD 710