De reeks “The Music of Brazil” maakt deel uit van het project Brasil em Concerto, ontwikkeld door het Braziliaans ministerie van Buitenlandse Zaken om muziek van Braziliaanse componisten uit de 18e eeuw te promoten. Ongeveer 100 orkestwerken uit de 19e en 20e eeuw worden opgenomen door het Minas Gerais Philharmonic Orchestra, het Goiás Philharmonic Orchestra en het São Paulo Symphony Orchestra.
Verdere opnames van kamermuziek en vocale muziek zullen geleidelijk aan deze collectie worden toegevoegd. De werken werden geselecteerd op basis van hun historisch belang voor de Braziliaanse muziek en het bestaan van opnames. Van de meeste werken die voor de serie zijn opgenomen, zijn buiten Brazilië nooit opnamen beschikbaar geweest, vele anderen zullen hun wereldpremière-opnames hebben. Een belangrijk onderdeel van het project is de voorbereiding van nieuwe of zelfs eerste edities van de op te nemen werken, waarvan vele, ondanks hun relevantie, alleen beschikbaar waren in het manuscript van de componist. Dit werk zal worden uitgevoerd door de Braziliaanse Muziekacademie en door musicologen die samenwerken met de orkesten.
De Braziliaanse Onafhankelijkheidsoorlog was een oorlog die van 1822 tot 1824 plaatsvond tussen het Verenigd Koninkrijk van Portugal, Brazilië en de Algarve enerzijds en Brazilië anderzijds. De oorlog resulteerde in de onafhankelijkheid van Brazilië en de oprichting van het Keizerrijk Brazilië. Braziliaanse componisten konden daarna in de loop van de 19de eeuw vaak via beurzen gaan studeren in Europa. Daar werden ze beïnvloed door Duitse, Italiaanse en Franse componisten. Ze raakten er o.a. ook betrokken bij het opnieuw componeren van suites, gebaseerd op oude dansen, zoals Nepomuceno’s heerlijke “Ancient Suite”, die in première ging bij Grieg thuis, of Braga’s Madrigal-Pavana, die doet denken aan de belle époque balzalen van Rio de Janeiro. Miguéz’ Suite in de oude stijl is polyfoon en levendig, terwijl Gomes’ Sonate voor strijkers zijn beste werk, buiten zijn opera’s is.
Alberto Nepomuceno (1864-1920) werd geboren in Fortaleza, de hoofdstad van de noordoostelijke staat Ceará. Na aanvankelijk compositie gestudeerd te hebben bij Euclides Fonseca in Recife en Miguel Cardoso in Rio de Janeiro, vertrok hij in 1888 naar Europa, waar hij zich inschreef aan het Liceo Musicale di Santa Cecilia in Rome, en studeerde bij Eugenio Terziani, Cesare De Sanctis en Giovanni Sgambati. Nepomuceno ging vervolgens naar Duitsland waar hij studeerde aan de Akademische Meisterschule en het Stern Conservatorium in Berlijn, bij Heinrich von Herzogenberg en Max Bruch. Via de Noorse pianist Walborg Bang, een medestudent en zijn toekomstige vrouw, leerde hij Edvard Grieg kennen. Na verdere studies bij Alexandre Guilmant aan de Schola Cantorum in Parijs, keerde hij in 1895 terug naar Brazilië en werd na het overlijden van Miguéz, directeur van het National Institute of Music.
Antônio Francisco Braga (1868-1945) werd geboren in Rio de Janeiro, en zijn muzikale opleiding begon in 1876 in het stadshuis voor behoeftige kinderen, waar hij woonde na de dood van zijn vader. Na zijn studies aan het keizerlijk conservatorium kreeg hij een staatsbeurs waarmee hij compositie kon studeren bij Massenet aan het conservatorium van Parijs. In 1894 begon hij te reizen binnen Europa, en bezocht verschillende steden in Zwitserland, Italië en Duitsland, voor hij in 1900 terugkeerde naar Rio en zijn carrière als dirigent begon. Twee jaar later werd hij benoemd tot hoogleraar compositie aan het Nationaal Muziekinstituut.
Carlos Gomes (1836-1896), die voornamelijk actief was in Italië, was een van de componisten die de overstap maakte van de generatie van Verdi naar die van Mascagni en Puccini, door naar het verisme te gaan. Miguéz wordt erkend als de grote Braziliaanse exponent van de progressieve filosofieën van de Nieuwe Duitse School, vooral in zijn symfonische gedichten en toneelwerken. Een deel van Nepomuceno’s oeuvre kan worden ingedeeld in de Germaanse stroming van de zogenaamde pure of absolute muziek, onderdeel van een traditie die we kunnen herleiden tot Mendelssohn, Schumann en Brahms. Braga was daarentegen ook een van de vertegenwoordigers van de door Frankrijk beïnvloede trend in de Braziliaanse muziek.
De Sonate voor strijkers is het mooiste voorbeeld in Gomes’ catalogus van een instrumentaal werk dat geen verband houdt met een van zijn opera’s. Het werd in 1894 in Milaan gecomponeerd en was opgedragen aan de muziekvereniging Campinas, gerund door zijn oudste broer, José Pedro de Sant’Anna Gomes. De vier delen tonen de beheersing van de componist van het instrumentaal idioom, los van de opera. De eerste is in sonatevorm, terwijl de middelste twee in omgekeerde volgorde verschijnen wat het conventionele patroon betreft, waarbij het Allegro scherzoso vóór het langzame deel komt. De finale heeft als ondertitel ‘O burrico de pau’ (‘The Wooden Donkey’), en hier drukt Gomes buitenmuzikale ideeën uit, met behulp van technieken zoals pizzicato en col legno, evenals ritmische ostinato’s om galopperen uit te beelden.
Vrije vormen, lyrisch van aard – erg naar de romantische smaak – werden ook gebruikt door een breed scala aan Braziliaanse componisten. Nepomuceno’s Serenata uit 1902 is zo’n voorbeeld. In het eerste deel zetten de violen een lichte, sierlijke melodie boven een pizzicato-begeleiding. In het dramatische tweede deel ontstaat contrast en na een korte overgang eindigt het werk met de terugkeer van het openingsmateriaal. Aan het einde van de 19e eeuw was er een wijdverbreide Europese trend om suites te schrijven die gebaseerd waren op de dansen van vroegere eeuwen, en een aantal Braziliaanse componisten haalden inspiratie uit dezelfde bron. Nepomuceno’s vriendschap met Grieg (foto) beïnvloedde de compositie van zijn Suíte Antiga, Op. 11 voor piano. Het werk werd in 1893 in Bergen geschreven en ging daar in première tijdens een soirée bij Grieg thuis. Het jaar daarop transcribeerde Nepomuceno drie van de vier delen voor strijkers en het resulterende werk werd voor het eerst uitgevoerd door de Berliner Philharmoniker. Hij behandelt de typische dansen van de barokperiode in romantische stijl, hoewel het menuet ook echo’s heeft van zijn klassieke tegenhanger. In de Aria is Bach het model, vooral die delen waarin laatstgenoemde de nadruk legt op de begeleide melodie, zoals het Adagio uit Brandenburg Concerto No. 1, de Arioso uit de Cantate, BWV 156 of zelfs de Air uit Orchestral Suite No. 3. Het werk wordt afgesloten met een Rigaudon, waarin Nepomuceno een sneller eerste deel vol indringende, geaccentueerde articulaties contrasteert met een meer lyrisch middendeel.
Een ander werk dat de dialoog van Braziliaanse componisten met geherinterpreteerde oude vormen weerspiegelde, was Braga’s Madrigal-Pavana uit 1901. Zijn gekozen titel verbond de lyriek van het vocale genre van het madrigaal met de pavane, een bezadigde Spaanse dans met aarzelende passen. De Madrigal-Pavana doet denken aan de ballroomdansen die zo populair waren in belle époque Rio de Janeiro.
Miguéz’s Suite à Antiga, op. 25, gecomponeerd in 1893, is heel anders dan zijn intens dramatische programmamuziek, ondanks het feit dat hij vraagt om paren blazers, hoorns en trompetten, vier trombones en pauken, evenals strijkers. In de Prelúdio ligt de nadruk op polyfone texturen, met een overwegend gebruik van imitatie. De Sarabanda is alleen voor strijkers geschreven en Miguéz verkende hier tessitura’s die de beweging een sobere sfeer geven. Blaas, koperblazers en pauken keren terug in de Gavota, waarvan het snellere tempo en de korte articulaties het nodige contrast creëren met zowel de twee voorgaande delen als met de Ária, bekend om zijn melancholische hobosolo, waarvan de melodie later wordt herhaald door de strijkers en door het orkestrale tutti. Er is nog een prominente en levendigere solo in de Double, een gevarieerde versie van de Air, dit keer voor fluit. Het werk wordt afgesloten met een Giga, waarvan het thema in fugato wordt behandeld, zoals we kunnen horen aan de karakteristieke herhalingen en binaire vormgeving.
Neil Thomson (°1966) studeerde directie aan het Royal College of Music bij Norman Del Mar en aan Tanglewood Summer School bij Leonard Bernstein. Sinds 2014 is hij chef-dirigent en artistiek leider van het Goiás Philharmonic Orchestra, dat hij met een Braziliaans en hedendaags repertoire naar nationale bekendheid heeft gebracht Hij geniet ook van een drukke internationale carrière in het werken met alle grote Britse orkesten en met het Yomiuri Nippon Symphony Orchestra, Tokyo Philharmonic Orchestra, Tokyo Symphony Orchestra, Russian National Orchestra, São Paulo State Symphony Orchestra, WDR Rundfunkorchester, Israel Symphony Orchestra, Lahti Symphony Orchestra, en het Roemeens Nationaal Orkest. Hij trad op met vele vooraanstaande solisten, waaronder Dame Felicity Lott, Sir Thomas Allen, Sir James Galway, Nelson Freire, Jean Louis Steuerman en Antonio Meneses. Van 1992 tot 2006 was hij Professor of Conducting aan het Royal College of Music, Londen, de jongste persoon ooit die deze functie bekleedde. Hij werd trouwens erelid van de RCM als erkenning voor zijn diensten aan de instelling.
Tracklist:
Carlos Gomes
Sonata for Strings in D Major (version for string orchestra)
- I. Allegro animato
- II. Allegro scherzoso
- III. Largo
- IV. Vivace, “O Burrico de Pau” (The Wooden Donkey)
Francisco Braga
- Madrigal-Pavana
Alberto Nepomuceno
Suíte Antiga (Suite antique), Op. 11 (version for string orchestra)
- I. Minuet – Trio
- II. Aria
- III. Rigaudon
- Serenata
Leopoldo Miguéz
Suíte à Antiga, Op. 25
- I. Prelúdio
- II. Sarabanda
- III. Gavota
- IV. Ária e Double
- V. Giga
Serenata – Brazilian Music for Chamber Orchestra gomes Nepomuceno Braga Miguéz cd Naxos 8.574405