In september 1809 gaf het Weens Hofburgtheater aan Ludwig van Beethoven de opdracht om toneelmuziek te componeren bij Goethe’s “Egmont”. De muziek maakte meteen duidelijk dat deze opdracht hem bijzonder na aan het hart lag. Zijn meesterwerk overtrof met name verre het niveau van de toneelmuziek die in die tijd gebruikelijk was. Op cd 1 staat daarenboven de complete versie met de gesproken declamatie (door August Zirner) en de muziek, terwijl cd 2, alleen de muziek (“Orchestralfassung ohne spreicher) met sopraan bevat. De 2de cd bevat daarenboven ook nog Beethovens ouverture, “Zur Namensfeier”, op. 115. Niet te missen!
Terwijl de enige opera, “Fidelio”, van Ludwig van Beethoven tijdloos aanwezig zal blijven op alle grote podia, is zijn toneelmuziek nog grotendeels enkel bekend van de ouvertures. De bij uitstek aansprekende muziek voor “Egmont” met zijn mooie en pakkende aria’s en zijn energieke en lyrische orkestrale muziek, kan na “Fidelio” beschouwd worden als de interessantste en meest waardevolle toneelmuziek van Beethoven. Beethoven componeerde zijn “Egmont” tussen oktober 1809 en juni 1810 en de première was op 15 juni 1810. Het onderwerp van de muziek en het dramatisch verhaal is het leven en de heldenmoed van een 16de-eeuwse, Zuid-Nederlandse edelman, de graaf Lamoraal van Egmont (1522-1568). Het werk werd gecomponeerd tijdens de napoleontische oorlogen, op het moment dat het Franse rijk zijn dominantie over het grootste deel van Europa had uitgebreid. In de muziek bij Egmont sprak Beethoven zijn eigen politieke zorgen uit door de verheerlijking van het heroïsche offer van de graaf van Egmont. Deze werd ter dood veroordeeld wegens zijn stellingname tegen onderdrukking. De heel beroemd geworden ouverture werd later het niet officieel volkslied van de Hongaarse opstand in 1956.
Beethoven begon aan de muziek bij Goethe’s Egmont in de herfst van 1809. De recente ervaring van het beleg door Napoleon van Wenen dat jaar, de Spaanse opstand tegen de Fransen, en het alomtegenwoordig besef van de hand van de onderdrukker, inspireerden hem om muziek te schrijven waarin het drama zich ontwikkelt tot een Bevrijdingsoorlog. De toneelmuziek was een opdracht van het Burgtheater in Wenen, dat zich in oktober 1809, aan alle kanten onderdrukt door Napoleon, tot “Egmont” had gewend, om een nieuwe productie op te zetten. Beethoven kreeg de opdracht om de muziek te leveren, die echter pas vanaf de vierde opvoering van de nieuwe productie, in juni 1810 werd gespeeld.
Egmont, op. 84, muziek bij het gelijknamig treurspel van Johann Wolfgang von Goethe uit 1787, bestaat uit een ouverture, gevolgd door negen stukken voor sopraan, een mannelijke verteller, en orkest. De mannelijke verteller is weliswaar optioneel. Hij heeft nl. geen rol in het treurspel en hij komt niet voor in alle opnames van de volledige toneelmuziek. Hier wel. Goethe’s tekst bevatte reeds verschillende regieaanwijzingen die muziek vereisen. Dit gold niet alleen voor de twee nummers die Klärchen moest zingen. In de vijfde akte speelde muziek reeds een belangrijke rol, nauw verbonden met de ontwikkeling van de actie. Zo verlaten Klärchen en Brackenburg het podium aan het einde van de derde scène, het decorontwerp blijft “ongewijzigd” en wordt verlicht door een nog steeds brandende lamp. De dood van Klärchen werd niet gerapporteerd en niet getoond, maar weergegeven door “muziek die de dood van Klärchens verduidelijkt”.
In de vierde scène werd muziek gehoord nadat Ferdinand vertrekt en Egmont aan zijn monoloog is begonnen. Ze vergezelde ook “zijn slaap” en vooral het uiterlijk van Klärchen, dat niet door woorden maar door pantomime werd gerealiseerd. En onmiddellijk na de laatste woorden van Egmont, wanneer het gordijn valt, was een „Siegessymphonie gepland om het drama te voltooien. Het drama Egmont was dus een poging om een verband te leggen tussen dramatische woorden en muziek, versterkt door de taal van expressieve bewegingen, symbolische of allegorische objecten en pantomime.
Nog vóór het drukken van het drama, vroeg Goethe zijn goede vriend, de componist Philipp Christoph Kayser (foto), in een brief van 14 augustus 1787 uit Rome, om toneelmuziek bij Egmont te componeren. Kayser ging waarschijnlijk niet in op die vraag en in de eerste editie ontbreekt ook elke verwijzing naar zijn muziek. Deze wordt als verloren beschouwd en er is geen bewijs dat het ooit is uitgevoerd. Een andere opdracht ging naar Johann Friedrich Reichardt (foto), wiens toneelmuziek in 1801 daadwerkelijk werd gebruikt voor een Berlijnse uitvoering van Egmont. Deze opvoering was weliswaar een bewerking van het drama door Schiller. Van de muziek bleven echter alleen enkele fragmenten over.
De muziek werd begroet met lovende complimenten, met name door E.T.A. Hoffmann voor zijn poëzie. Goethe zelf verklaarde dat Beethoven zijn bedoelingen had uitgedrukt met “een opmerkelijk genie”. De ouverture, krachtig en expressief was een van de laatste werken van de middelste periode van Beethoven. Deze is even beroemd geworden als zijn Coriolanus Ouverture en werd gecomponeerd in een vergelijkbare stijl als de geniale vijfde symfonie, die twee jaar eerder was voltooid. Beethoven componeerde Klärchens liederen “Die Trommel gerühret” en “Freudvoll und leidvoll” met de Oostenrijkse actrice Antonie (Tonie) Adamberger (foto) in gedachten.
Beethoven was recent een fervent lezer en bewonderaar van Goethe geworden. Hij had Mignons lied “Nur wer die Sehnsucht kennt” in 1808 wel vier keer getoonzet, en was een intense preoccupatie begonnen met liederen op teksten van Goethe. In een brief aan Bettina von Arnim van februari 1811 schreef hij, “Mijn meest oprechte bewondering … voor Goethe … Ik sta op het punt hem zelf te schrijven over Egmont, waarvoor ik de muziek heb geschreven, die ik heb gedaan uit pure liefde voor zijn poëzie …”. Wat Egmont van Beethoven onderscheidt, zijn een grote dramatische emotie, een strak verenigde muzikale ideeën en een absolute vastberadenheid om een gevoel van triomf van vrijheid te creëren als de utopische droom van de hele mensheid. De ouverture, de enige van de tien nummers die vandaag heel vaak in de concertzaal te horen is, brengt al deze intenties in geconcentreerde vorm samen. De betekenis ervan wordt weliswaar alleen in de context van het geheel onthuld, samen met de vier Entracte bewegingen, het melodrama (muziek bij de gesproken tekst) en de finale Overwinningssymfonie.
“Zur Namenfeier” werd voltooid in 1815 en voor het eerst uitgevoerd op eerste kerstdag 1815. Deze ouverture werd opgedragen aan de Poolse prins Antoni Radziwiłł (foto), die wordt herinnerd voor zijn bescherming van de kunsten. Het stuk werd helaas nooit een van de populairste werken van Beethoven en wordt tegenwoordig nog maar zelden uitgevoerd. De titel verwees naar het feest van Sint Franciscus van Assisi, de naamdag van de Oostenrijkse keizer Franz I, 4 oktober. Terwijl Beethoven in 1814 een poging deed om het werk tegen deze dag af te hebben, had hij het niet op tijd af, dus legde hij het werk eraan dan maar opzij tot het volgend voorjaar. Het thema aan het begin houdt verband met dat waarmee hij negen jaar later Schillers Ode aan de Vreugde in zijn Negende symfonie zou toonzetten. Ondanks het laat opusnummer is het trouwens een compositie uit Beethovens middenperiode. Hij gebruikte nl. ideeën die hij reeds tussen 1810 en 1814 had geschetst.
John Fiore wordt beschouwd als een van de leidende operadirigenten, met Wagner als zijn specialiteit. Sinds het najaar van 2009 is hij muzikaal leider van de Noorse Nationale Opera en Ballet in Oslo. Hij was chef-dirigent van een van de Deutsche Oper am Rhein (1999-2009), in 2000-2008 leidde hij ook het Düsseldorf Symphony Orchester. Hij treedt regelmatig op in toonaangevende operahuizen wereldwijd. In 1991 debuteerde hij bij de Metropolitan Opera in New York met La traviata en heeft sindsdien meer dan honderd uitvoeringen van opera’s gedirigeerd.
Ludwig van Beethoven Egmont August Zirner Christina Landshamer Münchner Rundfunkorchester John Fiore 2 cd BR Klassik 900340