Tijdens de 17de- en 18de eeuw trok Napels’ faam als muzikaal centrum reizigers, componisten, instrumentalisten en virtuoze zangers aan. Onder de aspirant-muzikanten waren de meest geschoolde en gewilde castraten, veelbelovende jongens tussen 8 en 12 jaar die werden onderworpen aan een operatie om het uitzonderlijk zuiver timbre van hun hoge stem te behouden. Op het programma staan aria’s van Johann Adolf Hasse, Giuseppe Porsile, Alessandro Scarlatti en Domenico Natale Sarro, een Concerto van Domenico Auletta en een traditionele Tarantella.
Napels heeft door de eeuwen heen een belangrijke en levendige rol gespeeld, niet alleen in de muziek van Italië , maar ook in de algemene geschiedenis van de West-Europese muziektradities. Deze invloed strekt zich uit van de conservatoria voor oude muziek in de 16e eeuw tot de muziek van Alessandro Scarlatti tijdens de barok en de komische opera’s van Pergolesi, Piccinni en, uiteindelijk, Rossini en Mozart. De Napolitaanse School, van muziekhistorisch belang tussen de Romeinse School en de Venetiaanse School, was een groep 17de – en 18de -eeuwse operacomponisten die studeerden of werkten in Napels. De bekendste was Alessandro Scarlatti met wie de moderne opera begon en Francesco Provenzale wordt algemeen beschouwd als de oprichter.
In het Europa van de barok hadden de Castraten als de eerste “sterren”, een buitengewone plaats in de muziekgeschiedenis. Bijna allemaal Italianen en opgeleid aan de conservatoria van Napels, wijdden ze zich aan een operacarrière of waren ze in dienst van de meest prestigieuze prinselijke kapellen, tot aan het Vaticaan en de koninklijke kapel van Versailles, waar ze vaak beide banen combineerden. In veel lyrische producties of religieuze oratoria, van Wenen tot Londen, bekleedden de castraten systematisch de titelrol (en in Rome alle vrouwenrollen) en verschillende andere, belangrijke rollen, waardoor onderling een ware competitie ontstond. Het was toen immers de tijd van een escalatie van virtuositeit en emotie tussen de zangers, wiens publiek de scheidsrechter was door de verzoeken om een toegift, gevolgd door de weelderige geschenken die werden aangeboden aan de meest geprezen zangers. De opera werd ook regelmatig aangevuld met aria’s die de populairste castraten meebrachten om te schitteren.
Deze eeuwig maagdelijke wezens wiens bovenmenselijke stemmen hun luisteraars betoverden, kregen de bijnaam angiolilli, ‘kleine engelen’. Ze zongen in de belangrijkste kerken en theaters van ‘Castrapolis’, een term die werd bedacht om Napels en zijn hoge concentratie van castraatsopranen te beschrijven.
Nicolò Balducci is een van de snel opkomende countertenoren en sopranisten van zijn generatie. Samen met het ensemble Dolci Affetti, onder leiding van de vermaarde blokfluitist, Dan Laurin, zingt hij hier aria’s en cantates van Hasse, Porsile, Sarro en Alessandro Scarlatti. Alle vier de componisten waren geassocieerd met Napels en wisten deze buitengewone stemmen te benadrukken, in een tijd waarin opera en de kamercantate de meest modieuze muziekgenres vertegenwoordigden, zowel in Italië als in het buitenland. Het programma wordt afgesloten met een concerto voor klavecimbel van Domenico Auletta, waarbij Anna Paradiso de solopartij vertolkt. De uitvoerders zijn Nicolò Balducci, contratenor, Anna Paradiso, klavecimbel, Dohyo Sol, barokgitaar en het ensemble Dolci Affetti o.l.v. Dan Laurin, blokfluit.
Tracklist:
Johann Adolph Hasse: “Non piangete, amati rai” from “Ciro riconosciuto”
Giuseppe Porsile: Six aria’s from “Il ritorno di Ulisse alla patria”
Alessandro Scarlatti: “Quella pace gradita”, for voice, recorder, violin, cello & b.c.
Domenico Auletta: Concerto in C Major for harpsichord, two violins & b.c.
Recitation : Dimmi bel neo che fai
Domenico natale Sarro: “Dimmi bel neo che fai” for voice & baso continuo
Traditional: Tarantella del Gargano for voice & baroque guitar)
Castrapolis Neapolitan Cantatas and Arias Nicolò Balducci Dolci Affetti Dan Laurin, recorder & direction SACD BIS-2585