Jean-Jacques Rousseau (1712-1778) was in zijn tijd een besproken, publieke figuur. Zijn reactie daarop waren zijn “Bekentenissen” (“Confesssions”), waarin zo maar eventjes ongeveer 600 personen voorkomenen, en waarin hij zijn hele hebben en houden op straat gooide, met een openhartigheid, die daarvoor nooit vertoond was en ook nu nog verbazing wekt. Hij ging daarbij geen enkel pijnlijk of intiem detail uit de weg. Het was het tegendeel van een zelfverheerlijking…
Als Rousseau vijftien is trekt hij de wijde wereld in. Hij ontmoet mevrouw Warens, later zijn maîtresse, bekeert zich tot het katholicisme en vervult uiteenlopende baantjes om in zijn levensonderhoud te voorzien, van knecht tot huisleraar en van musicus tot gezantschapssecretaris in Venetië. Hij is voortdurend op reis en verblijft een jaar in ballingschap in Engeland. Zijn opera “Le Devin du village” wordt in aanwezigheid van koning Lodewijk XV uitgevoerd. Met de roman “Julie ou La Nouvelle Héloise” stijgt zijn roem tot een hoogtepunt. Zijn terugkeer tot het protestantisme, zijn verlangen naar rust, zijn hoop en ambities, alles werd in zijn autobiografie met een groot analytisch vermogen beschreven.
Rousseau verliet het Pruisisch vorstendom Neuchâtel nadat hij door de plaatselijke bevolking was uitgejouwd en bij hem de ramen waren ingegooid. Hij werd uitgenodigd door de Schotse Verlichtingsfilosoof David Hume (foto), die tijdelijk in Parijs verbleef. Zijn levenspartner, Thérèse Levasseur (foto), kwam enkele weken later met de Schotse advocaat en schrijver, James Boswell. Rousseau schreef het eerste deel in Wootton Hall, gedurende zijn verblijf in het Engelse Staffordshire (1766-1767). Nadat hij ruzie had gekregen met Hume vertrok Rousseau naar Frankrijk. In 1769 werkte hij aan het tweede deel in Maubec (Isère). Terug in Parijs gaf hij voordrachten uit zijn “Bekentenissen”, waarbij hij meedogenloos was. Madame d’Épinay (foto) was bezorgd over haar reputatie en diende bij de politie een aanklacht in tegen hem. Rousseau moest stoppen met zijn urenlange lezingen. Ze schreef trouwens een autobiografische roman, “Histoire de Madame de Montbrillant”, waarin ze in het bijzonder, afrekende met Rousseau.
In zijn “Bekentenissen” beschreef Rousseau de eerste 53 jaar van zijn leven, tot aan 1765, vanaf zijn jeugd, zijn ervaring met een homoseksueel in Turijn, waar hij trouwens ook probeerde vrouwelijke passanten in een steeg te verleiden tot billenkoek. Dan volgden zijn ontmoeting met Madame de Warens (foto) in Annecy, (volgens Rousseau was zij het, die hem inwijdde in de wereld van de liefde, cultuur en muziek!), zijn succesjaren in Parijs en Montmorency, zijn vlucht naar Môtiers en Engeland, en de eerste jaren na zijn terugkeer naar Frankrijk. De laatste twaalf jaar van zijn leven heeft hij niet beschreven.
Rousseau’s autobiografie was een opsomming van alles wat hij gedaan had, masturbatie, overspel, voyeurisme, sadomasochisme en het bezoek aan prostituees. Rousseau overleed in 1778 in Ermenonville, even boven Parijs. Daar werkte hij nog aan “Les rêveries du promeneur solitaire” (“De Overpeinzingen van een eenzame wandelaar” 1782), bedenkingen en anekdotes, als commentaar op zijn autobiografie, die beschouwd worden als het eigenlijke, laatste deel van zijn “Bekentenissen”.
Na Rousseau, J.J. (1996) Bekentenissen, vertaald en bezorgd door Leo van Maris. Arbeiderspers (Privé Domein) en Rousseau, J.J. (2008) Bekentenissen, vertaald en bezorgd door Leo van Maris, met een nawoord van Fouad Laroui. Athenaeum-Polak & Van Gennep. (Herdruk in Perpetua-reeks), is er nu de vierde druk van Bekentenissen, met een voorwoord van Maarten Doorman. Maarten Doorman (°1957) (foto) is een Nederlandse filosoof, schrijver en dichter. Hij doceert cultuurfilosofie aan de Universiteit Maastricht en is medewerker van NRC Handelsblad.
Jean-Jacques Rousseau, Bekentenissen 783 bladz. uitg. Atheneum Pollak & Van Gennep ISBN 9789025315863