Op deze nieuwe cd namen de Moldavisch-Oostenrijkse violiste Patricia Kopatsjinskaja en de Russische pianiste Polina Leschenko, werk voor viool en piano op van Francis Poulenc, Bela Bartók en Maurice Ravel, muziek geïnspireerd door zigeunermuziek en volksmuziek.
Op het programma staan Poulencs Sonate voor viool en piano, Ernst von Dohnanyi’s bewerking van de Wals uit “Coppelia” van Leo Delibes, Bartóks Sonate nr. 2 voor viool en piano en “Tzigane” van Ravel. Volksmuziek is wat Patricia Kopatsjinskaja (foto) al haar hele leven gekend en geabsorbeerd heeft. Haar beide ouders waren nl. lid van het Moldavisch staatsensemble voor volksmuziek, haar moeder als violiste en haar vader op het cimbalom. De vrijheid waarmee zij musiceerden en improviseerden, heeft de stijl van Kopatsjinskaja voorgoed beïnvloed.
Op haar derde cd voor het label Alpha krijgt Patricia Kopatchinskaja het gezelschap van een zeer getalenteerde pianiste, wiens benadering van de muziek al even dynamisch is als die van haar zelf. De Russische pianiste Polina Leschenko zorgt daarbij voor sfeer en spanning. Samen verkennen ze stukken die veel met elkaar gemeen hebben.
De Hongaarse violiste Jelly d’Arányi (foto), achternicht van Joseph Joachim, was een muze van zowel Bartók als Ravel. In 1922 en 1923 speelde ze de twee Bartók-sonaten voor viool en piano in première, en Ravel droeg zijn “Tzigane” aan haar op. Een bewerking voor piano solo van Dohnányi uit 1925, van de beroemde wals uit het ballet “Coppélia” van Léo Delibes, twee andere muzikale symbolen van de betrekkingen tussen Frankrijk en Hongarije, vervolledigt hun programma. Hun beider spel karakteriseert zich door durf, verbeelding en persoonlijkheid, virtuositeit en technische beheersing. De muziek klinkt door hun samenspel opwindend, dansant, kleurrijk en verfijnd. Mooie foto’s van de beide uitvoerders verfraaien de interessante tekst van Lukas Fierz in het bijbehorend boekje. Een heuse aanrader.
Deux Patricia Kopatsjinskaja Polina Leschenko cd Alpha 387