Isabella Leonarda (1620-1704) was een Italiaanse componiste uit Novara, halverwege Milaan en Turijn. Op 16-jarige leeftijd ging ze naar het Collegio di Sant’Orsola, een Ursulinenklooster (“Nobilissimo Collegio delle Vergini Orsoline”), waar ze de rest van haar leven bleef. Leonarda is het meest bekend om de talrijke composities die ze tijdens haar tijd in het klooster heeft gemaakt, waardoor ze een van de meest productieve vrouwelijke componisten van haar tijd was. Hoewel Leonarda voornamelijk solomotetten componeerde, is ze historisch gezien, vooral belangrijk gebleven vanwege haar sonates. Zij was namelijk de eerste vrouw die sonates publiceerde
Isabella Leonarda was een opmerkelijke vrouw. In een tijd waarin vrouwelijke componisten een zeldzaamheid waren, was ze zowel prominent als productief. Hoewel ze was afgezonderd (ze was een non) in Novara in Noord-Italië, laten de inwijdingen van haar gepubliceerde composities zien dat ze buitengewoon goede connecties had. En uit haar muziek blijkt dat ze goed op de hoogte was van de muziek van tijdgenoten als Carissimi of Corelli. Deze feiten zouden van louter historisch belang zijn als haar muziek niet zo boeiend was. Hoewel de meeste van de hier opgenomen werken devotioneel zijn, zitten ze vol uitbundige ritmes, kleurrijke texturen en een verrassend dramatische benadering van de teksten (veel waarschijnlijk geschreven door Leonarda zelf).
Leonarda was een hoog aangeschreven componist in haar thuisstad, maar daarbuiten was haar muziek nauwelijks gekend. Gedurende 60 jaar publiceerde zij haar werk, te beginnen met dialogen in 1640 en te eindigen met haar Motetti a voce sola uit 1700. Bijna 200 werken worden haar toegewezen. De enige composities van voor 1670 die we vandaag nog kennen, zijn haar dialogen die werden uitgegeven door Gasparo Casati. Vermoedelijk was Leonarda de 50 al voorbij voordat ze op reguliere basis begon te componeren. Het was ook in deze periode dat ze de werken die we vandaag nog kennen, begon uit te geven. Eens in het klooster studeerde ze vermoedelijk bij Gasparo Casati (1610-1641). Als kapelmeester van de kathedraal van Novara, was Casati een getalenteerde maar weinig bekende componist. Het enige mogelijke bewijs dat we hiervoor hebben is Casati’s Terzo libro di sacri concenti, welke twee dramatische dialogen van Leonarda bevat. Dit zijn haar vroegst gekende composities.
In de Italiaanse muziek van het begin van de 17de eeuw was er een onderscheid tussen prima pratica en seconda pratica. Giovanni Maria Artusi (1540-1613) (foto), een kanunnik verbonden aan de Congregazione San Salvatore in Bologna en aanhanger van Giuseppe Zarlino, ging in 1600-1603, als specialist van het gebruik van dissonanten in contrapunt, een discussie aan met Claudio Monteverdi (1567-1643). Monteverdi’s standpunt was de antithese van wat hij de prima en de seconda prattica noemde. Artusi hing de prima prattica aan met heerschappij van de harmonie (bv. Palestrina), terwijl Monteverdi de seconda prattica aanhing, waarin de gevoelens of affecten van de dichterlijke tekst op de muziek primeerden. Over het algemeen was onderwijs in de prima pratica-stijl niet algemeen beschikbaar voor vrouwen. Leonarda was echter geschoold in formeel contrapunt en gebruikte het in veel van haar stukken. Leonarda’s ingewikkeld gebruik van harmonieën is een voorbeeld van haar invloed op de cultivering van polyfone muziek in Sant’Orsola, zoals veel andere Italiaanse non-componisten in dezelfde periode in hun eigen kloosters deden, bv. Maria Xaveria Peruchona (ca.1652-na 1709), in het Collegio Sant’Orsola in Galliate. Deze stijl creëerde een sfeer die bevorderlijk was voor de creativiteit van de muzikant, waardoor lichte improvisatie of muzikale versieringen mogelijk waren.
Leonarda’s sonates zijn ongebruikelijk in hun formele structuur. Algemeen wordt aangenomen dat Arcangelo Corelli de “standaard” vierdelige, langzaam-snel-langzaam-snelle vorm van de sonate da chiesa heeft vastgesteld . Leonarda’s sonates variëren echter van slechts vier (sonates 6 en 9) tot wel dertien delen (sonate 4), en haar sonates in vier secties volgen niet het langzaam-snel-langzaam-snel-model. Bijna alle werken van Leonarda droegen een dubbele opdracht – een aan de Maagd Maria en een aan een hooggeplaatste levende persoon. Leonarda verklaarde dat ze geen muziek schreef om krediet te verwerven in de wereld, maar opdat iedereen zou weten dat ze toegewijd was aan de Maagd Maria. Tot de levende toegewijden behoorden de aartsbisschop van Milaan, de bisschop van Novara en keizer Leopold I.
Isabella Leonarda Solo and Duo Motets, Trio Sonatas and A ‘cantata Morale’ Robert Crowe, soprano Sandra Röddiger, soprano Emanuele Breda, violin Barbara Mauch-Heinke, violin, Daniela Wartenberg, cello Toshinori Ozaki, theorbo Sofya Gandilyan, harpsichord cd Toccata Classics TOCC0655