Deze bijzonder originele cd presenteert de gevierde sonates ‘Il Pastor Fido’, maar hier voor het eerst opgenomen op de musette, het instrument waarvoor ze waren bedoeld.
Uitgegeven in Parijs in 1737 onder de naam Antonio Vivaldi (1678-1741) door Jean-Nol III Marchand (1700-1781), werden de sonates “Il Pastor Fido” met enthousiasme begroet toen ze in de 20ste eeuw werden herontdekt door fluitisten, hoboïsten en violisten, op zoek naar barokrepertoire. Ze waren dan ook het onderwerp van talloze opnames, met name op blokfluit, een instrument dat niet expliciet op de titelpagina wordt genoemd, maar waarvan het bereik overeenkomt met dat van de musette waarvoor deze sonates oorspronkelijk waren bedoeld.
In de 18de eeuw waren de draailier (“vielle à roue” of “hurdy-gurdy”), de doedelzak (“cornemuse” en “musette”) en de “épinette des Vosges” (een plankciter), nl. heel populair. De draailier en de musette waren even waardig als andere instrumenten en stonden zelfs zoals blijkt uit verschillende schilderijen, o.a. van de hofschilder, François-Hubert Drouais, in de gunst van aristocratische dames. Zelfs Vivaldi klonk op de draailier… Nicolas Chédeville (1705-1782) was de jongste van drie instrumentalisten uit een tak van de familie Hotteterre, bekend om zijn belangrijke rol in de fabricage van blaasinstrumenten en om zijn beroemde muzikanten, die actief waren aan het hof in Versailles. De oudste broer (Pierre) overleed in 1725, maar de twee jongere broers speelden hobo in koninklijke muzikale kringen en waren vooral bekend als spelers en makers van musettes, maar ook als componisten en arrangeurs voor hun favoriet instrument. Beide broers genoten vaste functies als ‘hautbois de la chambre’ en ‘musettes ordinaires’ in de Académie royale de musique.
De werken van Nicolas Chédeville omvatten collecties voor amateurs en stukken die een grote virtuositeit vereisen. Zijn werken zijn verdeeld in stijl, tussen divertissementen in de Franse stijl (dansen, marsen, fanfares of country tunes) en sonates in de Italiaanse stijl. De werken van zijn oudere broer, Esprit-Philippe, lijken in sommige opzichten op de stijl van de jongere Nicolas, maar sluiten meer aan bij de Franse school. Als virtuozen, componisten en gerenommeerde makers behoorden de gebroeders Chedeville tot de uitzonderlijke instrumentalisten uit die periode zoals de klavecinist Couperin en de gambist Forqueray.
Een doedelzakspeler als Nicolas Chédeville kreeg zelfs de titel “Maître de musette de Mesdames de France”. Er werden verschillende methoden voor draailier gepubliceerd, waaronder deze in 1783 van Michel Corrette (1707-1795), “La belle vielleuse, Méthode de vielle”, en een aantal virtuozen als Danguy of Dupuits, verbeterden de techniek. De charme van het instrument werd geprezen door dichters wier teksten libretti werden voor cantaten. De musette kreeg dan weer alle aandacht van Jacques-Martin Hotteterre (1673-1763) in zijn “Méthode pour la Musette contenant des principes, par un recueil d’airs et quelques préludes” (1738) en zijn “Airs et brunettes à deux et trois dessus avec la basse – Tirez des meilleurs autheurs” (1721).
Louis Guersan (ca. 1713-1781), bekend om zijn prachtig vernis- of viool lakwerk, Jean-Nicolas Lambert (ca. 1700-1760), Pierre & Jean Louvet, Varquain, bekend voor draailieren in de vorm van een gitaar (“vielles en guitare”) (die de Suite à deux vielles van Ravet uitgaf), en Jean-Baptiste Salomon/Deshaye, waren bekende luthiers. Tijdens deze periode werd dan ook veel gecomponeerd voor het instrument, met inbegrip van zes sonates “Il Pastor Fido” (1737), “Sonates, pour la musette, viele, flûte, hautbois, violon, avec la basse continüe”, toegeschreven aan Vivaldi, maar in werkelijkheid van de hand van de Franse doedelzakspeler, Nicolas Chédeville “le jeune” of “le cadet” (1705-1782) (foto).
In 1737 maakte Chédeville nl. een valse overeenkomst met de uitgever Jean-Noël Marchand om enkele van zijn (eigen) composities te publiceren onder de naam Antonio Vivaldi met als titel “Il pastor fido” op. 13. Chédeville’s interesse in Italiaanse muziek leidde in 1739 tot het maken van arrangementen voor musette of draailier van concerti en sonaten van de fluitisten Johann Joachim Quantz en Antoine Mahaut, en van wel tien Italiaanse componisten.
Chéneville’s eerste gepubliceerde werken waren stukken voor musette of draailier met als titel “Amusements champêtres” (1729). Een andere verzameling “Amusements” was technisch en muzikaal meer geavanceerd. In zijn “Amusements de Bellone, ou Les plaisirs de Mars” op. 6, voor musette de Cour uit 1736, bevonden zich stukken genoemd naar gevechten en oorlogstaferelen. Ze waren geïnspireerd door een militaire campagne van Louis-François de Bourbon, prince de Conti, die Chédeville had meegemaakt. Tussen haakjes, het was deze Prince de Conti die in 1766 de 10-jarige Mozart ontving, en het was deze prins die in 1760, na een verbeten concurrentiestrijd met Madame de Pompadour, een wijngaard kocht in de Bourgogne en er zijn eigen naam aan toevoegde, “Romanée-Conti”, één van de legendarische “grands crus” van de “côte de Nuits”.
Pas in 1990 – meer dan 250 jaar na de publicatie van de “Pastor fido” – werd de meesterlijke vervalsing ontdekt. Niet Antonio Vivaldi, maar de Franse componist Nicolas Chédeville was de auteur van deze verzameling sonates, die in het midden van de 18e eeuw, op het hoogtepunt van Vivaldi’s populariteit in Frankrijk, door een vindingrijke uitgever aan het Parijse publiek werd opgedrongen. Ongeveer 90% van “Il Pastor Fido” is eigen werk van Chédeville, waarbuiten hij thema’s van Vivaldi gebruikte (of die hij dacht te hebben), waaruit een grondige kennis blijkt. De oorspronkelijke titel noemt verschillende instrumenten die geschikt waren voor uitvoering, musette (doedelzak), draailier, fluit, hobo en viool.
Jean-Pierre van Hees is een van de grondleggers van de revival van de musette, die het instrument in de jaren tachtig opnieuw introduceerde in de internationale muziekscene via kamermuziek en in opera, met gerenommeerde ensembles waaronder The Orchestra of the 18th Century, Les Arts Florissants, Le Concert des Nations, Les Agrments, Stradivaria, Les Ambassadeurs en La Chapelle Harmonique. Jean-Pierre van Hees was stichter van de eerste Waalse revivalgroep (Les Zûnants Plankèts). Hij maakte deel uit van verschillende ensembles (onder meer Les Mineus d’Arèdje, Alruin) voor hij in 1979, net na het vertrek van Wiet Van de Leest en Vera Coomans naar de band “Madou”, lid werd van folkgroep, “Rum”. Met deze internationaal gekende Vlaamse folkgroep nam hij 2 LP’s op waaronder “Flandria Tropical” (1982), de allereerste “world music” of fusionplaat. In 1989 stichtte hij samen met de harpiste, Ingrid Procureur, het Duo Divertimento, waarin de klassieke harp concerteert met allerlei soorten doedelzakken. Tien jaar later is het de beurt aan zijn eigen kwartet, de enige groep die zowel de Vlaamse als de Waalse liederenschat en dansrepertoires ten gehore brengt. Hij staat ook, samen met percussionist Chris Joris, aan de basis van het multicultureel TRANS(e)FUSIE project waarin Afrikaanse, Turkse en Belgische musici mekaar ontmoeten.
Luc Ponet is titulair organist van de basiliek van Tongeren, organist-in-residence van Kasteel Alden Biesen en stadsorganist van Leuven. Hij is professor orgel aan de Leuvense Hogeschool voor de Kunsten – campus Lemmens en de muziekdirecteur van de Bach Academie Alden Biesen (koor en orkest, op historische instrumenten).
De Frans-Nederlandse viola da gambist/cellist Ronan Kernoa voltooide zijn muzikale studies aan het Conservatoire National de Région de Rouen en behaalde eerste prijzen cello en kamermuziek met grootste onderscheiding. Via zijn vader, musicoloog en luitist, kreeg hij al vroeg belangstelling voor oude muziek en volgde hij lessen van Claire Giardelli en Jaap ter Linden, waarna hij besloot zich te specialiseren in historisch geïnformeerde uitvoeringen voor snaarinstrumenten.
Il Pastor Fido – Sonatas pour la Musette et la Basse Continue Nicolas Chédeville Antonio Vivaldi Jean-Pierre van Hees, musette Luc Ponet (orgue et clavecin, Ronan Kernoa, violoncelle cd Et’cetera KTC1779