Deze cd biedt studio-opnamen van april 2021 (Toch, Weill) en maart 2022 (Krenek) en een live-opname van maart 2017 (Bartók). De cd verschijnt als onderdeel van het programma gericht op het onderwerp “100 jaar omroep”, dat laat zien hoe vormend het geluid van deze eeuw was. In 1923, midden in sociale onrust, begon het tijdperk van de omroep. De voor dit nieuw medium gecomponeerde muziek weerspiegelde de tijd tussen moderniteit en traditie, revolutie en republiek, jazz en dansmuziek.
29 oktober 1923 – een datum doordrenkt van geschiedenis. Midden in een jaar van politieke en economische crisis werd het tijdperk van de openbare radio in Duitsland ingeluid met de eerste uitzending van de ‘Funkstunde Berlin’, vanaf de zolder (“Dachkammer”) (foto) van een kantoorgebouw aan de Potsdamer Platz. Radio bood geheel nieuwe mogelijkheden voor de productie en ontvangst van muziek. De op deze cd verzamelde componisten profiteerden niet alleen van deze ontwikkelinn, maar gaven er ook mede vorm aan.
De componist Ernst Toch uit Wenen ervoer het crisisjaar 1923 in Mannheim, waar op 19 november met groot succes, zijn ‘Danssuite’ voor fluit, klarinet, viool, altviool, contrabas en slagwerk in première ging. Gecomponeerd in opdracht van de expressieve danseres Frieda Ursula kon Toch zijn interesse in interdisciplinaire samenwerking en nieuwe uitdrukkingsvormen realiseren. Zijn virtuoos en fantasierijk gebruik van de instrumenten, was een van de fascinerende aspecten van de suite.
Ook de ‘Frauentanz’ voor sopraan, fluit, altviool, klarinet, hoorn en fagot op. 10 van Kurt Weill, gecomponeerd in de zomer van 1923, weerspiegelde de voor die tijd typische belangstelling voor kamermuziekbezettingen. Doorslaggevend was niet alleen een nieuw ideaal van klank en expressie, maar ook de ervaring dat in tijden van crisis, composities voor kleine bezettingen meer kans van slagen hadden. Weills liederencyclus kreeg al snel erkenning. Na de succesvolle première in Berlijn in februari 1924, werd het een paar maanden later gepubliceerd als het eerste werk van de jonge componist en was het tot 1927, zijn meest uitgevoerde werk.
De productieve Ernst Krenek vond impulsen voor zijn werk in Berlijn. Toen de crisis in de zomer van 1923, tot een hoogtepunt kwam, keerde hij terug naar Oostenrijk, waar hij in oktober zijn 3 a capella koren op. 22 op gedichten van Matthias Claudius componeerde. Krenek ontwierp deze volksliedachtige werken op teksten van een schrijver uit het tijdperk van Empfindsamkeit, als parabels, die kritisch reflecteerden en commentaar leverden op de toenmalige ervaringen en ontwikkelingen.
Voor het feestelijk concert ter ere van de 50ste verjaardag van de eenwording van de steden Boeda en Pest tot hoofdstad en residentiestad Boedapest, in de herfst van 1923, componeerde Bela Bartok zijn ‘Dans Suite’ voor orkest, een ‘nogal gevoelige kwestie’, zoals de componist in een privébericht zelf uitlegde. Zijn muziek dwarsboomde nl. op ingenieuze wijze de cultureel-politieke bedoelingen van zijn ‘ultrachristelijk-nationalistische’ opdrachtgevers. Na deze kamermuziekwerken sluit dit groot orkestwerk het programma van deze cd af.
De solisten zijn Korbinian Altenberger (viool), Benedict Hames (altviool), Natalie Schwaabe (fluit), Bettina Faiss (klarinet), Lukas Richter (contrabas), Guido Marggrander (percussie), Anna-Maria Palii (sopraan), Ursula Kepser (hoorn) en Jesús Villa Ordónez (fagot).
Tracklist:
Ernst Toch (1887-1964): Tanz-Suite für Flöte, Klarinette, Violine, Viola, Kontrabass und Schlagzeug, op. 30
Kurt Weill (1900-1950):Frauentanz Sieben Gedichte des Mittelalters für Sopran, Flöte, Viola, Klarinette, Horn und Fagott, op. 10
Ernst Krenek (1900-1991):Drei gemischte Chöre a cappella, op. 22
Béla Bartók (1881-1945):Tanz-Suite für Orchester, Sz 77
1923 Der wilde Sound der 20er Bartók Krenek Toch Weill Chor & Symphonieorchester des Bayerischen Rundfunks cd BR Klassik 900206