Deze opname in de prestigieuze reeks “New Series” is als het ware een samenvatting van de samenwerking van Thomas Zehetmair met de Royal Northern Sinfonia. Dit Brits kamerorkest is bekend om het brengen van meeslepende nieuwe muziek en voor inzichtelijke uitvoeringen van klassieke en moderne composities. Het programma op deze cd bevat de uitvoering van het Altvioolconcerto van Béla Bartók, Beethovens 5de Symfonie, en de première-opname van “That Subtle Knot”, geïnspireerd door poëzie van John Donne (1572-1631), van de Britse componist, John Casken. Dit werk werd in 2012-2013, speciaal gecomponeerd voor Zehetmair, zijn echtgenote, Ruth Killius, en de Northern Sinfonia.
In 1940, tijdens de Tweede Wereldoorlog, emigreerde Béla Bartók naar de VS, waar hij het aanvankelijk zeer moeilijk had. In 1943 ontving hij weliswaar een prestigieuze opdracht van het Boston Symphony Orchestra en in minder dan acht weken componeerde hij het Concerto voor orkest. Daarin werkte hij met contrasten tussen verschillende secties van het orkest, en de solistische behandeling van deze groeperingen was zijn reden om het werk een concerto te noemen in plaats van een symfonie. De première van het Concerto voor Orkest was op 1 december 1944, in de Symphony Hall in Boston. Daarna volgden nog vijf uitvoeringen in Boston en New York.
Op 30 december 1944 klonk het Concerto voor orkest voor de eerste keer op de Amerikaanse radio. De componist van het dwingend werk vol Centraal-Europese volksmelodieën, Noord-Afrikaanse ritmen, glinsterende harmonieën en een levendige en kleurrijke orkestratie, schreef: “De algemene stemming, met uitzondering van het schertsende tweede deel, is een geleidelijke overgang van de ernst van het eerste deel en de sombere dodenzang van het derde deel naar de levenskracht van de finale”.
In februari 1945, zeven maanden voor zijn overlijden, herwerkte Bartók de finale (vijfde beweging). De partituur werd dat jaar uitgeven door Boosey & Hawkes. De Bartóks verbleven in totaal drie zomers in Saranac Lake. Daar componeerde hij in een hut of componeerhuisje (cfr. Mahler in Steinbach am Attersee), zijn altvioolconcerto voor de waardevolle Amati-altviool van William Primrose (1903-1982), en het wondermooi, derde pianoconcerto voor Ditta. Van beide werken werd de instrumentatie voltooid door de Amerikaans-Hongaarse altist en componist Tibor Serly (1901-1978).
“The subtle Knot”, de titel van het werk van John Caske, komt uit John Donne’s gedicht, “The Ecstasy”. Dit heel bijzonder gedicht concentreert zich op twee geliefden die met hun handen verstrengeld aan een rivieroever zitten, “Onze oogstralen verdraaiden en vormden een draad/Onze ogen aan één dubbele draad”. Dit beeld leek voor John Casken perfect voor een dubbelconcerto voor altviool en viool.
“As our blood labours to beget
Spirits, as like souls as it can,
Because such fingers need to knit
That subtle knot which makes us man”
‘Metaphysical poets’ is de aanduiding voor een aantal Engelse dichters die hoofdzakelijk in de eerste helft en rond het midden van de 17de eeuw werkzaam waren. Er wordt gesproken van ‘de school van Donne’ (die men soms tegenover een meer op klassieke helderheid gerichte ‘school van Jonson’ stelde). De dichters vormden echter nooit bewust een school. Veeleer werden zij door latere critici, het eerst door Dr. Johnson, op grond van bepaalde kenmerken met elkaar in verband gebracht. Samuel Johnson bedacht de term ‘metaphysical poets’ in zijn biografie van Abraham Cowley, opgenomen in Lives of the Poets (1779). Eerder, in 1693, had Dryden al in afkeurende zin gesproken van ‘metafysica’ (in de zin van misplaatste spitsvondigheid en redeneerzucht) in het werk van Donne en Cowley. De ongunstige klank bleef bewaard in Johnsons etiket, men behield de gangbaar geworden benaming, maar gebruikte haar neutraal. Het jaar 1921, met publicaties van Grierson en T.S. Eliot over het onderwerp, was in dit opzicht een mijlpaal. John Donne schreef weliswaar geen gewone liefdesgedichten. Ongetwijfeld de eerste van de ‘metafysische dichters’, schreef Donne op een verfrissend directe en eerlijke manier over liefde. En toch, zoals ‘metafysisch’ suggereert, zat zijn poëzie ook vol met complexe en ingewikkelde beelden en analogieën. Deze paradox van Donne’s poëzie werd mooi geïllustreerd door zijn gedicht, ‘The Ecstasy’.
‘Cavalier poets’ daarentegen is de benaming voor een groep Engelse dichters, afkomstig uit de kringen die koning Karel I steunden in de periode voorafgaande aan en tijdens de Engelse Burgeroorlog. Veel van hen waren hovelingen. Zij onderscheidden zich in onderwerp en toonzetting t.o.v. van de ‘Metaphysical poets’, met John Donne als bekendste vertegenwoordiger. Waar de laatste groep vaak filosofische en religieuze thema’s koos, gebruikten de Cavaliers meest lichtvoetiger en wereldse onderwerpen, al zijn er in beide groepen uitzonderingen. Tot de bekendste vertegenwoordigers horen Ben Jonson, Robert Herrick, Richard Lovelace, Thomas Carew en John Suckling. Ook het vroege werk van de metafysische dichter Andrew Marvell wordt er soms toe gerekend. De term ‘cavalier’ werd trouwens als scheldnaam voor de royalisten geïntroduceerd door Karels tegenstanders in het parlement, maar werd vervolgens een geuzennaam.
John Casken (1949) werd geboren in Barnsley, West Riding of Yorkshire, Engeland. Toen hij in de jaren zestig op de Barnsley Grammar School zat, speelde zijn muziekleraar een opname van Bergs Vioolconcerto, wat een blijvende invloed op hem had. Hij studeerde compositie aan de Universiteit van Birmingham bij John Joubert en Peter Dickinson. Hij studeerde tussen 1971 en 1972 aan de Muziekacademie van Warschau bij Andrzej Dobrowolski, waar hij Witold Lutosławski ontmoette en bevriend raakte. Hij doceerde aan de universiteiten van Birmingham (vanaf 1973) en Durham (vanaf 1981), en tussen 1992 en 2008 was hij Professor of Music aan de Universiteit van Manchester. Casken’s studenten zijn o.a. Michael Alcorn, David Jennings en James MacMillan. Casken woont in Northumberland. Hij heeft het landschap erkend als een belangrijke invloed op zijn werk. Werken zoals de orkestrale Orion Over Farne (1984), het niet-begeleide koorwerk To Fields We Do Not Know (1985), (beschreven als “a Northumbrian elegy”), de orkestrale liederencyclus Still Mine (1992), het ensemblestuk Winter Reels (2010) en het koor Uncertain Sea (2014) lieten zich allemaal inspireren door Northumberland. Casken heeft ook twee opera’s gecomponeerd, Golem (1988), dat regelmatig nieuw leven is ingeblazen, en God’s Liar (2000), de laatste gebaseerd op Tolstojs novelle Father Sergius.
Zijn Celloconcerto uit 1991, werd geschreven voor Heinrich Schiff. Zijn Vioolconcerto ging in première op de Proms van 1995 met Dmitri Sitkovetsky als solist, en het Hoboconcerto Apollinaire’s Bird (geschreven voor Stéphane Rancourt) en Trombone Concerto Madonna of Silence (geschreven voor Katy Jones) gingen in première door het Hallé Orchestra in 2014 en 2019. Er is ook het Symphony Broken Consort (2004), uitgevoerd op de Proms 2004, en een Concerto for Orchestra (2007). Casken heeft veel kamermuziek geschreven, waaronder drie strijkkwartetten, de eerste in 1982. The Piano Trio (2003) gebruikt thema’s uit de opera God’s Liar als bronmateriaal. Hij schreef Rest-ringing, voor strijkkwartet en orkest voor het Lindsay Quartet in 2005. Recent werk heeft een hernieuwde belangstelling voor muziektheater getoond, met het melodrama Deadly Pleasures voor verteller en klein ensemble, gebaseerd op een gedicht van D.M. Thomas over het leven van Cleopatra, en een monodrama, Kokoschka’s Doll, ging in première op het Cheltenham Festival in 2017, over de relatie van Alma Mahler met de schilder Oskar Kokoschka.
De violist, Thomas Zehetmair, werd in 1961 geboren in Salzburg en studeerde aan het Salzburg Mozarteum, waar zijn beide ouders lesgaven. Zijn festivaldebuut was op 16-jarige leeftijd. Hij volgde masterclasses bij Nathan Milstein en Max Rostal en in 1994 vormde hij een strijkkwartet dat zijn naam draagt. Het Zehetmair Quartet voert alle werken volledig uit het hoofd uit en leert elk jaar één nieuw programma. Zehetmair heeft verschillende opnames gemaakt voor ECM, zowel als solist als met zijn kwartet. Hij ontwikkelde later een parallelle carrière in het dirigeren. In november 2001 werd hij benoemd tot muziekdirecteur en chef-dirigent van de Northern Sinfonia (nu de Royal Northern Sinfonia) en in 2010, werd hij artistiek partner van het Saint Paul Chamber Orchestra in Minnesota. In juni 2015 kondigde het Orchestre Musikkollegium Winterthur de benoeming aan van Zehetmair als zijn volgende chef-dirigent. In oktober 2017 kondigde het Stuttgart Chamber Orchestra de benoeming aan van Zehetmair als zijn volgende chef-dirigent, en in maart 2021, kondigde het Orchestre national d’Auvergne de benoeming aan van Zehetmair als zijn volgende chef-dirigent, met ingang van het seizoen 2021-2022, met een aanvankelijk contract van 3 jaar. Hij heeft eredoctoraten van de Muziekacademie Franz Liszt in Weimar en de Universiteit van Newcastle en in zijn dubbelrol als dirigent en violist heeft Zehetmair de Camerata Bern geleid in opnames van Schönberg, Veress en Bartók en het Orchestre de Chambre de Paris in uitvoeringen van muziek van Robert Schumann.
De Royal Northern Sinfonia, opgericht in 1958, heeft een reputatie opgebouwd als een van de leidende hedendaagse kamerorkesten. Thomas Zehetmair was van 2001 tot 2014, de artistiek leider, en is vandaag de dirigent-laureaat van het orkest.
Bartók Casken Beethoven Ruth Killius Thomas Zehetmair Royal Northern Sinfonia cd ECM New Series 2595/ 0289 4858391 1